Afval en hulpbronnen: stand van zaken
- Afval
- Voeding
- Het milieu: stand van zaken
- Studie
- Recyclage
Inhoud
-
Stedelijk afval
-
De zero afval challenge
-
Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
-
Sociale economie in de afvalpreventie door hergebruik
-
Motivatie en gedrag van de Brusselaars op het vlak van hergebruik
-
Bouw- en sloopafval
-
Monitoring van de voornaamste stromen bedrijfsafval
-
Productie en beheer van het slib en de sedimenten
-
Lees verder
Het eerste afvalplan van het Gewest dateert reeds uit de prille beginjaren van Leefmilieu Brussel. Het afvalbeheer bepaalt namelijk mee het netheidsbeeld van de stad en de perceptie van de woonkwaliteit van de eigen omgeving. Bij de afvalproblematiek voelen de meeste inwoners zich betrokken omdat iedereen er op een dagdagelijkse basis aan participeert. Afval betekent niet alleen vervuiling, het vertegenwoordigt ook een enorm verlies aan hulpmiddelen in de vorm van grondstoffen en energie. De hoeveelheid gegenereerd afval kan dus ook gezien worden als een maat voor de efficiëntie waarmee de maatschappij op dat vlak functioneert en voor de duurzaamheid van zijn consumptie-en productiepatroon.
Er is ook een duidelijke accentverschuiving merkbaar: afval wordt steeds meer gezien als een bron van grondstoffen en inkomsten, en het afvalbeheer als een opportuniteit om lokale jobs te creëren binnen een stedelijke kringloopeconomie. In dit kader lijkt het mechanisme van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, dat van toepassing is op bepaalde afvalstromen, een bevoorrecht instrument te zijn om circulaire-economiemodellen in te voeren, voor zover het bedoeld is om deze producenten verantwoordelijk te maken voor de inzameling en verwerking van afval afkomstig van de producten die ze op de Belgische markt brengen.
Stedelijk afval
Indicator - Actualisering: mei 2023
Zo’n 638.949 ton stedelijk afval werd in 2020 geproduceerd in het Brussels Gewest. Daarvan werd 33,7% gerecycleerd of hergebruiktHet hergebruik bestaat uit het behoud van een voorwerp om het ongewijzigd opnieuw te gebruiken, eventueel na een voorbereiding voor hergebruik. Bijvoorbeeld: bakstenen worden afgebroken en hergebruikt voor een nieuwe muur nadat ze werden gereinigd en gecontroleerd.. Tegen 2025 zou dit 55% moeten zijn. Het merendeel van het stedelijk afval wordt echter nog verbrand met terugwinning van energie, al worden de selectief ingezamelde stromen voornamelijk wel gerecycleerd of voorbereid voor hergebruikHergebruik is het behouden van een object om het te hergebruiken zoals het is, eventueel na een voorbereidingsfase voor hergebruik. Voorbeeld: bakstenen worden ontmanteld en hergebruikt voor een nieuwe muur, na te zijn schoongemaakt en gecontroleerd.. In 2020 genereerde de gemiddelde Brusselaar 275 kg huishoudelijk afval, een hoeveelheid die de laatste jaren relatief stabiel is gebleven. Bovendien leerde de analyse van de witte zak ons dat deze nog voor bijna 2/3 uit recyclebaar materiaal bestaat, zoals bioafval, PMD, papier-karton etc. Beter sorteren, maar ook hergebruiken, composteren, repareren en vooral afval voorkomen is dus nodig als we deze resultaten willen verbeteren.
Productie van stedelijk afval
Stedelijk afval is de overkoepelende term die zowel het huishoudelijk afval bevat, dat voortkomt van de normale huishoudelijke activiteiten, als het afval uit andere bronnen indien dat afval in aard en samenstelling vergelijkbaar is met afval van huishoudens. Dit betreft zowel het niet gesorteerde restafvalAfval dat niet selectief wordt gesorteerd of rest na het verwijderen van recycleerbare stoffen en in de normale vuilniszak terechtkomt. (witte zak) als het selectief ingezamelde afval. Het gelijkgesteld afval is het afval van dezelfde aard en samenstelling als het huishoudelijk afval, maar is afkomstig uit andere bronnen zoals van professionelen (kantoren, scholen, besturen, kleine handelszaken, gemeenschappen, horecazaken, enz.), markten, openbare vuilnisbakken, het schoonvegen en reinigen van de straten, park- en tuinonderhoud en afval dat op de openbare weg werd achtergelaten. Bij het stedelijk afval horen niet het afval van industrie, landbouw, bosbouw, visserij, septische tanks en het riolerings- en zuiveringsstelsel, afgedankte voertuigen of bouw- en sloopafval.
In 2020 werd in het Brussels Gewest 638.949 ton stedelijk afval gegenereerd, waarvan ongeveer de helft door de huishoudens werd geproduceerd (335.412 ton). De andere helft (303.537 ton) betreft het gelijkgesteld afval.
Goed om te weten
Net Brussel haalt jaarlijks zo’n 73% van al het stedelijk afval op in Brussel. De overige 27% wordt ingezameld door private operatoren.
Productie van het stedelijk en het huishoudelijk afval in het Brussels Gewest
Bronnen: rapportage van diverse actoren voor afvalinzameling zoals Net Brussel, de sociale economie, UPV en buurtcomposten en Brudaweb.
Vanaf 2022 wordt het stedelijk afval gerapporteerd aan Europa volgens de nieuwe definitie (afval van referentiejaar 2020; zie definitie hierboven). Voordien werd alleen het huishoudelijk afval gerapporteerd. Door de methodologische wijziging vanaf het rapportagejaar 2020 in het berekenen van de hoeveelheden stedelijk, huishoudelijk en gelijkgesteld afval, kunnen de gegevens van voor en na de wijziging niet met elkaar kunnen worden vergeleken.
Door een wijziging in 2014 in de bepaling van de totale hoeveelheid huishoudelijk afval, kunnen de gegevens van voor en na de wijziging niet worden vergeleken en worden enkel die van na 2014 weergegeven.

Het verloop van de totale hoeveelheid huishoudelijk afval dat werd ingezameld in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is van 2014 tot 2019 relatief stabiel gebleven. De hoeveelheid huishoudelijk afval per inwoner kende een gelijklopende evolutie tijdens die periode (zie hieronder). We kunnen dus geen daling vaststellen in de hoeveelheid huishoudelijk afval opgehaald per inwoner over de laatste jaren, maar de totale hoeveelheid stijgt evenwel niet even sterk als de bevolkingstoename. In 2020 produceerde een gemiddelde Brusselaar 275 kg huishoudelijk afval (zie figuur hieronder).
Hoe wordt het huishoudelijk afval ingezameld?
In het Brussels Gewest zijn verschillende actoren verantwoordelijk voor de inzameling van het huishoudelijk afval:
- De publieke operator Net Brussel (Gewestelijk Agentschap voor Netheid of GAN) is verantwoordelijk voor de organisatie van de inzameling van huishoudelijk afval, wat hij doet door ophaalrondes aan huis, de gewestelijke containerparken, de glasbollen of de inzamelpunten voor chemisch afval (Proxy Chimik);
- de gemeenten (via de gemeentelijke containerparken);
- de ondernemingen van de sociale economie (voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA), groot huisvuil, textiel, ...);
- de systemen voor verplichte terugname (Recupel, Bebat, Valorfrit, RecyTyre…) in het kader van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV);
- de wijkcomposten.
Evolutie van het huishoudelijk afval per inwoner in het Brussels Gewest
Bronnen: rapportage van diverse actoren voor afvalinzameling zoals Net Brussel, de sociale economie, UPV en buurtcomposten en Brudaweb.
Door een methodologische wijziging vanaf het rapportagejaar 2020 in het berekenen van de hoeveelheden stedelijk, huishoudelijk en gelijkgesteld afval, kunnen de gegevens van voor en na de wijziging niet met elkaar kunnen worden vergeleken. De gegevens vanaf 2020 mogen daarom ook niet worden geëvalueerd ten opzichte van de doelstellingen van het Hulpbronnen- en afvalbeheerplan die werden opgesteld voor de herziening van de berekeningswijze.
Door een wijziging in 2014 in de bepaling van de totale hoeveelheid huishoudelijk afval kunnen de gegevens van voor en na de wijziging niet worden vergeleken en worden enkel die van na 2014 weergegeven.

Volgens schattingen zou een derde van de hoeveelheid huishoudelijk afval dat wordt ingezameld door Net Brussel van professionals afkomstig zijn. Van het restafvalAfval dat niet selectief wordt gesorteerd of rest na het verwijderen van recycleerbare stoffen en in de normale vuilniszak terechtkomt. dat in 2019 aan huis werd opgehaald zou 29% niet door huishoudens worden geproduceerd. Het aandeel gelijkgesteld afval in het PMD en papier-karton wordt geschat op een gemiddelde van respectievelijk 22% en 28% over de periode 2016-2019 (BISA, 2020).
Waar komt dat aandeel gelijkgesteld afval vandaan en hoe wordt het bepaald?
Inzamelaars zijn sinds 2018 verplicht hun opgehaalde hoeveelheden afvalstoffen te rapporteren via het webplatform Brudaweb. Hierdoor hebben we een goed beeld van de hoeveelheid afval die door private organisaties wordt ingezameld.
Het huishoudelijk afval dat wordt ingezameld bevat echter vaak een aandeel aan gelijkgesteld afval. Ondanks de wettelijke verplichting om hun afval te sorteren en een commercieel contract te sluiten met een erkende afvalinzamelaar (een private, zoals Renewi, Sita,… of een publieke, zoals Net Brussel) maken sommige professionals gebruik van de inzamelingen van huishoudelijk afval om zich goedkoop van hun afval te ontdoen.
Daarom voert Net Brussel jaarlijks een steekproef uit om de aandelen van het huishoudelijk en het gelijkgesteld afval in het aan huis opgehaalde afval te bepalen. De steekproef bestaat uit een weging van het opgehaalde afval bij 5000 voorbeeldgezinnen die representatief zijn voor de Brusselse bevolking. De gewogen hoeveelheid wordt dan geëxtrapoleerd naar het hele Gewest om jaarlijks de afvalproductie door de huishoudens (het huishoudelijke afval) te schatten. Het verschil tussen deze hoeveelheid en de totale hoeveelheid die wordt opgehaald door Net Brussel wordt toegeschreven aan het gelijkgestelde afval. Deze studie wordt toegepast op het restafvalAfval dat niet selectief wordt gesorteerd of rest na het verwijderen van recycleerbare stoffen en in de normale vuilniszak terechtkomt. (witte zak), de PMD (blauwe zak) en het papier-karton (gele zak). Omdat de resultaten voor PMD en papier-karton sterker schommelen van jaar tot jaar dan voor het restafval, wordt het aandeel van het gelijkgesteld afval in deze stromen berekend als het voortschrijdend gemiddelde over 4 jaar. De studie werd niet uitgevoerd in 2020 en 2021 omwille van de coronacrisis. Berekeningen voor deze jaren worden gebaseerd op de percentages van de steekproef in 2019. (BISA, 2020)
Verwerking van het stedelijk afval
De Europese doelstellingen inzake recyclingElke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal. en voorbereiding voor hergebruikHergebruik is het behouden van een object om het te hergebruiken zoals het is, eventueel na een voorbereidingsfase voor hergebruik. Voorbeeld: bakstenen worden ontmanteld en hergebruikt voor een nieuwe muur, na te zijn schoongemaakt en gecontroleerd. werden opgenomen in het Brusselse Hulpbronnen –en Afvalbeheerplan (.pdf) en houden in om tegen 2025 55% van het gewicht van het stedelijk afval te recycleren of hergebruiken (referentiejaar 2024). Tegen 2030 en 2035 zou dit respectievelijk 60% en 65% moeten bereiken. Tegen 2020 diende dit 50% te zijn voor het huishoudelijk afval.
Vanaf 2026 (referentiejaar 2025) zijn de Europese lidstaten verplicht om dezelfde berekeningsmethode te gebruiken om het hergebruik- en recyclingpercentage te berekenen: de hoeveelheid stedelijk afval die wordt gewogen aan de uitgang van sorteercentra of aan de ingang van de eindinstallatie voor recycling. Tot 2025 hebben de lidstaten nog de keuze tussen de nieuwe berekeningsmethode of de methode die ze hiervoor hanteerden om het recyclingpercentage te bepalen.
In België wordt de nieuwe berekeningsmethode toegepast vanaf het rapportagejaar 2020. Voordien werd enkel het huishoudelijke afval in beschouwing genomen en werd al het selectief ingezamelde afval meegeteld, niet het afval dat daadwerkelijk gerecycleerd of voorbereid wordt voor hergebruik. Door de methodologische wijziging kunnen bovenstaande gegevens niet worden vergeleken met deze van voor de wijziging en worden enkel deze vanaf 2020 weergegeven.
In 2020 werd in Brussel 3.384 ton stedelijk afval voorbereid voor hergebruik (0,5%) en 211.744 ton gerecycleerd (33,1%; zie onderstaande figuur), samen goed voor 215.128 ton. Het hergebruik- en recyclingpercentage bedroeg daarom 33,7% voor stedelijk afval.
Het merendeel van het stedelijk afval uit het Brussels Gewest wordt echter nog steeds verbrand met terugwinning van energie (421.713 ton of 66% in 2020). Een relatief klein deel wordt verbrand zonder energieterugwinning (849 ton of 0,1%), gestort (1.213 ton of 0,2%) of op een andere manier verwerkt (27 ton, zie hieronder).
Verwerking van het stedelijk afval in 2020
Bronnen: rapportage van diverse actoren voor afvalinzameling zoals Net Brussel, de sociale economie, UPV en buurtcomposten en Brudaweb.

