U bent hier
Bouw- en sloopafval
Focus - Actualisering : januari 2014
Het bouw- en sloopafval maakt ongeveer 30% uit van alle afval (in ton per jaar) dat het Gewest voorbrengt. Het grootste deel van deze afvalberg wordt geproduceerd tijdens de werken; de resterende ongebruikte materialen zijn slechts een kleine fractie van het bouwafval. De aard van het geproduceerde afval hangt nauw samen met het soort werken of het type van gebouw. Het gaat vooral om inert afval. 75% tot 80% van het bouw- en sloopafval zou gerecycleerd worden, vooral als materiaal om op te vullen of op te hogen. Sinds 2009 werden verschillende studies uitgevoerd op vraag van LB, om een betere kijk te krijgen op de realiteit en de moeilijkheden waarmee de verschillende betrokken actoren kampen, zowel op de bouwplaats als bij de voorbereiding van de bouwwerken of de nabehandeling van het afval. Een aantal studies levert ook een prospectieve visie in termen van verbetering van dit type van afvalgegevens en de optimalisatie van de (vrijwillige en reglementaire) modaliteiten van afvalbeheer teneinde het sorteren (en dus de recyclage) te verhogen en de mogelijkheden voor het hergebruik van het bouw- en sloopafval.
Context
In termen van aantal ondernemingen en aantal werknemers behoort de bouwsector niet tot de belangrijke sectoren van het Gewest (zie context/sociaaleconomische ontwikkeling). Wanneer wij de gebouwde hoeveelheden (in m²) en het aantal nieuwe en gerenoveerde gebouwen herleiden in functie van de oppervlakte van elk gewest, dan blijkt de bouwsector een zeer intensieve activiteit te ontplooien in het Brusselse, wat een grote afvalproductie doet vermoeden. Dit is des te meer het geval omdat een groot deel van de werken betrekking heeft op renovatie, die een groot deel van het bouw- en sloopafval voortbrengt (CERAA-ROTOR, maart 2012, p. 11-14).
Het bouw- en sloopafval (BSA) is goed voor ongeveer 30% van alle afval (in ton per jaar) dat door het Gewest wordt gegenereerd. Het grootste deel van deze grote afvalberg van het Gewest wordt geproduceerd tijdens de werken (afbraak op de bouwwerf en resten van gebruikte materialen). Het overige afval komt overeen met ongebruikte nieuwe materialen, maar hiervan zijn de hoeveelheden doorgaans beperkt.
De aard van het geproduceerde afval hangt sterk af van de aard van de werken: afbraak, renovatie of nieuwbouw. Andere factoren die een rol spelen, zijn de geografische ligging, de ouderdom en het type van gebouw, de materialen waaruit het is opgebouwd (bv. al dan niet gevaarlijk), enz. Op basis van de bouwvergunningsaanvragen kunnen statistieken worden opgesteld, maar deze zijn onvoldoende nauwkeurig om de laatste twee factoren te weerspiegelen. De bouwvergunningsaanvragen verstrekken evenmin informatie over werven die neerkomen op een gedeeltelijke afbraak omdat daarvoor geen vergunning nodig is.
Vanuit ecologisch oogpunt geniet deconstructie de voorkeur boven afbraak, omdat dat in belangrijke mate hergebruik en recyclage van bouwmaterialen mogelijk maakt. Door de opmars van bepaalde bouwwijzen (gewapend beton, cement, nieuwe producten in de handel, … die deconstructie bemoeilijken) en door de huidige principes voor de exploitatie van bouwwerken (esthetische of functionele trends, bestemmingswijziging, financiële analyse, … waardoor afbraak of heropbouw te verkiezen valt boven renovatie) kunnen we een stijging van de hoeveelheden BSA verwachten.
Om de recyclage te bevorderen, zullen zowel de fabrikanten van materialen als de architecten en de ondernemers die een bouwplaats voorbereiden en concreet beheren zich de notie “design/construction for recycling” moeten eigen maken (bv. bepalingen in het bestek, gebruik van containers die beter aangepast zijn en meer flexibiliteit bieden). Dit houdt ook in dat de verantwoordelijkheid verschuift van de ondernemingen naar de bouwheer (bron: technisch rapport Voorbeeldgebouwen, februari 2011).
Samenstelling en hoeveelheid van het BSA (indicatieve gegevens)
We onderscheiden 3 klassen in het bouw- en sloopafval:
- het gevaarlijk afval (of afval van klasse 1) dat een specifiek gevaar inhoudt voor de mens en/of het milieu,
- het niet-gevaarlijk afval (afval van klasse 2; niet ingedeeld in de gevaarlijke of inerte categorieën), en
- het inert afval (of afval van klasse 3) dat geen enkele fysieke, chemische of biologische wijziging ondergaat die milieuvervuiling of schade aan de menselijke gezondheid tot gevolg kan hebben.