Goed om te weten
In het Brussels Gewest zijn de installaties voor afvalverwerking en energieproductie (o.a. door de afvalverbrandingsoven van Neder-Over-Heembeek) één van de bronnen van buitenluchtverontreiniging (zie indicator ‘Emissies van fijne deeltjes’).
De stromen van het stedelijk afval en de verwerking ervan
In totaal werd in 2020 242.676 ton stedelijk afval selectief ingezameld. Van 2014 tot 2019 was de hoeveelheid huishoudelijk afval dat selectief werd ingezameld min of meer stabiel gebleven.
Meer dan de helft (58%) van het stedelijk afval bestaat uit gemengd afval (restafvalAfval dat niet selectief wordt gesorteerd of rest na het verwijderen van recycleerbare stoffen en in de normale vuilniszak terechtkomt., marktafval en het residu na het scheiden van het PMD afval), dat wordt verbrand met terugwinning van energie. Daarnaast zijn de voornaamste stromen papier en karton (12%), grof huisvuil (7%), bioafval (6%) en glas (6%). Het overige afval dat bestaat uit chemisch afval, afval van het kuisen van de straten, medicamenten en verpakkingen die gevaarlijke stoffen bevatten, vertegenwoordigt 6% van het stedelijk afval. Slechts een klein deel van deze stroom wordt gerecycleerd of hergebruiktHet hergebruik bestaat uit het behoud van een voorwerp om het ongewijzigd opnieuw te gebruiken, eventueel na een voorbereiding voor hergebruik. Bijvoorbeeld: bakstenen worden afgebroken en hergebruikt voor een nieuwe muur nadat ze werden gereinigd en gecontroleerd.. We zien dat de overige selectief ingezamelde stromen voornamelijk worden gerecycleerd of voorbereid op hergebruikHergebruik is het behouden van een object om het te hergebruiken zoals het is, eventueel na een voorbereidingsfase voor hergebruik. Voorbeeld: bakstenen worden ontmanteld en hergebruikt voor een nieuwe muur, na te zijn schoongemaakt en gecontroleerd..
Zoals hierboven aangetoond wordt momenteel slechts 1% van het stedelijk afval voorbereid voor hergebruik. De stromen die worden voorbereid voor hergebruik zijn textiel (2.445 ton), afgedankte elektronische apparatuur (247 ton), grof huisvuil (692 ton) en chemisch afval (0,5 ton, valt onder overige). Een deel van de afgedankte elektronische apparatuur (AEEA) wordt op een andere manier verwerkt: na ontmanteling krijgen materialen hun eigen toepassing.
Een klein deel van het Brusselse afval wordt nog verbrand zonder energieterugwinning (AEEA en grof huisvuil) of gestort (batterijen, AEEA en grof huisvuil). Dit gebeurd echter niet meer op het Brusselse grondgebied maar buiten het Gewest. De hoeveelheden die hieronder worden weergegeven, betreffen dus deze van het afval dat in Brussel wordt ingezameld, maar niet noodzakelijk binnen het Gewest worden behandeld.
Verwerking en procentuele productie per stroom van het stedelijk afval
Bronnen: rapportage van diverse actoren voor afvalinzameling zoals Net Brussel, de sociale economie, UPV en buurtcomposten.
AEEA = afgedankte elektronische apparatuur
Overige = chemisch afval, afval van het reinigen van de straten, medicamenten, verpakkingen die gevaarlijke stoffen bevatten
Gemengd afval = restafval, PMD-residu en marktafval
De gerecupereerde metalen na verbranding worden niet apart ingezameld maar zijn afkomstig van de behandeling van andere stromen, zoals na de verbranding van ‘gemengd afval’. Omdat ze worden beschouwd als gerecycleerde afvalstoffen wordt hun gewicht afgetrokken van de totale hoeveelheid verbrand afval met energierecuperatie. Bijgevolg worden ze ook niet weergegeven in de rechtse grafiek.

Waar is er nog ruimte voor verbetering?
Op vlak van sortering en selectieve inzameling van het huishoudelijke afval is er nog steeds veel potentieel tot verbetering voor verschillende stromen. Zo zou de witte zak van het huishoudelijk afval bijvoorbeeld nog 65% aan recyclebare materialenstromen bevatten (in gewicht), zoals plastics, textiel, glas, metaal, papier-karton, maar voornamelijk bioafval (zo’n 40%). Vanaf 2023 werd daarom de sorteringsplicht voor voedings- en groenafval ingevoerd voor huishoudens en bedrijven. Ook composteren wordt extra aangemoedigd, onder andere door middel van 200 nieuwe wijkcomposten. Daarnaast werd het gamma van verpakkingen die in de blauwe zak mogen in 2021 uitgebreid zodat deze nu (bijna) alle plastic verpakkingen aanvaardt. Door het uitbreiden en vereenvoudigen van het gamma aanvaarde PMD-verpakkingen hoopt men het recyclingpercentage van het plastic verpakkingsafval te verhogen, een groep die nog 10% van de witte zak uitmaakt.
Inhoud witte zak
Bron: Leefmilieu Brussel, departement Afval

Lees de transcriptietekst
De witte zak, bestemd voor het restafval van de Brusselse huishoudens, zou nog zo’n 65% aan recycleerbare materialenstromen bevatten. In gewichtsprocent bevat de zak gemiddeld 40% bioafval, 10% plastics, 10% aan glas, textiel en metaal, 5% aan papier en karton en 35% aan andere niet-recycleerbare materialen.
Samen met andere maatregelen -zoals de invoer van verplichte aparte inzameling van textiel en matrassen- en vormen van ondersteuning, hoopt men zo de recyclageRecyclage is de vernietiging van afval om nieuwe materialen te produceren. Voorbeeld: inert afval wordt vermalen om granulaten te produceren die in wegfunderingen worden gebruikt en de voorbereiding voor hergebruikHergebruik is het behouden van een object om het te hergebruiken zoals het is, eventueel na een voorbereidingsfase voor hergebruik. Voorbeeld: bakstenen worden ontmanteld en hergebruikt voor een nieuwe muur, na te zijn schoongemaakt en gecontroleerd. van huishoudelijk afval op te schroeven.
Naast beter sorteren en recycleren is er ook nog veel ruimte tot verbetering op vlak van afvalpreventie. De Zero Waste Challenge bijvoorbeeld, leerde ons dat het mogelijk is voor huishoudens om tot 5 maal minder restafvalAfval dat niet selectief wordt gesorteerd of rest na het verwijderen van recycleerbare stoffen en in de normale vuilniszak terechtkomt. te produceren dan de gemiddelde Brusselaar door beter te sorteren om hun restafvalzak te doen slinken, maar ook door het toepassen hergebruik, reparatie, composteren, bewust te consumeren…
Een verminderde hoeveelheid restafval betekent dus dat minder afval dat naar de verbrandingsoven moet. Op termijn zou dit zelfs kunnen leiden tot sluiting van één van de Brusselse verbrandingsovens, wat dan weer een positief effect zou kunnen hebben op onze luchtkwaliteit.
Om te downloaden
Methodologische fiche
- Indicator: Stedelijk afval
Tabel met de gegevens
- Stedelijk afval (.xls)
Factsheets
- Nr. 56 “Afvalpreventie door hergebruik” (.pdf)
- Nr. 57 “Politiek en wetgevend kader, actoren en infrastructuren van het hulpbronnen- en afvalbeheer” (.pdf)
- Nr. 3 “Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid” (.pdf)
- Thema Lucht Nr. 43 “Balans van de emissies van atmosferische polluenten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest” (.pdf)
Fiches van de Staat van het Leefmilieu
- Verslag over de staat van het Leefmilieu (editie 2020) (.pdf)
Andere publicaties van Leefmilieu Brussel
- Infofiche afval, 2017. “Besluit betreffende het beheer van afvalstoffen “Brudalex” (.pdf)
- Infofiche, “Afval in het BHG - Kerncijfers, 2020” (.pdf)
- Hulpbronnen- en afvalbeheerplan: Tussentijds activiteitenrapport, 2021 (.pdf)
Studies en rapporten
- SONECOM, 2019. “Baromètre des déchets 2019”. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. (enkel in het Frans) (.pdf)
Plannen en programma’s
- Hulpbronnen –en afvalbeheerplan van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2018 (.pdf)
- Gewestelijk programma voor circulaire economie 2016-2020, 2016 (.pdf)
- Een nieuw actieplan voor een circulaire economie Voor een schoner en concurrerender Europa, Europese Commissie, 2020 (.html)
- Stappenplan voor hergebruik – prioriteiten voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot 2025, 2022 (.pdf)
Besluiten en Ordonnanties
- Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2012. “Ordonnantie betreffende afvalstoffen van 14 juni 2012”, Belgisch Staatsblad, p. 35675-35701.
- Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2017. “Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het beheer van afvalstoffen – 1 december 2016”, Belgisch Staatsblad, p. 1806-1914.
- Europese Unie, 2010. “Verordening (EU) nr. 849/2010 van de Commissie van 27 september 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr.2150/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2002 betreffende afvalstoffenstatistieken”, Publicatieblad van de Europese Unie, L 253 van 28/9/2010, p. 2-41.
- Europese Unie, 2011. “Besluit van de Commissie van 18 november 2011 tot vaststelling van voorschriften en berekeningsmethoden ter controle van de naleving van de bij artikel 11, lid 2, van Richtlijn vastgestelde doelstellingen”, Publicatieblad van de Europese Unie, L 310 van 25/11/2011, p. 11-16.
- Europese Unie, 2018. “Richtlijn (EU) 2018/851 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen”, Publicatieblad van de Europose Unie, L 150 van 14/6/2018, p. 109–140.
- Europese Unie, 2018. “Richtlijn (EU) 2018/852 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval”, Publicatieblad van de Europose Unie L150 van 14/06/2018, pp. 141-154.
Nuttige links
- Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA) – Thema “Bevolking”
- Fost Plus
- Statbel – Thema “Bevolking ”
- Net.Brussels
- Brussel-Energie
- Be circular – rubriek “sociale economie”
- Leefmilieu Brussel – Thema “Zero Afval”
- Leefmilieu Brussel – Hulpbronnen- en Afvalbeheerplan (HABP)
De zero afval challenge
Focus - Actualisering: januari 2023
Tijdens de zero afvalHet begrip “zero afval” verwijst naar een idee, een manier van leven en een maatschappelijke beweging. De idee, die door enkele pioniers geopperd wordt, is om te gaan naar burgers, gezinnen, organisaties of ook industriële processen die functioneren zonder daarbij afval te produceren, en als logische aanvulling ook door minder hulpbronnen te verbruiken. Hoewel het bereiken van nul afval waarschijnlijk onmogelijk is, zegt de radicale uitdrukking van dit begrip iets over de ambitie die erachter zit: alle facetten van hoe iets functioneert, moeten opnieuw geëvalueerd worden met als doel een drastische vermindering van de productie van afvalstoffen.” challenge in 2021 slaagden de deelnemers er in om hun restafvalAfval dat niet selectief wordt gesorteerd of rest na het verwijderen van recycleerbare stoffen en in de normale vuilniszak terechtkomt. te doen slinken tot een 5e van wat de gemiddelde Brusselaar produceert. Ook de hoeveelheid recycleerbaar afval (PMD en papier-karton), konden de challengers reduceren. De zero afval challenge toont dus aan dat er nog heel wat potentieel is voor afvalvermindering. Niet alleen door beter te sorteren om de restafvalzak te doen slinken, maar voornamelijk door bewuster te consumeren en het toepassen van andere zero-waste praktijken zoals drinken van kraantjeswater, kopen in bulk, hergebruikHergebruik is het behouden van een object om het te hergebruiken zoals het is, eventueel na een voorbereidingsfase voor hergebruik. Voorbeeld: bakstenen worden ontmanteld en hergebruikt voor een nieuwe muur, na te zijn schoongemaakt en gecontroleerd., DIY, reparatie, composteren… kan afval worden voorkomen!
Wat is zero afval, en waarom?
Zero afval of zero waste is een idee, een manier van leven en een maatschappelijke beweging waarbij geen afval wordt geproduceerd en met behoud van alle hulpbronnen. Aangezien het bereiken van zero afval waarschijnlijk niet mogelijk is, wordt hiermee ook bedoeld om te streven naar minder afval door middel van een verantwoorde productie en consumptie, hergebruik en recyclageRecyclage is de vernietiging van afval om nieuwe materialen te produceren. Voorbeeld: inert afval wordt vermalen om granulaten te produceren die in wegfunderingen worden gebruikt van producten, verpakkingen en materialen zodat minder hulpbronnen worden verbruikt en er geen schadelijke uitstoot van afval meer is.
Een verminderde afvalproductie is namelijk noodzakelijk om de klimaatveranderingen tegen te gaan en voor vermindering van de druk op het (leef)milieu. De fabricatie en distributie van een product, zowel als de verwerking op het einde van zijn levensduur, verbruiken steeds schaarser wordende hulpbronnen zoals grondstoffen, water, energie, brandstoffen etc., gaan gepaard met uitstoot van broeikasgassenGas dat een gedeelte van de zonnestralen absorbeert en herverdeelt onder de vorm van stralingen, die andere gasmoleculen ontmoeten en zodoende het proces herhalen en het broeikaseffect veroorzaken, met een warmteverhoging als gevolg. De belangrijkste broeikasgassen waarvan de oorsprong voornamelijk met menselijke activiteiten verband houden zijn kooldioxide (CO2), methaan (CH4) en troposferisch ozon (O3). en andere afval- en nevenproducten en dragen bij tot de verontreiniging van onder andere de lucht, de bodem en het grondwater. De winning en verwerking van hulpbronnen is namelijk verantwoordelijk voor ongeveer de helft van de totale wereldwijde uitstoot van broeikasgassen en voor meer dan 90 % van de effecten op land en water (verlies van biodiversiteitDe diversiteit aan levende soorten die zich kunnen in stand houden en die zich zonder externe hulp kunnen voortplanten (fauna en flora). en waterstressWaterstress is een kritieke situatie die ontstaat wanneer de beschikbare watervoorraden kleiner zijn dan de vraag naar water.) (UN Environment, International Resource Panel, Global Resource Outlook, 2019).
Heel wat soorten afval kunnen reeds gerecycleerd wordenDe recyclage bestaat uit de afbraak van de afvalstof om nieuwe materialen te produceren. Bijvoorbeeld: inert afval wordt vermalen om aggregaten te produceren die worden gebruikt in wegfundering., maar inzameling, ophaling, sortering en recyclage vragen ook energie, water en andere hulpbronnen, zorgen voor uitstoot, hebben een financiële kostprijs, en er is bijna altijd materiaalverlies. Ook al is recycleren beter dan afval te verbranden met energieterugwinning -wat momenteel het geval is voor ons restafval- moeten we dus voorrang geven aan afvalpreventie.
Afval verminderen begint dus bij de bron: door bewuster en minder te consumeren. Ook door voorwerpen maximaal te hergebruiken en te upcyclen door bijvoorbeeld tweedehandsBeginsel volgens welk goederen in goede staat en waarvan de eerste eigenaar zich wenst te ontdoen, worden gegeven, verkocht, gekregen, aangekocht of geruild zodat ze geen afval worden. te kopen, te lenen, delen, huren of herstellen verlengen we de levensuur van een product en vermijden we de nood aan de productie van nieuwe producten.
We moeten daarom afstappen van een lineair consumptiemodel van “produceren-consumeren-weggooien” en evolueren naar een circulaire economieDe circulaire economie is een productie- en consumptiemodel dat bestaat uit het zo lang mogelijk delen, hergebruiken, repareren, renoveren en recycleren van bestaande producten en materialen, zodat ze hun waarde behouden.. Dat is een economisch model waarin de hulpbronnen in een kringloop worden gebracht om hun waarde zo lang mogelijk te bewaren. Elk product wordt zo ontworpen dat het zo veel mogelijk kan worden (her)gebruikt, hersteld en optimaal kan worden gerecycleerd. Afval wordt dus ook gezien als een hulpbron zodat men uiteindelijk streeft naar zero afval.
Door de Europese kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen word daarom een hierarchie opgelegd voor het beheer van afval, waarbij voorrang wordt gegeven aan deze met de minste impact: preventie, hergebruik, recyclage, nuttige toepassingGenerische term die de processen en gedragingen omvat betreffende materiaal- en organische recycling en energievalorisatie van afval, alsook hergebruik en regeneratie. zoals verbranden met energieterugwinning en verbranden of storten. Aan de lidstaten worden regels opgelegd inzake afvalpreventie en ze moeten maatregelen nemen met betrekking tot afvalproductie.
De zero afval challenge
Tijdens de challenges werd nagegaan in hoeverre het mogelijk is voor Brusselaars om hun afval te beperken. In 2021 werd de derde editie van de zero afval challenge georganiseerd door Leefmilieu Brussel waarin Brusselse gezinnen of teams zich gedurende een periode van 9 maanden engageerden om, ondanks de moeilijkheden van de Covid-lockdown hun afvalproductie zo veel mogelijk te verminderen. Vorige edities vonden plaats in 2019 en 2020. Initieel werd enkel gefocust op het restafval, maar sinds de derde editie werd ook het PMD en papier-karton onder de loep genomen. Want, zoals hierboven gezegd, naast beter sorteren om de restafvalzak te doen slinken, is voornamelijk preventie van (alle soorten) afval van belang!
Goed om te weten
De gemiddelde Brusselaar produceerde in 2020 282,2 kg huishoudelijk afval, waarvan zo’n 170 kg restafval. Dat is het afval dat niet selectief word ingezameld en dus niet kan worden gerecycleerd of hergebruikt en bijgevolg naar de verbrandingsoven wordt gestuurd. Het geproduceerde restafval (de witte zak) zou echter nog 65% aan recycleerbare materialen bevatten, en kan dus nog sterk worden verminderd als we beter gaan sorteren (zie indicator Afval voorbereid voor hergebruik en recyclage).
Tijdens de eerste editie werden 50 teams geselecteerd. In totaal namen 152 personen deel. Bij de tweede editie gingen 201 geselecteerde teams (491 personen) de uitdaging aan en gedurende de laatste editie 154 teams (of 366 personen). Om aan te tonen dat het iedereen kan lukken om te leven met minder afval, werden Brusselse huishoudens met uiteenlopende profielen geselecteerd zodoende dat ze een goede representatie vormen van de Brusselse bevolking: verschillende leeftijdscategorieën, diverse gezinssituaties of samenstellingen van de teams en aantal personen per gezin of team (alleenstaanden, eenoudergezinnen, gezinnen met kinderen, koppels, samenhuurders, teams van collega’s of vrienden, buren etc.), diverse woningtypes, geografische spreiding in het Gewest, etc.
Workshops, evenementen, bezoeken aan afvalgerelateerde instellingen en ontmoetingsmomenten werden georganiseerd ter ondersteuning en begeleiding van de challengers. Daar konden ze bijleren over bijvoorbeeld composteren, zelf producten maken, upcyclen, voedselverspilling bestrijden, enz. maar ook hun ervaringen delen, tips uitwisselen, moeilijkheden bespreken en oplossingen zoeken. Op de website van Leefmilieu Brussel staan eveneens tal van praktische tips, nuttige adressen etc.
Om de vooruitgang van de deelnemers te bepalen werd aan het begin en het einde van de challenge van elk team de hoeveelheid huishoudelijk afval bepaald. Gedurende een maand vóór de challenge en tijdens de laatste maand moesten deelnemers hun afval wegen. Bij de twee laatste edities werd de hoeveelheid geproduceerd afval gedurende de uitdaging niet wekelijks opgevolgd. Tijdens de eerste editie werd echter wel gevraagd aan de teams om wekelijks hun afval te wegen, wat voor velen te veeleisend was en waardoor veel teams sneller afhaakten (zie verder). Tijdens de laatste editie werd zowel de witte zak (restafvalAfval dat niet selectief wordt gesorteerd of rest na het verwijderen van recycleerbare stoffen en in de normale vuilniszak terechtkomt.) als de blauwe (PMD) en optioneel de gele (papier-karton) gemonitord.
Eveneens was deze uitdaging ideaal om de ervaringen en visies van de deelnemende teams te bundelen en te verwerken, om na te gaan wat de grootste valkuilen en moeilijkheden zijn bij het verminderen van afval.
Om de gewoonten van de deelnemers te meten werd een enquête gebruikt die 31 zero waste-gedragingen evalueert. Concreet werd per actie die als zero afvalHet begrip “zero afval” verwijst naar een idee, een manier van leven en een maatschappelijke beweging. De idee, die door enkele pioniers geopperd wordt, is om te gaan naar burgers, gezinnen, organisaties of ook industriële processen die functioneren zonder daarbij afval te produceren, en als logische aanvulling ook door minder hulpbronnen te verbruiken. Hoewel het bereiken van nul afval waarschijnlijk onmogelijk is, zegt de radicale uitdrukking van dit begrip iets over de ambitie die erachter zit: alle facetten van hoe iets functioneert, moeten opnieuw geëvalueerd worden met als doel een drastische vermindering van de productie van afvalstoffen.” wordt beschouwd, nagegaan hoe vaak men deze toepast in het dagelijkse leven en in hoeverre deze als ‘de moeite waard’ wordt beschouwd. Voor de derde editie werd gevraagd aan de participanten om de enquête aan het begin en het einde van de derde uitdaging in de vullen. Bij de tweede editie werden de participanten halfweg de challenge bevraagd. De enquête is een lijst vragen die werd gebruikt in 2019 tijdens een onderzoek naar de zero waste gewoonten van de Brusselse huishoudens (SONECOM, 2019 (.pdf)). Op het einde van de eerste editie werden 20 teams telefonisch bevraagd om hun ervaring en gewoonten te evalueren.

Lees de transcriptietekst
Tabel 1: Samenvatting van de challenge
Tijdens de eerste challenge werd het afval wekelijks gewogen. Tijdens de tweede en de derde editie werd telkens een maand voor de challenge en op het einde van de challenge het afval gewogen. De eerste challenge duurde 4 maanden, de tweede en de derde 9 maanden. Tijdens de eerste editie namen 50 huishoudens of teams deel, of 152 personen, tijdens de tweede editie 201 teams of 491 personen, en tijdens de derde 154 teams of 366 personen. Op het einde van elke challenge waren bruikbare weeggevens afkomtig van respectievelijk 27, 44 en 62 teams of huishoudens.
Resultaten van de challenge: Kwantitatief
De weging aan het begin van de 3e challenge toonde aan dat elke deelnemer gemiddeld 48 kg restafvalAfval dat niet selectief wordt gesorteerd of rest na het verwijderen van recycleerbare stoffen en in de normale vuilniszak terechtkomt. produceerde per jaar. Op het einde was dit gezakt naar 35 kg restafval per persoon per jaar. Dat is een vermindering van ongeveer 27% in 9 maanden. Tijdens de vorige edities slaagden de deelnemers er eveneens in om hun restafval sterk te doen afnemen. In 2020 ging het gemiddelde gewicht aan restafval van 63 kg per deelnemer per jaar naar 43 kg, een vermindering met 32% over een periode van 9 maanden. De challengers van de eerste editie konden hun afval terugbrengen van 61 kg naar 43 kg per jaar (-30%) in ongeveer 4 maanden tijd.
Tijdens de derde editie had twee derde van de respondenten hun afval verminderd waarvan de helft hun afval zelfs halveerden. Een derde produceerde echter meer afval op het einde van de challenge, maar het merendeel van hen bleef nog steeds onder de 35 kg per inwoner per jaar. Gelijkaardige resultaten werden vastgesteld bij de voorgaande challenge in 2020. Oorzaken van de toename in afvalproductie tijdens de challenge waren opruimen, verhuizen, de komst van een baby of een nieuw huisdier, delen van een flat of reeds een zeer lage afvalhoeveelheid bij de start van de challenge.
Vergelijking productie huishoudelijk restafval: gemiddelde deelnemer aan het begin en einde van de zero afval challenge vs. de gemiddelde Brusselaar.
Bron: Leefmilieu Brussel, Departement Afval
De gemiddelde hoeveelheid restafval geproduceerd in 2021 is nog niet gekend. Het gemiddelde van voorgaande jaren (2019-2020) wordt daarom weergegeven.
Lees de transcriptietekst
Figuur 1: Vergelijking productie huishoudelijk restafval: gemiddelde deelnemer aan het begin en einde van de zero afval challenge vs. de gemiddelde Brusselaar.
In 2019 produceerde een inwoner van Brussel gemiddeld 171kg per jaar. Aan de start van de eerste zero waste challenge, in 2019, produceerden de deelnemers gemiddeld 61 kg restafval per jaar per deelnemer. Aan het einde van de challenge produceerde een gemiddelde deelnemer 43 kg restafval per jaar.
In 2020 produceerde een inwoner van Brussel gemiddeld 170kg per jaar. Aan de start van de tweede zero waste challenge, in 2020, produceerden de deelnemers gemiddeld 63 kg restafval per jaar per deelnemer. Aan het einde van de challenge produceerde een gemiddelde deelnemer 43 kg restafval per jaar.
In 2021 produceerde een inwoner van Brussel gemiddeld 170kg per jaar, op basis van het gemiddelde van voorgaande jaren. Aan de start van de laatste zero waste challenge, in 2021, produceerde een deelnemer gemiddeld 48 kg restafval per jaar. Aan het einde van de challenge produceerden de deelnemers gemiddeld 35 kg restafval per jaar per deelnemer.
Vergeleken met de gemiddelde Brusselaar, die, zoals hierboven vermeld, 170 kg restafvalAfval dat niet selectief wordt gesorteerd of rest na het verwijderen van recycleerbare stoffen en in de normale vuilniszak terechtkomt. produceerde in 2020, genereerden de deelnemers van de laatste zero afvalHet begrip “zero afval” verwijst naar een idee, een manier van leven en een maatschappelijke beweging. De idee, die door enkele pioniers geopperd wordt, is om te gaan naar burgers, gezinnen, organisaties of ook industriële processen die functioneren zonder daarbij afval te produceren, en als logische aanvulling ook door minder hulpbronnen te verbruiken. Hoewel het bereiken van nul afval waarschijnlijk onmogelijk is, zegt de radicale uitdrukking van dit begrip iets over de ambitie die erachter zit: alle facetten van hoe iets functioneert, moeten opnieuw geëvalueerd worden met als doel een drastische vermindering van de productie van afvalstoffen.” challenge zo’n 5 keer minder restafval. Op het einde van de eerste twee challenges was dat een kwart van het Brusselse gemiddelde. We dienen op te merken dat de meeste deelnemers reeds veel kleinere hoeveelheden afval produceerden aan de start van de challenge dan de meeste Brusselaars, mogelijk omdat ze reeds bewuster omgingen met afval en consumeren alvorens deel te nemen.
Potentieel voor afvalvermindering in het Brussels Gewest als alle Brusselaars hetzelfde zero waste gedrag als de deelnemers zouden aannemen.
Bron: Leefmilieu Brussel, Departement Afval

Lees de transcriptietekst
Figuur 2: Potentieel voor afvalvermindering in het Brussels Gewest als alle Brusselaars hetzelfde zero waste gedrag als de deelnemers zouden aannemen.
In 2020 werd 207.000 kg restafval geproduceerd door de Brusselse huishoudens. Als de Brusselse huishoudens hetzelfde gedrag als de zero afval challengers zouden aannemen, zouden ze 5 keer minder restafval produceren, wat neerkomt op slechts 41.000 kg restafval per jaar.
Bij de blauwe zak werd een gemiddelde daling van 14% vastgesteld: van 14 kg PMD per persoon per jaar aan het begin van de challenge naar 12 kg aan het einde. De challengers slaagden er dus in hun PMD-zak te doen slinken, ondanks de uitbreiding van het gamma afval dat in de blauwe zak mag, waardoor die vanaf 2021 (bijna) alle plastic verpakkingen aanvaardt. Het Brusselse gemiddelde bedroeg in 2021 16,5 kg verpakkingsafval per jaar.
Voor papier-karton gingen de deelnemers van gemiddeld 22 kg naar 16 kg per persoon per jaar. De gemiddelde Brusselaar produceerde in de periode 2017-2019 meer papier- en kartonafval dan de gemiddelde challenger, namelijk 23,26 kg per persoon per jaar.
Bovenstaande resultaten zijn niet afkomstig van alle initiële deelnemers van de challenges. Bij elke editie werden bepaalde gegevens die niet geloofwaardig leken, niet gebruikt bij de berekening van de gemiddelden om de algemene analyse niet te vertekenen. Op het einde van de derde editie gaven slechts 62 teams bruikbare weeggegevens door. Bij de tweede editie waren dat er 44. De teams waarvoor er minder dan 5 gegevens beschikbaar waren of waarvan de gegevens minder dan een maand bestreken, werden niet opgenomen in de analyse van de eerste challenge. Op deze manier werden de gegevens van 27 teams (87 personen) geanalyseerd. Onder andere de afvalwegingen zorgden voor demotivatie van bepaalde deelnemers, maar ook de Covid-lockdown, waardoor minder ontmoetingen konden plaatsvinden, zorgden voor een verminderd gevoel van betrokkenheid en motivatie.
Om zich van hun bioafval (keuken- en tuinafval) te ontdoen gebruikten de deelnemers zo goed als nooit de witte zak, terwijl meer dan de helft van de Brusselaars dat wel doen (volgens de enquête uit 2019). De gemiddelde witte zak zou namelijk nog voor zo’n 40% uit bioafval afval bestaan (zie Indicator Tonnage huishoudelijk en gelijkgesteld afval). De deelnemers maakten voornamelijk gebruik van composteringBiologisch proces van verandering en nuttige aanwending van organische substraten (organisch afval ... ) in een gestabiliseerd product, gelijk aan tuinaarde en rijk aan humusachtige bestanddelen. (thuis, bokashi of via wijkcomposten), containerparken of de selectieve inzameling (oranje en groene zak).
Resultaten van de challenge: het zero waste-gedrag
De enquête die 31 zero waste acties evalueert helpt ons het verschil in gedrag te bepalen tussen de algemene Brusselse bevolking en de challengers. De zero afvalHet begrip “zero afval” verwijst naar een idee, een manier van leven en een maatschappelijke beweging. De idee, die door enkele pioniers geopperd wordt, is om te gaan naar burgers, gezinnen, organisaties of ook industriële processen die functioneren zonder daarbij afval te produceren, en als logische aanvulling ook door minder hulpbronnen te verbruiken. Hoewel het bereiken van nul afval waarschijnlijk onmogelijk is, zegt de radicale uitdrukking van dit begrip iets over de ambitie die erachter zit: alle facetten van hoe iets functioneert, moeten opnieuw geëvalueerd worden met als doel een drastische vermindering van de productie van afvalstoffen.”-gedragingen die het meest verankerd zijn in de Brusselse bevolking, of de acties waarvan de meeste respondenten aangaven dat ze ze altijd uitvoeren, zijn:
- Herbruikbare tas of bak gebruiken voor inkopen in de supermarkt;
- Herbruikbare tas of bak gebruiken voor inkopen in kleine winkels;
- Boodschappenlijst maken voor het winkelen;
- Koken in functie van wat er nog in huis is en de restjes die moeten worden opgegeten;
- Schoonmaken met herbruikbaar materiaal (vaatdoek, lappen, enz. in plaats van vochtige doekjes);
- Eenmaal per week de koelkast opruimen om geen voeding te laten liggen.
Van de 31 zero waste gedragingen zou de helft van de Brusselse bevolking er 7 altijd uitvoeren. Een derde van de bevolking voert er altijd 10 uit. Van de challengers voert de helft er altijd 13 uit en een derde voert er altijd 16 uit. Uit de vragenlijst blijkt dus dat de deelnemende teams van editie 3 dubbel zoveel zero afval acties systematisch uitvoerden vergeleken met het Brusselse gemiddelde.
In vergelijking met de Brusselse bevolking gaan de deelnemers van de zero afval challenge in het algemeen bewuster consumeren en gaan ze meer voor herbruikbare alternatieven in de plaats van wegwerpartikelen, zoals vaatdoekken etc. om schoon te maken in plaats vochtige doekjes. Ze vermijden verpakkingsafval door drinkbussen, brooddozen, herbruikbare tassen of bakken voor inkopen, etc. te gebruiken en maken zo veel mogelijk zelf met basisproducten (zowel voeding als niet-voeding). Maar de actie die het meeste verschil maakt is kraantjeswater drinken. Ongeveer 50% van de Brusselaars drinkt namelijk nog water uit flessen.
Vergelijking van het zero waste gedrag van de deelnemers van de zero afval challenge (ZAC) en de gemiddelde Brusselaar, op basis van de SONECOM-enquête.
Bron: Leefmilieu Brussel, Departement Afval