De “inerte” en “gemengde” fracties maken de meerderheid uit maar de ramingen van hun relatief belang lopen uiteen. In de tabel staan de ramingen van de studie CERAA-ROTOR die naar ons oordeel de meest betrouwbare gegevens opleverde. Hun ramingen zijn het resultaat van een beredeneerde en gedetailleerde combinatie van de officieel beschikbare gegevens en van extrapolaties van de praktijken op het terrein. Voor de berekening van de geproduceerde afvalhoeveelheden hebben zij de resultaten van twee benaderingen onderling gekruist. De eerste is gebaseerd op een raming van het aantal m² dat door de bouwsector werd gebouwd in het BHG (aan de hand van de statistieken van de bouwvergunning, het kadaster en de SITEX-database) en van de afvalproductieratio per m², berekend volgens verschillende methoden. De tweede benadering is gebaseerd op het afvalregister van Leefmilieu Brussel, een boekhouding van alle afvalstoffen in het BHG die in een sorteer- en groeperingscentrum terecht zijn gekomen of afgevoerd werden door grote sloopbedrijven. Om de statistieken aan te vullen, maakte de studie ook gebruik van enquêtes en de analyse van 42 werven. Deze werden geselecteerd op basis van hun representativiteit voor de bouw-, renovatie- en afbraakactiviteit, de al dan niet residentiële bestemming van de gebouwen en de ouderdom van de huizen en appartementen. De empirische werkmethode is zeker niet vrij van subjectiviteit. Anderzijds biedt ze het voordeel dat ze specifieke nieuwe informatie over de Brusselse omstandigheden oplevert die je niet vindt in de wetenschappelijke literatuur. Ze weerspiegelt eveneens de complexiteit van de situaties en de realiteit zoals de actoren op het terrein deze beleven.
Wat gebeurt er vandaag met het BSA van het Gewest
Preventie
De preventie van BSA bestaat vooral uit een wijziging van de bouwpraktijken en het gebruik van minder giftige en minder schadelijke producten. Preventie gebeurt dus vooral aan de toeleveringszijde, op het niveau van de bestekken. Volgens de studie CERAA-ROTOR (2012) komt dit aspect slechts beperkt aan bod in de clausules over ecologisch bouwen (die vooral betrekking hebben op energie). Er zijn echter uitzonderingen, zoals in het geval van de certificatie van gebouwen (BREEAM, VALIDEO) of de BATEX-voorbeeldgebouwen.
Inzameling
Het BSA wordt ingezameld via verschillende kanalen: de inzameling in gesorteerde stromen op de bouwplaats (door “selectieve deconstructie” of via verschillende containers), de gemengde afvalinzameling op de bouwplaats gevolgd door een afvalscheiding in een gespecialiseerd sorteercentrum en tenslotte de afvalinzameling door particulieren via de containerparken.
Voorbereiding op hergebruik
Iedereen lijkt het erover eens dat er een belangrijk, tot nog toe onbenut potentieel bestaat voor hergebruik/hertoepassing (cf. studies Opalis; studie ROTOR, mei 2012). Vandaag worden bepaalde fracties van het BSA gerecupereerd en in de hergebruikcircuits gebracht, maar vooral in een informeel kader. Er is geen echt circuit voor bevoorrading, behandeling en afvoer. Andere obstakels voor het hergebruik van materialen op bouwwerven zijn vooral het gebrek aan tijd en ruimte, de kostprijs, de noodzaak van opslag, de aantrekkelijkheid van het type van materiaal, …
Recyclage
Op Brusselse bouwplaatsen staan gewoonlijk twee containers: een voor inert afval en een voor gemengd afval. Metalen verdwijnen al snel uit het BSA-circuit. Indien containers met gemengd afval in een sorteercentrum worden gesorteerd, is dit doorgaans veel minder efficiënt dan sortering aan de bron. Bovendien brengt dit een risico van downcycling mee. Er werd ook vastgesteld dat er zich problemen voordoen met het beheren van gevaarlijk afval, en vooral van het kleinste chemisch afval (op minder dan de helft van de 40 bezochte bouwplaatsen wordt gevaarlijk afval gesorteerd). In de verschillende fasen van de werken treffen we nochtans kleine containers aan voor nagenoeg onvermengd afval, maar uiteindelijk belanden deze samen in een container met gemengd afval wegens plaats- of tijdgebrek maar ook om budgettaire redenen, vooral door de gemeentelijke heffingen op containers die op de openbare weg staan. Door bepaalde omstandigheden te verbeteren, kunnen deze afvalstromen dus zuiverder worden gehouden.
De studie CERAA-ROTOR toont aan dat het beheer van gevaarlijk afval niet altijd optimaal is, vooral in het geval van klein gevaarlijk afval (spuitbussen, lijmresten, gebruikte potten) of afval geproduceerd in kleine hoeveelheden. Ook asbest zorgt nog voor problemen (herkenning van het afval, maar ook naleving van de wet door de verschillende partijen).