Lees de transcriptietekst
Figuur 3: Vergelijking van het zero waste gedrag van de deelnemers van de zero afval challenge (ZAC) en de gemiddelde Brusselaar, op basis van de SONECOM-enquête.
De respondenten van de enquête konden per zero waste actie kiezen tussen 6 verschillende antwoorden:
- Dit doe ik altijd en is echt te moeite waard;
- dit doe ik soms en is de moeite waard;
- dit doe ik soms maar ik weet niet of het de moeite waard is;
- dit doe ik soms maar ik weet niet of het de moeite waard is;
- dit doe ik nooit maar het loont de moeite;
- niet van toepassing.
Uit de enquête blijkt dat: Zo’n 75% van de deelnemers kookt in functie van wat er thuis nog voorhanden is en welke restjes moeten worden opgegeten, net zoals de gemiddelde Brusselaar. Meer dan 95% van hen maakt zelf bereidingen zoals dressings, soepen, sauzen, hummus, pannenkoeken, enz. zelf en meer dan 60% maakt zelf koekjes, yoghurt, brood, enz. 60% probeert zelfs voedselverspilling te voorkomen door ook het loof van groenten, fruitschillen, en overrijp fruit en muffe groenten te gebruiken in smoothies, jam, soep of andere bereidingen. Meer dan 95% van de deelnemers drinkt thuis kraanwater en ze gebruiken allemaal een drinkbus of een andere herbruikbare houder (thermosfles, mok, enz.) om dranken in mee te nemen. Voor de lunch gebruikt meer dan 80% herbruikbare verpakkingen (brooddozen, stoffen zakjes, koekjestrommels).
In de keuken verving meer dan 80% geleidelijk aan wegwerpartikelen voor eenmalig gebruik zoals keukenrol, papieren servetten en doekjes door alternatieven in stof. Meer dan 45% maakt gebruik van een herbruikbare verpakking die in bijenwas is gedrenkt (bees wraps) en meer dan 60% gebruikt een percolator met een vaste filter, een Italiaanse espressokan of een doorduwkoffiekan om wegwerpkoffiecups te vermijden. Ook bij het geven van feestjes vermijd 90% wegwerpartikelen door geen plastic maar herbruikbare bekers, borden, bestek, rietjes, enz. te gebruiken en door geschenken in te pakken met herbruikbare geschenkendoekjes (furoshiki – bijna 70% van de deelnemers).
De meeste deelnermers zijn goed georganiseerd als het op boodschappen aankomt. Ze ruimen allemaal geregeld de koelkast op om te vermijden dat ze voedingsmiddelen vergeten. Net zoals de meeste Brusselaars stellen ze ook een boodschappenlijst op voor het winkelen en gebruiken ze een herbruikbare tas of bak voor hun aankopen in kleine winkels of supermarkten. De meeste deelnemers zorgen er dan ook voor dat ze meestal een stoffen bulkzak bij zich hebben. De helft van hen gebruikt soms een herbruikbare tas om brood te kopen. Het overgrote deel van de deelnemers koopt geregeld producten in bulk om verpakkingsafval te vermijden: zowel droge producten als pasta, rijst, granen, meel, enz. (90%) als ‘versneden’ producten zoals vleeswaren, zuivelproducten, enz. (75%).
Ook over de rest van hun aankopen word goed nagedacht. Kledij wordt door meer dan 75% van de deelnemers tweedehands gekocht, maar hoewel dit algemeen als de moeite waard wordt beschouwd, doet twee derde van de respondenten dit slechts soms. Ongeveer 60% van hen verkiest manuele toestellen boven elektrische apparaten of toestellen die op batterijen werken, ook wanneer ze speelgoed kopen.
Schoonmaken doet elke deelnemer met herbruikbare materialen (dweil, doeken, enz.) in plaats van wegwerpdoekjes en bijna 80% van hen beperkt zich daarbij tot slechts 1 of 2 verschillende producten. Meer dan 60% van de deelnemers maakt sommige onderhoudsproducten, zoals waspoeder, zelf. Als ze die toch kopen, koopt meer dan 60% geregeld in bulk.
De helft maakt bepaalde verzorgingsproducten (tandpasta, zeep etc.) zelf en meer dan 60% verving plastic wattenstaafjes door een herbruikbaar alternatief zoals Oriculi.
En om verspilling te bestrijden schrijft bijna 90% zich uit voor publicaties die ze niet (meer) lezen.
Om te downloaden
Factsheets
- Nr. 56 “Afvalpreventie door hergebruik” (.pdf)
- Nr. 57 “Politiek en wetgevend kader, actoren en infrastructuren van het hulpbronnen- en afvalbeheer” (.pdf)
Fiches van de Staat van het Leefmilieu
- Verslag over de staat van het Leefmilieu (editie 2020) (.pdf)
Andere publicaties van Leefmilieu Brussel
- Infofiche afval, 2017. “Besluit betreffende het beheer van afvalstoffen “Brudalex” (.pdf)
- Infofiche, “Afval in het BHG - Kerncijfers, 2020” (.pdf)
- Hulpbronnen- en afvalbeheerplan: Tussentijds activiteitenrapport, 2021 (.pdf)
Studies en rapporten
- SONECOM, 2019. “Baromètre des déchets 2019”. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. (enkel in het Frans) (.pdf)
Plannen en programma’s
- Stappenplan voor hergebruik, 2022 (.pdf)
- Hulpbronnen- en afvalbeheerplan: Tussentijds activiteitenrapport, 2021 (.pdf)
- Een nieuw actieplan voor een circulaire economie Voor een schoner en concurrerender Europa, Europese Commissie, 2020 (.html)
- Hulpbronnen –en afvalbeheerplan van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2018 (.pdf)
- Gewestelijk programma voor circulaire economie 2016-2020, 2016 (.pdf)
Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid

Met uitzondering van afgedankte voertuigen lijken de in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest per inwoner opgehaalde hoeveelheden dus aanzienlijk lager te liggen dan de gemiddelde in België opgehaalde hoeveelheden per inwoner. In 2018 zal een studie worden opgestart om de afvalprestatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te beoordelen in functie van mogelijke verklarende factoren.
Op Belgisch niveau zijn de doelstellingen inzake recyclage en valorisatie bereikt voor de belangrijkste afvalstoffen die onderworpen zijn aan UPV
In 2015 werd in België 1.340.775 ton verpakkingen gerecycleerd, wat overeenkomt met meer dan 81 procent (van het gewicht) van de op de markt gebrachte verpakkingshoeveelheden. Onderstaande tabel toont aan dat de doelstellingen betreffende recyclageRecyclage is de vernietiging van afval om nieuwe materialen te produceren. Voorbeeld: inert afval wordt vermalen om granulaten te produceren die in wegfunderingen worden gebruikt en valorisatieElke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt. (met inbegrip van recyclage en verbranding met energieterugwinning) die werden vastgelegd in het kader van het interregionaal samenwerkingsakkoord inzake de preventie en het beheer van verpakkingsafval, op Belgisch niveau zijn bereikt, zelfs ruimschoots bereikt (ter herinnering: deze gegevens zijn niet beschikbaar op gewestelijk niveau).

Voor de belangrijkste andere stromen dan verpakkingen (d.w.z. afgedankte voertuigen, AEEA, banden, minerale oliën, voedingsoliën en -vetten) variëren de hergebruikHergebruik is het behouden van een object om het te hergebruiken zoals het is, eventueel na een voorbereidingsfase voor hergebruik. Voorbeeld: bakstenen worden ontmanteld en hergebruikt voor een nieuwe muur, na te zijn schoongemaakt en gecontroleerd.- en recyclagepercentages, berekend op Belgisch niveau, tussen 81 en 96 % (in verhouding tot de ingezamelde of verwerkte hoeveelheden), zoals geïllustreerd in onderstaande grafiek. Voor deze 5 stromen zijn de verwerkingsdoelstellingen op Belgisch niveau behaald en vaak zelfs overtroffen.
Voor batterijen en accu's verschillen de verwerkingsdoelstellingen naar gelang van het type.
Hergebruik- en recyclagepercentage en valorisatiepercentage van enkele stromen onder verplichte terugname (België, 2016)
Bron: Leefmilieu Brussel – departement afval & departement Reporting en milieueffecten (op basis van de jaarlijkse verslagen van verschillende beheerinstellingen), 2017

Deze goede verwerkingsprestaties op Belgisch niveau mogen echter niet verhullen dat er voor bepaalde stromen, vooral in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (AEEA, draagbare batterijen en accu's, voedingsoliën en -vetten, enz.) waarschijnlijk nog inzamelpotentieel bestaat. Dit zal worden onderzocht in een studie die gepland is voor 2018 om de afvalprestaties in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest objectief te kunnen beschouwen.
Om te downloaden
Factsheets
Andere publicaties van Leefmilieu Brussel
Studie(s) en rapport(en)
- INTERREGIONALE VERPAKKINGSCOMMISSIE, “Activiteitenverslag 2018”
- BEBAT, verschillende data. “Activiteitenverslag”.
- RECUPEL, verschillende data. “Ativiteitenverslag”.
Plan(nen) en programma(’s)
Nuttige links
Sociale economie in de afvalpreventie door hergebruik
Focus - Actualisering : februari 2020
Tussen 2014 en 2017 produceerden de Brusselse gezinnen elk jaar gemiddeld 339.000 ton afval. Een groot deel van dit volume bestaat uit uitrustingen. In het beste geval wordt dit gerecycleerd, in het slechtste wordt het rechtstreeks verbrand. De uitrustingen die de gezinnen weggooien, zijn echter vaak nog herstelbaar, herbruikbaar of herkwalificeerbaar, en zouden dus een nieuw leven kunnen krijgen. De sociale economie speelt een belangrijke rol in het opnieuw in circulatie brengen van deze voorwerpen en in het creëren van hergebruiklussen die de levensduur van de uitrustingen kunnen verlengen.
Een langere levensduur van de uitrustingen of afvalpreventie door hergebruik
De Brusselse gezinnen hebben geleidelijk de gewoonte aangenomen om hun afval te sorteren. In 2017 werd 43,5% van het afval voorbereid op recyclageRecyclage is de vernietiging van afval om nieuwe materialen te produceren. Voorbeeld: inert afval wordt vermalen om granulaten te produceren die in wegfunderingen worden gebruikt en hergebruikHergebruik is het behouden van een object om het te hergebruiken zoals het is, eventueel na een voorbereidingsfase voor hergebruik. Voorbeeld: bakstenen worden ontmanteld en hergebruikt voor een nieuwe muur, na te zijn schoongemaakt en gecontroleerd. [Aandeel en afvalbeheer voorbereid met het oog op hergebruik en recyclage]. Afvalrecyclage blijft echter energie-intensief. Het originele product wordt vernietigd en de nuttige onderdelen worden gescheiden. Bovendien kan slechts een deel van het materiaal nuttig worden toegepast. De niet-recycleerbare onderdelen komen bij het restafvalAfval dat niet selectief wordt gesorteerd of rest na het verwijderen van recycleerbare stoffen en in de normale vuilniszak terechtkomt. terecht. Hoe meer men dus voorafgaand aan de productie van dit afval kan ingrijpen, hoe positiever de gevolgen voor het milieu.
Het afval van de gezinnen omvat een groot aandeel uitrustingen die doorgaans in de categorie restafval terechtkomen, terwijl het gebruik ervan verlengd zou kunnen worden, eventueel na herstelling of herkwalificatie. Indien deze afvalstromen pas veel later in het recyclagecircuit en in de verbrandingsoven belanden, helpt dit de ecologische voetafdrukMeeteenheid waarbij getracht wordt de milieu-impact van de mens te vatten met 1 indicator. Daarmee wordt de oppervlakte aan vruchtbare aarde geschat die nodig is om te voldoen aan de noden van een populatie in termen van hulpbronnen en afvalabsorptie. De ecologische voetafdruk wordt uitgedrukt in hectaren. van de Brusselse consumenten aanzienlijk verkleinen.
De ondernemingen van de sociale economie spelen een belangrijke rol in de inzameling van verschillende stromen van gebruikte voorwerpen om ze voor te bereiden voor hergebruik of, eventueel, voor recyclage. De verschillende ingezamelde goederen worden zo goed mogelijk nuttig toegepast en opnieuw op de markt gebracht via tweedehandswinkels, waardoor korte consumptieketens ontstaan.
De actoren van de sociale economie in Brussel
De actoren van de sociale economie kunnen verschillende structuren aannemen: coöperatieven, bedrijven met sociaal oogmerk, verenigingen, stichtingen. Sommige ondernemingen van de sociale economie zijn erkend en gesubsidieerd door het Gewest voor ontwikkeling van de voorbereiding op hergebruik van textiel, groot huisvuil (meubelen, huishoud- en vrijetijdsartikelen) en afval van elektrische en elektronische toestellen. Deze erkenning verleent niet alleen toegang tot subsidies, maar maakt het ook mogelijk aan verminderd btw-tarief te werken. Twee instanties houden zich bezig met de ondernemingen die actief zijn in Brussel: de federatie Ressources vertegenwoordigt de ondernemingen van de sociale economie van het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die actief zijn in afvalvermindering door recuperatie, hergebruik en recyclingElke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal., en Leefmilieu Brussel beheert de subsidies en zamelt gegevens in over de prestaties van de sector.
Net als de gesubsidieerde bedrijven stijgt het aantal Brusselse ondernemingen dat lid is van de federatie Ressources weinig; dit aantal steeg van 9 naar 12 tussen 2004 en 2016, en daalde weer tot 11 in 2017 (Ressources, 2018. Zie factsheet “Afvalpreventie door hergebruik”). Deze cijfers verhullen echter in- en uitgaande bewegingen, en een zeker verloop kan worden vastgesteld het ene jaar tegen het andere.
De ondernemingen van de sociale economie vertegenwoordigen ook een aanzienlijke bron van jobcreatie, vooral voor laaggeschoolden. Daarnaast biedt de sector mogelijkheden voor arbeidsintegratie. Een nieuw beroep is overigens ontstaan: de valorist, wiens taak erin bestaat het gebruik van hulpbronnen te maximaliseren.
De prestaties van de sector: een potentieel dat verder moet worden ontwikkeld …
Volgens de gegevens van Leefmilieu Brussel zamelen de door het Gewest gesubsidieerde ondernemingen sinds 2010 elk jaar tussen 6.000 en 7.000 ton in. In 2017 werd 6.823 ton ingezameld voor de 4 belangrijkste stromen (gegevens Leefmilieu Brussel, 2019): textiel, grof huisvuil & brocante, afval van elektrische en elektronische apparaten (AEEA) en computerartikelen. Dit komt neer op 5,8 kg per inwoner. Een van de obstakels voor verhoging van de verwerkte volumes, is de toegang tot bepaalde stromen en een voldoende grote bewarende inzameling (inzameling met behoud van het potentieel voor herstelling en hergebruik van uitrustingen). Hoewel de huidige resultaten bemoedigend zijn, blijft er nog een aanzienlijk potentieel onaangeboord. In 2015 schatte de federatie Ressources dat ongeveer 10.000 ton uitrustingen extra zou kunnen worden ingezameld en hergebruiktHet hergebruik bestaat uit het behoud van een voorwerp om het ongewijzigd opnieuw te gebruiken, eventueel na een voorbereiding voor hergebruik. Bijvoorbeeld: bakstenen worden afgebroken en hergebruikt voor een nieuwe muur nadat ze werden gereinigd en gecontroleerd. in Brussel, voor alle stromen samen. Het hergebruik kan dus niet verder worden ontwikkeld als er eerst niet meer wordt ingezameld.
Van het totale volume dat in 2017 werd ingezameld door de gesubsidieerde ondernemingen, werd 52% (3.556 ton) effectief aangeboden voor hergebruik na een sorteer- en controlefase, en eventueel na herstelling, schoonmaak en herverpakking. Deze hoeveelheid vertegenwoordigt gemiddeld 3 kg per inwoner per jaar. Recyclage heeft hierin een aandeel van 31%, terwijl 17% van het ingezamelde volume wordt afgevoerd. De resultaten die de federatie Ressources kon optekenen bij haar Brusselse leden zijn vergelijkbaar, met voor 2017 een hergebruikpercentage van 54% tegen 32% recyclage en 14% restafval (afgevoerd). De factsheet “Afvalpreventie door hergebruik” geeft meer informatie over het hergebruik per circuit (.pdf).
Ingezameld volume, in totaal en per stroom, en bedragen van de subsidies die het Brussels Gewest toekent aan ondernemingen die actief zijn in de sociale economie voor inzameling en behandeling
Bron: Leefmilieu Brussel, gegevens 2019

… in een versterkt gewestelijk kader
Door de inspanningen van de ondernemingen van de sociale economie te ondersteunen, kan afvalproductie worden vermeden en kan de levensduur van de uitrustingen worden verlengd. Gezien de huidige uitdagingen op het vlak van leefmilieu, is het vandaag noodzakelijk een kader te definiëren voor de ontwikkeling van het hergebruikHergebruik is het behouden van een object om het te hergebruiken zoals het is, eventueel na een voorbereidingsfase voor hergebruik. Voorbeeld: bakstenen worden ontmanteld en hergebruikt voor een nieuwe muur, na te zijn schoongemaakt en gecontroleerd. van uitrustingen dat is afgestemd op de vraag van gezinnen en professionals. Het vijfde Hulpbronnen- en Afvalbeheerplan (HABP), dat in 2018 werd goedgekeurd door de Brusselse Regering, definieert nieuwe maatregelen ter ondersteuning van de sociale economie door garantie van een conserverende inzameling en toegang tot de ingezamelde hoeveelheden. Zo voorziet het plan de combinatie van mobiele en tijdelijke infrastructuren met klassieke diensten (zoals huis-aan-huisophaling, of diverse inzamelingen door de sociale economie). Het doel is ook te zorgen voor geïntegreerde, professionele en betaalbare inzameldiensten. Bovendien bepaalt het plan dat de actoren van de sector met voorrang en gratis toegang krijgen tot de stromen, of deze nu worden ingezameld door het Agentschap Net Brussel, in het kader van de uitvoering van bepaalde UPV’s of door de gemeenten.
De inzet van de burgers voor een transitie naar duurzamere manieren om voorwerpen uit ons dagelijkse leven te consumeren, te gebruiken en te beheren, is bovendien een doorslaggevende factor in de evolutie naar een meer circulair beheer van de uitrustingen. De hergebruikactoren moeten bij hun dienstverlening dus rekening houden met de specifieke kenmerken van de bevolking (type van woning, gezinnen zonder auto, enz.) en hun levensfasen (betrekken of verlaten van een woning, geboorte, overlijden, enz.) (zie focus “Motivatie en gedrag van de Brusselaars op het vlak van hergebruik”).
Om te downloaden
Fiche(s) van de Staat van het Leefmilieu
- Indicator : Aandeel en afvalbeheer voobereid met het oog op hergebruik en recyclage
- Focus : Aandeel en afvalbeheer voorbereid met het oog op hergebruik en recyclage (editie 2015-2016)
Factscheet(s)
- BRUXELLES ENVIRONNEMENT, 2020, « Afval preventie door hergebruik »
- BRUXELLES ENVIRONNEMENT, 2020, « Het politiek en wetgevend kader, de actoren en de infrastructuren van het hulpbronnen- en afvalbeheer »
Andere publicaties van Leefmilieu Brussel
- LEEFMILIEU BRUSSEL, 2017. “Besluit betreffende het beheer van afvalstoffen “Brudalex””, infofiche Afval, 18 pp
- LEEFMILIEU BRUSSEL, 2019. Kaart “Zero afval”
Studie(s) en rapport(en)
- MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE EN HET COMITE VAN DE REGIO'S, december 2015, 'Maak de cirkel rond - Een EU-actieplan voor de circulaire economie', COM/2015/0614.
- DEDICATED, 2018. 'Barometer van de opinies en het gedrag van de Brusselse bevolking in milieuzaken', studie voor rekening van Leefmilieu Brussel (enkel in het Frans) (.pdf)
- ECORES sprl, ICEDD, BATir (ULB), juli 2015. « Métabolisme de la Région de Bruxelles-Capitale: identification des flux, acteurs et activités économiques sur le territoire et pistes de réflexion pour l’optimisation des ressources ». Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel, 305 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
- FEDERAAL MINISTERIE VAN ENERGIE, LEEFMILIEU EN DUURZAME ONTWIKKELING, oktober 2016, 'Samen de economie doen draaien dankzij de circulaire economie in ons land', 23 pp.
- NET BRUSSEL, 2017 ”Jaarverslag 2017”, 36 pp.
- RESSOURCES, 2017. “Observatoire de la réutilisation Wallonie/Bruxelles”. Synthese uitgevoerd met de steun van Leefmilieu Brussel en de Openbare Dienst van Wallonië, 29 pp. (enkel in het Frans)
- RESSOURCES, 2018. « Observatoire de la réutilisation Wallonie/Bruxelles – Edition 2018 », uitgevoerd met de steun van Leefmilieu Brussel en de Openbare Dienst van Wallonië, 34 pp (enkel in het Frans)
Plan(nen) en programma(’s)
Motivatie en gedrag van de Brusselaars op het vlak van hergebruik
Focus - Actualisering : februari 2020
Bij afvalpreventie door hergebruikHergebruik is het behouden van een object om het te hergebruiken zoals het is, eventueel na een voorbereidingsfase voor hergebruik. Voorbeeld: bakstenen worden ontmanteld en hergebruikt voor een nieuwe muur, na te zijn schoongemaakt en gecontroleerd. zijn initiatieven en netwerken van gebruikers doorslaggevend om hergebruiklussen te creëren. Twee recente onderzoeken geven meer inzicht in de motivaties en de struikelblokken van de Brusselaars op het vlak van hergebruik, in de marge voor vooruitgang die mogelijk is, en in de toegepaste hergebruikpraktijken. De kennis die deze onderzoeken hebben opgeleverd, blijkt zeer nuttig voor het bepalen van strategieën voor ontwikkeling en begeleiding van hergebruik in het Brussels Gewest.
Tussen 2014 en 2017 produceerden de Brusselse gezinnen elk jaar gemiddeld 339.000 ton afval. Een groot deel van dit volume bestaat uit uitrustingen. Aangezien ze als afval worden beschouwd, worden deze voorwerpen niet gerecycleerd, maar gaan ze rechtstreeks naar de verbrandingsoven. Deze uitrustingen zijn echter vaak nog herstelbaar, herbruikbaar of herkwalificeerbaar, en zouden dus een nieuw leven kunnen krijgen. Het is van cruciaal belang dat de burger - die eindgebruiker is - wordt betrokken bij een duurzamer beheer van de hulpbronnen. Om een optimaal gebruik en een langere levensduur van de uitrustingen aan te moedigen, is het belangrijk te weten hoe de Brusselaar tegenover hergebruik staat.
Volgens de opinie- en gedragsbarometer 2018 (Dedicated, 2018) is 68% van de respondenten van mening dat hun manier van consumeren een impact heeft op het leefmilieu. Maar in welke mate heeft de Brusselaar belangstelling voor hergebruik en herkwalificatie? Twee onderzoeken uitgevoerd voor Leefmilieu Brussel (Sonecom, 2016 en Egerie Research, 2015) hebben de motivaties en de struikelblokken van de Brusselaars op het vlak van hergebruik in kaart gebracht, samen met de marges voor vooruitgang die mogelijk zijn naargelang van de doelgroep, alsook de toegepaste hergebruikpraktijken volgens uitrustingsstroom. De resultaten van deze onderzoeken vormen een volkomen nieuwe, waardevolle informatiebron voor het definiëren van strategieën voor ontwikkeling en begeleiding van hergebruik in het Brussels Gewest.
Gunstige factoren en hinderpalen voor hergebruik: interne en externe oorzaken
Bepaalde aspecten van de huidige context lijken gunstig voor het hergebruik:
- De gespannen economische context moedigt aan om verspilling te vermijden door de levensduur van voorwerpen te verlengen;
- Ons samenlevingsmodel dat uitnodigt tot overconsumptie heeft er paradoxaal genoeg toe geleid dat het tweedehandscircuit zich kon ontwikkelen op het niveau van het aanbod;
- Door de media-aandacht voor het afvalprobleem is hergebruik een sociaal aanvaarde praktijk geworden die perfect past in de tijdsgeest;
- Afvalbeheer wordt steeds duurder en wordt steeds meer gecontroleerd, wat aanspoort tot nieuw gedrag.
Omgekeerd zijn er aspecten van de context die de keuze voor hergebruik afremmen of beperken. Deze hinderpalen kunnen extern zijn, en verband houden met de sociale context en de omgeving:
- Praktische obstakels zijn het plaatsgebrek in kleine stadswoningen, een gebrek aan vervoer om naar het containerparkIngerichte en bewaakte zone die afvalstoffen opvangt die niet aan huis worden opgehaald (huishoudelijk chemisch afval, grof vuil, schroot, bouwafval, kleding, groenafval, verpakkingen en papier/karton). te gaan, het op dit moment beperkte volume van de grofvuilophalingen aan huis en de zeer hoge tarieven die gespecialiseerde bedrijven hanteren voor het leeghalen van zolders;
- Moderne voorwerpen die goedkoop worden verkocht, kampen met geplande veroudering en zijn van te lage kwaliteit. Dit betekent vaak dat ze niet lang meegaan maar ook dat tweedehandse alternatieven niet voordeliger zijn.
- In een samenleving die nog zweert bij het motto dat “geld moet rollen", waarin sociale normen en regels op het vlak van consumptie het koopgedrag bepalen, kan het bijsturen van deze koopgewoonten een bron van emotionele stress zijn. Uit de antwoorden van de bevraagde bevolking blijkt telkens opnieuw dat garantie, veiligheid en de reële waarde de keuze voor hergebruik afremmen.
Interne factoren van emotionele aard die de keuze voor hergebruik beperken, blijken even krachtig als externe factoren. Met name volgende factoren worden aangetroffen:
- onverschilligheid voor verandering, waaronder gebrek aan tijd of zin om de klassieke consumptiecircuits te verlaten;
- het principe van "onmiddellijke voldoening”, m.a.w. de wens om iets onmiddellijk te bezitten of zich onmiddellijk te ontdoen van een voorwerp;
- het wantrouwen om voorwerpen te gebruiken die anderen voor ons al hebben gebruikt of gedragen, de terughoudendheid om ontmoetingen aan te gaan of transacties te doen met onbekenden;
- gebrek aan kennis over de bestaande initiatieven en de regels van het tweedehandscircuit (onzekerheid over transactiemodaliteiten, over de waarde van voorwerpen, …);
- een pejoratief of geringschattend oordeel, dat hergebruik bestempelt als vooral bedoeld voor mensen in een onzekere positie.
Bereidheid tot hergebruik volgens sociaaldemografisch profiel en persoonlijkheidstype
Uit onderzoeken blijkt dat de mate waarin voor hergebruik wordt gekozen, afhangt van het sociaaldemografische profiel en van drijfveren die verschillen volgens het profiel van de gebruikers. Naast een “gezinseffect”, wat erop wijst dat gezinnen met kinderen sneller voor hergebruik kiezen, stellen de onderzoekers ook vast dat jongeren er meer toe geneigd zijn dan ouderen, en vrouwen meer dan mannen. Bovendien identificeren ze typische motivatieprofielen die ingedeeld zijn volgens drie thematische assen: ecologie, maatschappij en voordeel. De resultaten van deze analyse zijn opgenomen in de factsheet ”Afvalpreventie door hergebruik’
Modaliteiten van het hergebruik en geschiktheid volgens stroom
Hergebruik vindt plaats via verschillende kanalen en in uiteenlopende omstandigheden. Het kan eenrichtingsverkeer zijn – geven, lenen, huren - of in twee richtingen gaan, zoals bij ruil of tweedehandsBeginsel volgens welk goederen in goede staat en waarvan de eerste eigenaar zich wenst te ontdoen, worden gegeven, verkocht, gekregen, aangekocht of geruild zodat ze geen afval worden. aan- en verkoop. Het kan met of zonder transactie (voor een herstelling of aanpassing die iemand zelf uitvoert). Zelden wordt voor slechts een vorm van hergebruik gekozen: gebruikers laten hun keuze afhangen van het type van voorwerp (stroom). Afbeelding 1 toont de modaliteiten die de gebruikers verkiezen volgens het type van uitrusting.
Afbeelding 1: Geschiktheid voor hergebruik volgens type van uitrusting
Bron: Kwalitatieve analyse van het gedrag op vlak van hergebruik en herstelling van producten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan de hand van focusgroepen, Onderzoek uitgevoerd voor rekening van Leefmilieu Brussel door Egérie Research, 2015