Nuttige toepassing voor energie en eliminatie
Wanneer de container aankomt in het sorteercentrum, wordt het gemengd afval vaak gesorteerd. Bij een efficiënte sortering zou 1/3 van het inert afval en 1/3 van het houtafval kunnen gesorteerd worden, naast andere fracties die een veel kleinere massa vertegenwoordigen. De resterende afvalstroom wordt dan verbrand of gestort. Sinds de verhoging van de storttaksen, het verbod op het storten van bepaalde afvalstromen en de invoering van een voordelig fiscaal beleid voor nuttige energie-opwekking wordt een drastische vermindering van de af te voeren hoeveelheden vastgesteld.
De bouwsector zou vandaag ongeveer 650 000 ton afval per jaar produceren. De gesorteerde fracties (vooral inert afval, metalen en hout) zijn goed voor 75% tot 80% van de totale afvalberg. Dit is een vrij positief resultaat, maar tegelijk wordt jaarlijks nog 150 000 werfafval niet gesorteerd, wat een niet te verwaarlozen hoeveelheid is op schaal van het Gewest. Het MER van het Afvalplan raamt de hoeveelheid niet-huishoudelijk afval die in het BHG wordt geproduceerd op 1 750 000 ton, waarvan het gemengd afval dus 9% uitmaakt.
Kwantitatieve doelstellingen voor recyclage
Recyclage is niet mogelijk zonder grondige sortering. De Europese richtlijn legt voor 2020 een recyclagepercentage van 70% van het BSA op. Volgens de balans van het afvalplan 2003-2007 wordt 80% van het BSA al gerecycleerd. De recyclage waarmee in deze statistiek rekening wordt gehouden, steunt echter vooral op het gebruik van BSA als aanvullingsgrond, wat inhoudt dat het wordt vermalen tot korrels van verschillende diameter. Het vierde afvalplan beoogt de recyclage van 90% (in gewicht) van het BSA. Dit doel lijkt echter nog niet behaald volgens de ramingen van de studies (zie bovenstaande tabel).
Beperkingen van de gegevens die vandaag beschikbaar zijn
De ramingen van de studie die in deze focus in de kijker wordt gezet, zijn deels gebaseerd op de gegevens uit het afvalregister van Leefmilieu Brussel nadat deze anoniem werden gemaakt. Het register is bedoeld voor de individuele controle van ondernemingen en werd niet ontworpen voor statistische extrapolatie. De gegevens zijn bijgevolg niet perfect voor deze aanwending en kunnen onderschattingen bevatten.
Afvalstoffenplan
- Vierde afvalstoffenplan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (goedgekeurd op 11 maart 2010) : de voorschriften voor een geïntegreerde Ecoconstructie-benadering staan op de pagina's 39 tot 41
Rapport(en) van Leefmilieu Brussel
- Milieu-effectenrapport van het ontwerp van het 4de afvalstoffenplan, sept. 2008, 126 blz
- Région de Bruxelles-Capitale : Métiers en transition dans le secteur de la construction. Constats et compétences à acquérir par métier, juni 2010, 15 blz
- Tussentijdse evaluatie van het 4de afvalstoffenplan, sept. 2012, 29 blz en Bijlage bij het rapport
Infofiches
- Fiche 4.3 Voorbeeldgebouwen - Het beheer van bouwafval, 2011, 33 blz
- Inventaris afvalstoffen - Formulier, 2012, 5 blz
Studies in opdracht van Leefmilieu Brussel
- RDC-Environnement, feb. 2006. Estimation des quantités de déchets non ménagers générés et traités à Bruxelles, 72 blz
- CERAA, 2008. L’application des principes de la maison passive en RBC (enkel in het Frans) (.pdf)
- CERAA-ROTOR, mei 2012. Etude sur l’analyse du gisement, des flux et des pratiques de prévention et de gestion des déchets de construction et de démolition en RBC, 207 blz
- PWC, mei 2012. Analyse des emplois existants et potentiels dans le secteur des déchets en Région de Bruxelles-Capitale, 129 blz
- ROTOR, 2013. Project voor de activering van de hergebruiksstromen van bouwmaterialen in het BHG, 83 blz (=Opalis 1)
- ROTOR, 2012. Etude contenants : Encadrement technique pour l'élaboration d'un appel à projet sur la collecte des déchets sur les petits chantiers en région de Bruxelles-Capitale, 48 blz
- ROTOR, december 2013. Projet d’activation des filières de réemploi des matériaux de construction en région de Bruxelles-Capitale, 112 blz (=Opalis 2)
- Ressources-CCW-CCBC-CIFFUL, 2013. Développement d’une filière de réutilisation et de recyclage des matériaux de construction
Een selectie:
- Ordonnantie betreffende afvalstoffen van 14 juni 2012 (omzetting van de kaderrichtlijn afval 2008/98/EG)
- De registratie van ophalers en vervoerders van niet-gevaarlijke niet-huishoudelijke afvalstoffen : Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering (BBR) van 21 juni 2012
- Reglementering asbest
- De verplichte recyclage van welbepaald bouw- of sloopafval : BBR van 16 maart 1995