De logica kan dus verschillen naargelang van de praktijken en de stromen in kwestie. In de verschillende gevallen kunnen factoren worden herkend die gunstig of ongunstig zijn voor de goede werking van de hergebruikinitiatieven. Deze factoren worden geanalyseerd in de factsheet “Afvalpreventie door hergebruik” , die eveneens de factoren bestudeert die leiden tot aankoop/verkoop van tweedehandsBeginsel volgens welk goederen in goede staat en waarvan de eerste eigenaar zich wenst te ontdoen, worden gegeven, verkocht, gekregen, aangekocht of geruild zodat ze geen afval worden. voorwerpen, in verband met de activiteiten van de structuren van de sociale economie.
Verschillende criteria zijn dus van invloed op de keuze voor hergebruikHergebruik is het behouden van een object om het te hergebruiken zoals het is, eventueel na een voorbereidingsfase voor hergebruik. Voorbeeld: bakstenen worden ontmanteld en hergebruikt voor een nieuwe muur, na te zijn schoongemaakt en gecontroleerd., en zijn bepalend voor de manier waarop aan hergebruik wordt gedaan. Naast de externe obstakels die verband houden met de lokale context, en de interne obstakels die verband houden met wat men zich er persoonlijk bij voorstelt, zijn er enkele sleutelcriteria die de motivatie om voor hergebruik te kiezen, lijken te bepalen: de waarde van het voorwerp, de dringendheid of de noodzaak om zich van een uitrusting te ontdoen of om er een in huis te halen, en de sociaaldemografische toestand (aanwezigheid van kinderen, sociale klasse, levensfase).
Het engagement van de burgers ontwikkelen en begeleiden
Een actieve inzet van de burgers en de overheid is vereist als we de transitie willen inzetten naar een verantwoordelijker consumptiemodel en een duurzamer hulpbronnenbeheer. Begeleiding van de burgers is hierin cruciaal. Als we het engagement van de burgers op het vlak van hergebruik willen verbeteren, moet duidelijk zijn welke uitdaging het hergebruik voor hen betekent en moet hier ook rekening mee worden gehouden. Dit gaat zowel om de externe obstakels die verband houden met hun sociale omgeving en levenscontext, als de interne obstakels die verband houden met de voorstelling die ze zich maken van hun consumptiewijze en het beheer van de uitrustingen.
DOWNLOAD
Om te downloaden
Fiche(s) van de Staat van het Leefmilieu
- Indicator : Aandeel en afvalbeheer voobereid met het oog op hergebruik en recyclage
- Focus : Aandeel en afvalbeheer voorbereid met het oog op hergebruik en recyclage (editie 2015-2016)
- BRUXELLES ENVIRONNEMENT, 2020, « Afval preventie door hergebruik »
- BRUXELLES ENVIRONNEMENT, 2020, « Het politiek en wetgevend kader, de actoren en de infrastructuren van het hulpbronnen- en afvalbeheer »
Andere publicaties van Leefmilieu Brussel
- LEEFMILIEU BRUSSEL, 2017. “Besluit betreffende het beheer van afvalstoffen “Brudalex””, infofiche Afval, 18 pp
- LEEFMILIEU BRUSSEL, 2019. Kaart “Zero afval”
Studie(s) en rapport(en)
- MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE EN HET COMITE VAN DE REGIO'S, december 2015, 'Maak de cirkel rond - Een EU-actieplan voor de circulaire economie', COM/2015/0614.
- DEDICATED, 2018. 'Barometer van de opinies en het gedrag van de Brusselse bevolking in milieuzaken', studie voor rekening van Leefmilieu Brussel (enkel in het Frans (.pdf)
- ECORES sprl, ICEDD, BATir (ULB), juli 2015. « Métabolisme de la Région de Bruxelles-Capitale: identification des flux, acteurs et activités économiques sur le territoire et pistes de réflexion pour l’optimisation des ressources ». Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel, 305 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
- EGÉRIE RESEARCH, 2015, 'Analse qualitative des comportements de réutilisation et de réparation des produits en région de Bruxelles-Capitale à l’aide de focus-groupes', niet-gepubliceerd document
- FEDERAAL MINISTERIE VAN ENERGIE, LEEFMILIEU EN DUURZAME ONTWIKKELING, oktober 2016, 'Samen de economie doen draaien dankzij de circulaire economie in ons land', 23 pp.
- RESSOURCES, 2017. “Observatoire de la réutilisation Wallonie/Bruxelles”. Synthese uitgevoerd met de steun van Leefmilieu Brussel en de Openbare Dienst van Wallonië, 29 pp. (enkel in het Frans)
- RESSOURCES, 2018. « Observatoire de la réutilisation Wallonie/Bruxelles – Edition 2018 », uitgevoerd met de steun van Leefmilieu Brussel en de Openbare Dienst van Wallonië, 34 pp (enkel in het Frans)
- SONECOM, 2016, 'Sondage du comportement relatif à la réutilisation et à la réparation de produits en Région de Bruxelles-Capitale', niet-gepubliceerd document
Plan(nen) en programma(’s)
Bouw- en sloopafval
Focus - Actualisering : januari 2014
Het bouw- en sloopafval maakt ongeveer 30% uit van alle afval (in ton per jaar) dat het Gewest voorbrengt. Het grootste deel van deze afvalberg wordt geproduceerd tijdens de werken; de resterende ongebruikte materialen zijn slechts een kleine fractie van het bouwafval. De aard van het geproduceerde afval hangt nauw samen met het soort werken of het type van gebouw. Het gaat vooral om inert afval. 75% tot 80% van het bouw- en sloopafval zou gerecycleerd wordenDe recyclage bestaat uit de afbraak van de afvalstof om nieuwe materialen te produceren. Bijvoorbeeld: inert afval wordt vermalen om aggregaten te produceren die worden gebruikt in wegfundering., vooral als materiaal om op te vullen of op te hogen. Sinds 2009 werden verschillende studies uitgevoerd op vraag van LB, om een betere kijk te krijgen op de realiteit en de moeilijkheden waarmee de verschillende betrokken actoren kampen, zowel op de bouwplaats als bij de voorbereiding van de bouwwerken of de nabehandeling van het afval. Een aantal studies levert ook een prospectieve visie in termen van verbetering van dit type van afvalgegevens en de optimalisatie van de (vrijwillige en reglementaire) modaliteiten van afvalbeheer teneinde het sorteren (en dus de recyclageRecyclage is de vernietiging van afval om nieuwe materialen te produceren. Voorbeeld: inert afval wordt vermalen om granulaten te produceren die in wegfunderingen worden gebruikt) te verhogen en de mogelijkheden voor het hergebruikHergebruik is het behouden van een object om het te hergebruiken zoals het is, eventueel na een voorbereidingsfase voor hergebruik. Voorbeeld: bakstenen worden ontmanteld en hergebruikt voor een nieuwe muur, na te zijn schoongemaakt en gecontroleerd. van het bouw- en sloopafval.
Context
In termen van aantal ondernemingen en aantal werknemers behoort de bouwsector niet tot de belangrijke sectoren van het Gewest (zie context/sociaaleconomische ontwikkeling). Wanneer wij de gebouwde hoeveelheden (in m²) en het aantal nieuwe en gerenoveerde gebouwen herleiden in functie van de oppervlakte van elk gewest, dan blijkt de bouwsector een zeer intensieve activiteit te ontplooien in het Brusselse, wat een grote afvalproductie doet vermoeden. Dit is des te meer het geval omdat een groot deel van de werken betrekking heeft op renovatie, die een groot deel van het bouw- en sloopafval voortbrengt (CERAA-ROTOR, maart 2012, p. 11-14).
Het bouw- en sloopafval (BSA) is goed voor ongeveer 30% van alle afval (in ton per jaar) dat door het Gewest wordt gegenereerd. Het grootste deel van deze grote afvalberg van het Gewest wordt geproduceerd tijdens de werken (afbraak op de bouwwerf en resten van gebruikte materialen). Het overige afval komt overeen met ongebruikte nieuwe materialen, maar hiervan zijn de hoeveelheden doorgaans beperkt.
De aard van het geproduceerde afval hangt sterk af van de aard van de werken: afbraak, renovatie of nieuwbouw. Andere factoren die een rol spelen, zijn de geografische ligging, de ouderdom en het type van gebouw, de materialen waaruit het is opgebouwd (bv. al dan niet gevaarlijk), enz. Op basis van de bouwvergunningsaanvragen kunnen statistieken worden opgesteld, maar deze zijn onvoldoende nauwkeurig om de laatste twee factoren te weerspiegelen. De bouwvergunningsaanvragen verstrekken evenmin informatie over werven die neerkomen op een gedeeltelijke afbraak omdat daarvoor geen vergunning nodig is.
Vanuit ecologisch oogpunt geniet deconstructie de voorkeur boven afbraak, omdat dat in belangrijke mate hergebruik en recyclage van bouwmaterialen mogelijk maakt. Door de opmars van bepaalde bouwwijzen (gewapend beton, cement, nieuwe producten in de handel, … die deconstructie bemoeilijken) en door de huidige principes voor de exploitatie van bouwwerken (esthetische of functionele trends, bestemmingswijziging, financiële analyse, … waardoor afbraak of heropbouw te verkiezen valt boven renovatie) kunnen we een stijging van de hoeveelheden BSA verwachten.
Om de recyclage te bevorderen, zullen zowel de fabrikanten van materialen als de architecten en de ondernemers die een bouwplaats voorbereiden en concreet beheren zich de notie “design/construction for recyclingElke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal.” moeten eigen maken (bv. bepalingen in het bestek, gebruik van containers die beter aangepast zijn en meer flexibiliteit bieden). Dit houdt ook in dat de verantwoordelijkheid verschuift van de ondernemingen naar de bouwheer (bron: technisch rapport Voorbeeldgebouwen, februari 2011).
Samenstelling en hoeveelheid van het BSA (indicatieve gegevens)
We onderscheiden 3 klassen in het bouw- en sloopafval:
- het gevaarlijk afval (of afval van klasse 1) dat een specifiek gevaar inhoudt voor de mens en/of het milieu,
- het niet-gevaarlijk afval (afval van klasse 2; niet ingedeeld in de gevaarlijke of inerte categorieën), en
- het inert afval (of afval van klasse 3) dat geen enkele fysieke, chemische of biologische wijziging ondergaat die milieuvervuiling of schade aan de menselijke gezondheid tot gevolg kan hebben.
De “inerte” en “gemengde” fracties maken de meerderheid uit maar de ramingen van hun relatief belang lopen uiteen. In de tabel staan de ramingen van de studie CERAA-ROTOR die naar ons oordeel de meest betrouwbare gegevens opleverde. Hun ramingen zijn het resultaat van een beredeneerde en gedetailleerde combinatie van de officieel beschikbare gegevens en van extrapolaties van de praktijken op het terrein. Voor de berekening van de geproduceerde afvalhoeveelheden hebben zij de resultaten van twee benaderingen onderling gekruist. De eerste is gebaseerd op een raming van het aantal m² dat door de bouwsector werd gebouwd in het BHG (aan de hand van de statistieken van de bouwvergunning, het kadaster en de SITEX-database) en van de afvalproductieratio per m², berekend volgens verschillende methoden. De tweede benadering is gebaseerd op het afvalregister van Leefmilieu Brussel, een boekhouding van alle afvalstoffen in het BHG die in een sorteer- en groeperingscentrum terecht zijn gekomen of afgevoerd werden door grote sloopbedrijven. Om de statistieken aan te vullen, maakte de studie ook gebruik van enquêtes en de analyse van 42 werven. Deze werden geselecteerd op basis van hun representativiteit voor de bouw-, renovatie- en afbraakactiviteit, de al dan niet residentiële bestemming van de gebouwen en de ouderdom van de huizen en appartementen. De empirische werkmethode is zeker niet vrij van subjectiviteit. Anderzijds biedt ze het voordeel dat ze specifieke nieuwe informatie over de Brusselse omstandigheden oplevert die je niet vindt in de wetenschappelijke literatuur. Ze weerspiegelt eveneens de complexiteit van de situaties en de realiteit zoals de actoren op het terrein deze beleven.

Wat gebeurt er vandaag met het BSA van het Gewest
Preventie
De preventie van BSA bestaat vooral uit een wijziging van de bouwpraktijken en het gebruik van minder giftige en minder schadelijke producten. Preventie gebeurt dus vooral aan de toeleveringszijde, op het niveau van de bestekken. Volgens de studie CERAA-ROTOR (2012) komt dit aspect slechts beperkt aan bod in de clausules over ecologisch bouwen (die vooral betrekking hebben op energie). Er zijn echter uitzonderingen, zoals in het geval van de certificatie van gebouwen (BREEAM, VALIDEO) of de BATEX-voorbeeldgebouwen.
Inzameling
Het BSA wordt ingezameld via verschillende kanalen: de inzameling in gesorteerde stromen op de bouwplaats (door “selectieve deconstructie” of via verschillende containers), de gemengde afvalinzameling op de bouwplaats gevolgd door een afvalscheiding in een gespecialiseerd sorteercentrum en tenslotte de afvalinzameling door particulieren via de containerparken.
Voorbereiding op hergebruik
Iedereen lijkt het erover eens dat er een belangrijk, tot nog toe onbenut potentieel bestaat voor hergebruikHergebruik is het behouden van een object om het te hergebruiken zoals het is, eventueel na een voorbereidingsfase voor hergebruik. Voorbeeld: bakstenen worden ontmanteld en hergebruikt voor een nieuwe muur, na te zijn schoongemaakt en gecontroleerd./hertoepassing (cf. studies Opalis; studie ROTOR, mei 2012). Vandaag worden bepaalde fracties van het BSA gerecupereerd en in de hergebruikcircuits gebracht, maar vooral in een informeel kader. Er is geen echt circuit voor bevoorrading, behandeling en afvoer. Andere obstakels voor het hergebruik van materialen op bouwwerven zijn vooral het gebrek aan tijd en ruimte, de kostprijs, de noodzaak van opslag, de aantrekkelijkheid van het type van materiaal, …
Recyclage
Op Brusselse bouwplaatsen staan gewoonlijk twee containers: een voor inert afval en een voor gemengd afval. Metalen verdwijnen al snel uit het BSA-circuit. Indien containers met gemengd afval in een sorteercentrum worden gesorteerd, is dit doorgaans veel minder efficiënt dan sortering aan de bron. Bovendien brengt dit een risico van downcycling mee. Er werd ook vastgesteld dat er zich problemen voordoen met het beheren van gevaarlijk afval, en vooral van het kleinste chemisch afval (op minder dan de helft van de 40 bezochte bouwplaatsen wordt gevaarlijk afval gesorteerd). In de verschillende fasen van de werken treffen we nochtans kleine containers aan voor nagenoeg onvermengd afval, maar uiteindelijk belanden deze samen in een container met gemengd afval wegens plaats- of tijdgebrek maar ook om budgettaire redenen, vooral door de gemeentelijke heffingen op containers die op de openbare weg staan. Door bepaalde omstandigheden te verbeteren, kunnen deze afvalstromen dus zuiverder worden gehouden.
De studie CERAA-ROTOR toont aan dat het beheer van gevaarlijk afval niet altijd optimaal is, vooral in het geval van klein gevaarlijk afval (spuitbussen, lijmresten, gebruikte potten) of afval geproduceerd in kleine hoeveelheden. Ook asbest zorgt nog voor problemen (herkenning van het afval, maar ook naleving van de wet door de verschillende partijen).
Nuttige toepassing voor energie en eliminatie
Wanneer de container aankomt in het sorteercentrum, wordt het gemengd afval vaak gesorteerd. Bij een efficiënte sortering zou 1/3 van het inert afval en 1/3 van het houtafval kunnen gesorteerd worden, naast andere fracties die een veel kleinere massa vertegenwoordigen. De resterende afvalstroom wordt dan verbrand of gestort. Sinds de verhoging van de storttaksen, het verbod op het storten van bepaalde afvalstromen en de invoering van een voordelig fiscaal beleid voor nuttige energie-opwekking wordt een drastische vermindering van de af te voeren hoeveelheden vastgesteld.
De bouwsector zou vandaag ongeveer 650 000 ton afval per jaar produceren. De gesorteerde fracties (vooral inert afval, metalen en hout) zijn goed voor 75% tot 80% van de totale afvalberg. Dit is een vrij positief resultaat, maar tegelijk wordt jaarlijks nog 150 000 werfafval niet gesorteerd, wat een niet te verwaarlozen hoeveelheid is op schaal van het Gewest. Het MER van het Afvalplan raamt de hoeveelheid niet-huishoudelijk afval die in het BHG wordt geproduceerd op 1 750 000 ton, waarvan het gemengd afval dus 9% uitmaakt.

Kwantitatieve doelstellingen voor recyclage
RecyclageRecyclage is de vernietiging van afval om nieuwe materialen te produceren. Voorbeeld: inert afval wordt vermalen om granulaten te produceren die in wegfunderingen worden gebruikt is niet mogelijk zonder grondige sortering. De Europese richtlijn legt voor 2020 een recyclagepercentage van 70% van het BSA op. Volgens de balans van het afvalplan 2003-2007 wordt 80% van het BSA al gerecycleerd. De recyclage waarmee in deze statistiek rekening wordt gehouden, steunt echter vooral op het gebruik van BSA als aanvullingsgrond, wat inhoudt dat het wordt vermalen tot korrels van verschillende diameter. Het vierde afvalplan beoogt de recyclage van 90% (in gewicht) van het BSA. Dit doel lijkt echter nog niet behaald volgens de ramingen van de studies (zie bovenstaande tabel).
Beperkingen van de gegevens die vandaag beschikbaar zijn
De ramingen van de studie die in deze focus in de kijker wordt gezet, zijn deels gebaseerd op de gegevens uit het afvalregister van Leefmilieu Brussel nadat deze anoniem werden gemaakt. Het register is bedoeld voor de individuele controle van ondernemingen en werd niet ontworpen voor statistische extrapolatie. De gegevens zijn bijgevolg niet perfect voor deze aanwending en kunnen onderschattingen bevatten.
Om te downloaden
Afvalstoffenplan
- Vierde afvalstoffenplan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (goedgekeurd op 11 maart 2010) : de voorschriften voor een geïntegreerde Ecoconstructie-benadering staan op de pagina's 39 tot 41
Rapport(en) van Leefmilieu Brussel
- Milieu-effectenrapport van het ontwerp van het 4de afvalstoffenplan, sept. 2008, 126 blz
- Région de Bruxelles-Capitale : Métiers en transition dans le secteur de la construction. Constats et compétences à acquérir par métier, juni 2010, 15 blz
- Tussentijdse evaluatie van het 4de afvalstoffenplan, sept. 2012, 29 blz en Bijlage bij het rapport
Afvalstoffenplan
- Vierde afvalstoffenplan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (goedgekeurd op 11 maart 2010) : de voorschriften voor een geïntegreerde Ecoconstructie-benadering staan op de pagina's 39 tot 41
Rapport(en) van Leefmilieu Brussel
- Milieu-effectenrapport van het ontwerp van het 4de afvalstoffenplan, sept. 2008, 126 blz
- Région de Bruxelles-Capitale : Métiers en transition dans le secteur de la construction. Constats et compétences à acquérir par métier, juni 2010, 15 blz
- Tussentijdse evaluatie van het 4de afvalstoffenplan, sept. 2012, 29 blz en Bijlage bij het rapport
Infofiches
- Fiche 4.3 Voorbeeldgebouwen - Het beheer van bouwafval, 2011, 33 blz
- Inventaris afvalstoffen - Formulier, 2012, 5 blz
Studies in opdracht van Leefmilieu Brussel
- RDC-Environnement, feb. 2006. Estimation des quantités de déchets non ménagers générés et traités à Bruxelles, 72 blz
- CERAA, 2008. L’application des principes de la maison passive en RBC (enkel in het Frans) (.pdf)
- CERAA-ROTOR, mei 2012. Etude sur l’analyse du gisement, des flux et des pratiques de prévention et de gestion des déchets de construction et de démolition en RBC, 207 blz
- PWC, mei 2012. Analyse des emplois existants et potentiels dans le secteur des déchets en Région de Bruxelles-Capitale, 129 blz
- ROTOR, 2013. Project voor de activering van de hergebruiksstromen van bouwmaterialen in het BHG, 83 blz (=Opalis 1)
- ROTOR, 2012. Etude contenants : Encadrement technique pour l'élaboration d'un appel à projet sur la collecte des déchets sur les petits chantiers en région de Bruxelles-Capitale, 48 blz
- ROTOR, december 2013. Projet d’activation des filières de réemploi des matériaux de construction en région de Bruxelles-Capitale, 112 blz (=Opalis 2)
- Ressources-CCW-CCBC-CIFFUL, 2013. Développement d’une filière de réutilisation et de recyclage des matériaux de construction
Wetgeving
Een selectie:
- Ordonnantie betreffende afvalstoffen van 14 juni 2012 (omzetting van de kaderrichtlijn afval 2008/98/EG)
- De registratie van ophalers en vervoerders van niet-gevaarlijke niet-huishoudelijke afvalstoffen : Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering (BBR) van 21 juni 2012
- Reglementering asbest
- De verplichte recyclage van welbepaald bouw- of sloopafval : BBR van 16 maart 1995
Nuttige links
Monitoring van de voornaamste stromen bedrijfsafval
Focus - Actualisering : december 2015
Voor de bedrijfsafvalstromen beschikken we enkel over schattingen gebaseerd op een aantal hypotheses, wat de omvang en de juistheid van de gegevens onvermijdelijk beperkt. Het Recydata-onderzoek (februari 2014) bespreekt 8 stromen voor het geheel aan afval dat door professionele producenten wordt gegenereerd, waarbij ook de tonnen post-consumerafval die door privébedrijven worden ingezameld mee in rekening worden genomen. De cijfers die voorgesteld worden, zijn dus slechts een gedeeltelijke weergave van de werkelijkheid op het terrein. Hoe dan ook laten de resultaten voor referentiejaar 2012 toe om al de uitgangssituatie te omschrijven van de voornaamste afvalstromen, en zodra de gegevens voor 2014 beschikbaar zijn, ook de impact vast te stellen van de verplichting tot sorteren voor de beroepssector. De eerste resultaten van de Recydata-methode wijzen op een niet onaardig aandeel van recyclageRecyclage is de vernietiging van afval om nieuwe materialen te produceren. Voorbeeld: inert afval wordt vermalen om granulaten te produceren die in wegfunderingen worden gebruikt voor wat betreft niet-huishoudelijk afval. Het komt er echter op aan deze cijfers in de komende jaren door te zetten en te bevestigen.
Context van de focus
Om de prestaties van het Gewest op het vlak van preventie en recyclage van niet-huishoudelijk afval te evalueren, heeft de administratie gegevens nodig omtrent de uitgangssituatie voor de stromen in kwestie. Anderzijds wil de regering de impact controleren van de verplichting tot sorteren die sinds februari 2014 door het BBHR van 21 juni 2012 werd opgelegd aan producenten en verwerkers van niet-huishoudelijk afval. De verplichte sortering geldt voor de stromen van papier en karton, PMD, glas en plantaardig afval - er bestond al een sorteerverplichting voor gevaarlijk afval (1991), dierlijk afval (1993), bouw- en sloopafval (1995) en voor afval met verplichte terugname (2002). Een overzicht in de tijd van betrouwbare en vergelijkbare gegevens is cruciaal om de efficiëntie van de genomen maatregelen te evalueren en om het afvalbeleid uit te tekenen. Waar de gegevens over de omvang en de verwerkingswijze van huishoudelijk afval relatief beschikbaar zijn (zie Focus tonnage huishoudelijk en gelijkgesteld afval), is dat veel minder het geval voor bedrijfsafval. Het is des te moeilijker gegevens in te zamelen over het afval dat door bedrijven en overheden wordt geproduceerd doordat zij, bij gebrek aan jaarlijkse inventaris en opvolging, zelf niet eens een idee hebben van de hoeveelheid afval die ze genereren. Het is dus aan het Gewest om een efficiënt rapportagesysteem door te voeren.
De term "bedrijfsafval" duidt hier op alle afval dat geen deel uitmaakt van huishoudelijk of daaraan gelijkgesteld afval. Voor het verkrijgen van schattingen over dit soort afval zijn twee benaderingen mogelijk: een eerste per activiteitensector, en een tweede per afvalstroom. De schattingen per sector gebeuren in verhouding tot de afvalproductie van die sector of op basis van extrapolatie van studies op het terrein voor bepaalde sleutelsectoren (bijvoorbeeld horeca, bouwsector, kantoren …). Deze benadering vormde het uitgangspunt voor de focussen op afval in de verslagen over de Staat van het Leefmilieu 2007-2008 en 2011-2012. De huidige focus richt zich daarentegen op de benadering per afvalstroom zoals ontwikkeld in het Recydata-onderzoek en gebaseerd op de monitoring van het afval dat door de professionele beheerders in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd ingezameld. De analyse in kwestie heeft betrekking tot het tracé van de 8 typestromen van "primair" niet-huishoudelijk afval, ingezameld in 2010, 2011 en 2012, en op de eindverwerking ervan door privébedrijven.
Doelstellingen in cijfers en vooropgestelde termijnen
De voorschriften van het geldende gewestelijk afvalstoffenplan zijn in principe aan geen enkele termijn onderworpen vermits de duur van het plan onbepaald is. Het plan stelt evenwel dat het "de bedoeling is het geheel aan maatregelen uit te voeren tegen 2013." [4de afvalplan, p. 8]. Uit deze streefdatum mogen we afleiden dat het plan werd opgemaakt met een tijdspanne van maximaal 5 jaar voor ogen, met daarnaast ook enkele doelstellingen voor het jaar 2020 [balans 2015 van het plan, p. 11]:
- de productie van niet-huishoudelijke afval verminderen met 10%
- 50% van het industriële afval recycleren
- 90 % van het bouw- en sloopafval recycleren
Methodologie van het Recydata-onderzoek
De meeste privéoperatoren in de ophaling en verwerking van afval zijn aangesloten bij de sectorale federaties COBEREC (dat de recuperatie- en recyclagesector vertegenwoordigt) en FEBEM (dat de privébedrijven vertegenwoordigt die in België actief zijn op het vlak van afvalbeheer). Onder de door VAL-I-PAC erkende inzamelaars hebben de opstellers van het huidig onderzoek de bedrijven opgelijst die klanten hebben in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Gezien het grote aantal professionelen (80.000 volgens het Recydata-onderzoek) dat binnen het Gewest afval genereert en niet minder dan 700 operatoren die in het Brussels gewest mogelijk actief zijn in de ophaling van niet-huishoudelijk afval, was het nodig om eerst objectieve criteria vast te leggen om het aantal te contacteren bedrijven te beperken. Drieëndertig operatoren die als belangrijk en representatief voor het Gewest kunnen worden beschouwd, werden weerhouden voor deelname aan het onderzoek. Uiteindelijk werden voor de studie gegevens gebruikt van 31 afvalbeheerders die erin toestemden deze gegevens uit hun inkomstenregister te putten. Aangezien de operaties van sommige beheerders langs andere bedrijven passeren, leverden de aangiftes van die laatste onrechtstreekse informatie over operatoren die zelf geen rechtstreekse aangifte deden aan Recydata. De gevolgde methode werd goedgekeurd door alle betrokken partijen, met het oog op een zo getrouw mogelijke inventaris: het gaat om Leefmilieu Brussel, de federaties COBEREC en FEBEM, de privébedrijven die mogelijk binnen het Brussels Gewest actief zijn in de ophaling van dit soort afval, en de personen met expertise op het vlak van glas, hout, papier/karton en inert materiaal.
De studie beperkt zich tot het in kaart brengen van primair bedrijfsafval; d.w.z. post-consumerafval. Dat betekent dat bedrijfsafval afkomstig uit het fabricage- of verwerkingsproces (productieresten) niet in de inventaris werden opgenomen, en evenmin de materialen bestemd voor hergebruikHergebruik is het behouden van een object om het te hergebruiken zoals het is, eventueel na een voorbereidingsfase voor hergebruik. Voorbeeld: bakstenen worden ontmanteld en hergebruikt voor een nieuwe muur, na te zijn schoongemaakt en gecontroleerd. of de voorbereiding ervan. Ook gevaarlijk afval werd niet in de inventaris opgenomen. De onderzochte afvalstromen zijn de volgende:
- papier/karton
- hout
- kunststof
- metaal (op vraag van Leefmilieu Brussel werd een aantal pre-consumer-metaalafval in deze stroom opgenomen)
- glas
- organisch afval
- inert afval (bouw- en sloopafval)
- restafvalAfval dat niet selectief wordt gesorteerd of rest na het verwijderen van recycleerbare stoffen en in de normale vuilniszak terechtkomt.
De studie bracht de hoeveelheden in rekening die in 2012 (en, indien beschikbaar, in 2011 en 2010) werden ingezameld door de particuliere professionele inzamelaars. Recydata hield dus geen rekening met de ingezamelde hoeveelheden door de openbare operator Net Brussel, noch met afval van huishoudelijke afkomst (bijvoorbeeld afval ingezameld in het containerparkIngerichte en bewaakte zone die afvalstoffen opvangt die niet aan huis worden opgehaald (huishoudelijk chemisch afval, grof vuil, schroot, bouwafval, kleding, groenafval, verpakkingen en papier/karton).). Aangezien slechts 23 van de 31 deelnemende bedrijven nog cijfers hadden over de ingezamelde tonnages in 2010 en 2011, heeft de studie getracht om via twee verschillende extrapolatiemethoden de tonnages in te schatten voor de andere inzamelaars. De uitkomst was erg verschillend voor de twee methodes. Deze oefening toont aan dat het erg moeilijk is een betrouwbare schatting te maken op basis van extrapolaties. Om dit soort problemen te vermijden, is het dus aangewezen de gegevens zonder uitstel bij de ophalers in te zamelen.
Het verzamelen en klasseren van afval voor de studie moest manueel gebeuren, doordat elk bedrijf tal van verschillende benamingen gebruikt voor éénzelfde afvalstroom, in die mate dat een automatische gegevensverwerking onmogelijk is. Wat de EURAL-codes betreft, toont de studie de grote discrepantie tussen de theorie en de praktijk op het terrein: in theorie laat de EURAL-code van een bepaald soort afval toe om de activiteit van de producent te achterhalen. In de praktijk echter blijkt dat de EURAL-codes meer gekoppeld zijn aan de aard van het afval dan aan de economische sector van de producent. Het is overigens moeilijk om afval dat gelijkgesteld is met huishoudelijk afval (codes 20 xx xx), te onderscheiden van verpakkingsafval (codes 15 xx xx). De classificatie volgens de EURAL-code in de studie moet dus omzichtig geïnterpreteerd worden.
Hoeveelheden 'bedrijfsafval'
In bepaalde sectoren is het de producent zelf die het geproduceerde afval ophaalt, zonder beroep te doen op een gespecialiseerde vuilnisophaler. Dat is bijvoorbeeld het geval voor een deel van het bouw- en sloopafval, voor bedrijven die lijsten plaatsen, voor de onderneming Carglass en voor sommige grote merken in de distributiesector. Het was niet altijd mogelijk de tonnages in rekening te nemen die door dergelijke omgekeerde logistieksystemen (reverse logistics) worden geproduceerd. In de eerste tabel zijn evenwel de tonnages opgenomen die door de ondernemingen Aldi, Carrefour, Colruyt, Delhaize, Lidl en Wibra werden gegenereerd.
Raming van de in 2012 ingezamelde tonnages met inbegrip van de omgekeerde logistiek (reverse logistics) van 6 grote distributieketens
Bron: Recydata, 2014, tabel 5, p. 17

Bestemming van de materialen en verwerkingswijze
De bestemmingen van het afval werden opgedeeld volgens de D & R-codes, bepaald in Bijlage I van de richtlijn 2008/98/EG. De volumes inkomend afval werden opgedeeld volgens de verschillende bestemmingen/verwerkingswijzen: D-codes staan voor eliminatieprocedures, R-codes voor terugwinning.
Proportioneel aandeel van de verschillende verwerkingswijzen in 2012 (zonder onderscheid volgens materiaal)
Bron: Recydata, 2014, tabel 12, p. 25

D1 = Storten op of in de bodem (bijvoorbeeld op een afvalstortplaats)
D5 = Verwijderen op speciaal ingerichte locaties (bijvoorbeeld in afzonderlijk gedichte, overdekte cellen die van elkaar en van de omgeving afgeschermd zijn)
D10 = Verbranding op het land
R1 = Hoofdgebruik als brandstof of als ander middel voor energieopwekking
R3 = RecyclageRecyclage is de vernietiging van afval om nieuwe materialen te produceren. Voorbeeld: inert afval wordt vermalen om granulaten te produceren die in wegfunderingen worden gebruikt/terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddel worden gebruikt (met inbegrip van composteringBiologisch proces van verandering en nuttige aanwending van organische substraten (organisch afval ... ) in een gestabiliseerd product, gelijk aan tuinaarde en rijk aan humusachtige bestanddelen. en andere biologische omzettingsprocessen)
R3b = Terugwinning in de vorm van biogasBiogas is het gas dat geproduceerd wordt door de fermentatie van organisch dierlijk of plantaardig materiaal.
R3c = Terugwinning in de vorm van compostHet natuurlijk proces waarbij organisch materiaal onder gecontroleerde omstandigheden door levende organismen wordt omgezet in humus en voedingsstoffen voor de bodem en zijn bewoners.
R4 = Recyclage/terugwinning van metalen en metaalverbindingen
R5 = Recyclage/terugwinning van andere anorganische materialen
R13 = Opslag van afvalstoffen voorafgaand aan één van de handelingen in R1 tot en met R12
Daarnaast geeft de studie voor elk materiaal een overzicht van de handelaars (indien pertinent) en van de recyclagebedrijven. Hoewel niet exhaustief, is het overzicht van bestemmingen representatief voor 90 % van de ingezamelde materialen.
Het aandeel recyclage voor het geheel aan bedrijfsafval dat het voorwerp vormde van de studie, wordt geschat op 68%. Dit aandeel moet met een zekere reserve beoordeeld worden in die zin dat het Recydata-onderzoek zich beperkt tot acht afvalstromen en het door Net Brussel ingezamelde afval niet meerekent. Ook is het zo dat het resultaat sterk bepaald wordt door het inert bouw- en sloopafval en niet representatief is voor de situatie in andere sectoren.
Beperkingen van het onderzoek en vooruitzichten
De beperkingen zijn een rechtstreeks gevolg van de toegepaste methodologie (cf. hierboven). In het tweede deel van het verslag wordt voor elk materiaal dieper ingegaan op de eisen die worden opgelegd door de werkelijkheid op het terrein, de keuzes die daaruit voortvloeien en de beperkingen van de studie op het vlak van volledigheid en nauwkeurigheid. Een gedetailleerd overzicht zou ons in deze focus te ver leiden.
Het grote nadeel van het zich baseren op de cijfers van professionele afvalbeheerders voor het berekenen van de afvalstromen, is dat de inzamelaars tot op heden niet in staat zijn inlichtingen te verschaffen over de producenten van afval. Daarom zullen onderzoeken per sector het plaatje moeten vervolledigen. Dit wordt één van de opdrachten van het toekomstige Observatorium voor Afvalstoffen van het Gewest, voorzien in het Gewestelijk Programma voor Circulaire EconomieDe circulaire economie is een productie- en consumptiemodel dat bestaat uit het zo lang mogelijk delen, hergebruiken, repareren, renoveren en recycleren van bestaande producten en materialen, zodat ze hun waarde behouden.. Om op termijn over betrouwbare afvalindicatoren te beschikken, bestaat de uitdaging voor het Observatorium in het vastleggen van een methodologie, samen met de betrokken operatoren, om de gegevenskwaliteit op schaal van het Gewest te verbeteren en de opvolging ervan in de tijd te verzekeren. In maart 2015 lanceerde Leefmilieu Brussel een tweede editie van het Recydata-onderzoek.
Om te downloaden
Fiche(s) Staat van het Leefmilieu
Andere publicaties van Leefmilieu Brussel
- Rapport d’évaluation du 4ème plan de prévention et de gestion des déchets, april 2015 (intern rapport enkel in het Frans)
- Infofiche « Inventaris afvalstoffen”, 2012
Studie(s) en rapport(en)
- RECYDATA, februari 2014. « Monitoring des quantités de déchets industriels générés dans la Région de Bruxelles-Capitale en 2010, 2011 et 2012 et de leurs modes de traitement ». Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel, 52 pp. (.pdf) (rapport enkel in het Frans)
- ECORES sprl, ICEDD, BATir (ULB), juli 2015. « Métabolisme de la Région de Bruxelles-Capitale: identification des flux, acteurs et activités économiques sur le territoire et pistes de réflexion pour l’optimisation des ressources ». Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel, 305 pp. (.pdf) (rapport enkel in het Frans)
Plan(nen) en programma(‘s)
Productie en beheer van het slib en de sedimenten
Focus - Actualisering : december 2011
Het van de zuiveringVerwijderen van de ongewenste bomen (overtallig, ziek, enz.) in een zeer jonge bebossing. van afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. afkomstige slib (“restslib van stedelijk afvalwaterHuishoudelijk afvalwater of het mengsel van huishoudelijk afvalwater en industrieel afvalwater en/of afvloeiend hemelwater.”) en de van de ruiming van het oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...). (kanalen, waterlopen, vijvers) en van het rioleringsnet afkomstige sedimenten vertegenwoordigen een kwantitatief belangrijke materiaalstroom waarvan de beheers- en behandelingskosten vaak hoog kunnen oplopen, afhankelijk van de mate waarin ze verontreinigd zijn. Dit slib en deze sedimenten worden door een grote diversiteit van actoren beheerd via verschillende beheer- en behandelingscircuits, in functie van hun herkomst en hun fysisch-chemische samenstelling (min of meer minerale of organische samenstelling, mate van verontreiniging, …). Meestal prevaleren economische overwegingen boven milieucriteria bij de keuze van deze circuits.
De veralgemening van de verplichte zuivering van het restslib van stedelijk afvalwater, die het gevolg is van de in 1991 goedgekeurde Europese richtlijn, had als gevolg dat de behandeling van het geproduceerde slib opdook als nieuwe problematiek. Over deze behandeling wordt heel wat nagedacht op Europees niveau omdat al de mogelijke circuits (nuttige aanwendingGenerische term die de processen en gedragingen omvat betreffende materiaal- en organische recycling en energievalorisatie van afval, alsook hergebruik en regeneratie. in de landbouw, nuttig gebruik als bouwmateriaal, meeverbranding die de nuttige toepassingGenerische term die de processen en gedragingen omvat betreffende materiaal- en organische recycling en energievalorisatie van afval, alsook hergebruik en regeneratie. als energiebron en als materiaal combineert, enz.) zowel voor- als nadelen bieden. De classificatie van deze circuits in functie van hun gevolgen voor het milieu blijkt in de praktijk relatief complex en is voorwerp van discussie.
Preventie – niet alleen in termen van een vermindering van de geproduceerde hoeveelheden slib en sedimenten, maar ook en vooral in termen van een vermindering van hun verontreinigingsgraad – ligt voor de hand als de eerste te treffen maatregel. Hieraan wordt tegemoetgekomen door tal van acties waarvan de implementatie is voorzien in het kader van het gewestelijk waterbeheerplan (zie hieronder).

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het slib hoofdzakelijk afkomstig van de twee gewestelijke waterzuiveringsstations (“primair slib”, geproduceerd via bezinking na beroostering en verwijdering van zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm en olie, en “secundair slib”, afkomstig van de afbraak van de organische vracht door micro-organismen) en in mindere mate van septische putten en industriële zuiveringsinstallaties (cf hoofdstuk Water, « ZuiveringVerwijderen van de ongewenste bomen (overtallig, ziek, enz.) in een zeer jonge bebossing. van het afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. »). De gewestelijke WZI’s zijn uitgerust met al dan niet actieve voorzieningen voor de behandeling van het slib in situ.
Bij de WZI Noord bestaat het circuit voor het beheer van het slib uit de volgende stappen: predehydratatie (door zwaartekracht en centrifugering), thermische hydrolyse (verhitting tot hoge temperatuur en onder hoge druk om de micro-organismen te vernietigen), anaerobe digestie (fermentatie) met recuperatie van het geproduceerde methaan (10 % van de verbruikte elektriciteit) en “natte oxidatie” om al het resterende organische materiaal af te breken tot inerte minerale resten (“technozand”). Het aldus geproduceerde technozand (in 2010 goed voor 2.198 ton) wordt vervolgens gebruikt voor de afdekking van centra voor technische ingraving.
Er lopen echter ook onderzoeken en proeven met het oog op een betere nuttige toepassingGenerische term die de processen en gedragingen omvat betreffende materiaal- en organische recycling en energievalorisatie van afval, alsook hergebruik en regeneratie. van deze resten (vervaardiging van “bioplastic”). Op dit ogenblik wordt een deel van het slib buiten het station behandeld, voornamelijk via het verbrandings- of meeverbrandingscircuit (in de cementindustrie). Verder werden er twee bijkomende putten gerealiseerd; deze zouden het slib van septische putten alsook het veegslib van de straten en de ruiming van de straatkolken kunnen opvangen ten belope van respectievelijk 2.000 en 16.000 ton per jaar. Tussen de BMWB en Aquiris zijn de gesprekken volop aan de gang om de praktische aspecten voor de aanvaarding van deze bijkomende stromen te bepalen.
De WZI Zuid is uitgerust met een verbrandingsoven voor slib. Sinds september 2009 is deze niet langer actief omdat de installatie niet voorzien is voor de behandeling van de stikstofoxiden in de rookgassen. Op dit ogenblik wordt het slib naar Duitsland gestuurd om daar te worden verbrand. Een ander, voordien ingericht circuit was de meeverbranding in de cementindustrie. Er loopt nu een project om het station te moderniseren en zijn prestaties te verbeteren. Hierbij wordt ook nagedacht over het beheer van het slib, meer bepaald met het oog op een vermindering van de ermee gepaard gaande milieuimpact.
Wat de sedimenten betreft, is de belangrijkste afzetting afkomstig van de baggering van het Kanaal, een activiteit die onontbeerlijk is voor de binnenscheepvaart. De gebaggerde hoeveelheid verschilt licht van jaar tot jaar, al naargelang het budget. Sinds 2008 wordt er elk jaar circa 52.000 ton gebaggerd. Dit stemt overeen met een volume van 37.200 m3, d.w.z. de theoretische hoeveelheid die jaarlijks wordt afgezet. Naast economische motieven bepaalt ook de verontreinigingsgraad van deze sedimenten welk circuit wordt gevolgd voor hun behandeling. Tot in 2007 werd een deel van het baggerslib van het Kanaal nog geklasseerd als niet-gevaarlijk en kon het bijgevolg nuttig worden aangewend in de vorm van grondaanvullingen. Sindsdien moeten de gebaggerde sedimenten wegens de concentraties aan koolwaterstoffenDit zijn van aardolie afgeleide samengestelde organische vloeistoffen op basis van koolstof en waterstof. Stookolie, benzine en andere soorten minerale oliën behoren daartoe. Deze oliën hebben de eigenheid dat ze een geringe dichtheid hebben. Wanneer ze in de bodem dringen, kunnen ze het grondwater bereiken en er een drijflaag op vormen. die ze bevatten, een voorafgaande depolluerende behandeling ondergaan voor ze nuttig worden aangewend, of verstuurd naar een specifiek centrum voor technische ingraving. Dit heeft uiteraard aanzienlijke economische gevolgen. Het is in deze context dat de Haven van Brussel al verschillende jaren op zoek is naar een economisch en ecologisch aanvaardbare beheeroplossing.
De ruiming van de waterlopen en publieke vijvers die door de gemeenten of Leefmilieu Brussel wordt verzekerd, beantwoordt aan bepaalde ecologische eisen (handhaving van het waterpeil, opruiming van verontreinigingen, strijd tegen eutrofiëringOvermatige toevoer van voedingsstoffen in het water, met als gevolg een woekering van de vegetatie, zuurstofvermindering en onevenwicht van het ecosysteem.) maar eveneens aan hydrologische vereisten (voorkomen van overstromingen, …). Op dit ogenblik zijn wegens de concentratie aan polluenten (nutriënten, koolwaterstoffen, …) die zich doorheen de jaren hebben geaccumuleerd in het ruimingsslib, specifieke en dure behandelingen nodig. De inspanningen die het Gewest zich heeft getroost op het vlak van de aansluiting op het riolerings- en zuiveringsnet lijken zich te vertalen in een geleidelijke verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...). (cf. hoofdstuk Water, « Ecologische kwaliteit van de voornaamste waterlopen en vijvers » en « Fysisch-chemische kwaliteit van het oppervlaktewater »).
De uitvoering van tal van maatregelen voorzien in het waterbeheerplan (o.a. betere scheiding van zuiver water en afvalwater, vermindering van de verontreinigende lozingen, herstel van het natuurlijk zelfreinigend vermogen van waterlopen en -partijen, herstel van het zelfruimend vermogen, inrichting van gecontroleerde sedimentvallen) zou die evolutie nog moeten versterkt. Naar de toekomst toe zou dit moeten leiden tot een vermindering van de verontreinigingsgraad van slib en sedimenten en in tweede instantie tot een afname van de geproduceerde hoeveelheden, waardoor de kosten voor de behandeling en verwijdering eveneens zouden moeten dalen.
Om te downloaden
Factsheet(s)
Rapport(en) van Leefmilieu Brussel
Plannen en programma's