Brusselse context
- Mobiliteit
- Klimaat
- Bodem
- Het milieu: stand van zaken
- Studie
- Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Inhoud
Het is moeilijk om een stand van zaken op te maken van de toestand van het milieu in Brussel zonder te kijken naar de meer algemene context. De bevolking, de economische activiteiten, het landgebruik of de verplaatsingen zetten het milieu onder druk, of de middelen om daar iets aan te doen.
Het doel van dit hoofdstuk is om de situatie op synthetische manier te inventariseren. Met name de BISA-website zal u, indien nodig, meer details geven.
De verbanden met het milieu worden in elk thematisch hoofdstuk besproken.
De demografische evolutie in het Brussels Gewest
Indicator - Actualisering : november 2023
Een groeiend aantal Brusselaars
Het Brusselse Gewest telde op 1 januari 2023 1.241.175 inwoners (buiten het wachtregister). Een Belg op tien is dus gedomicilieerd in ons Gewest.
Sinds het midden van de jaren negentig is de bevolking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gegroeid. Ze is sindsdien met bijna 30% gestegen. Het hoogste groeipercentage werd waargenomen tussen 2008 en 2013. Sedertdien is de groei blijven aanhouden, zij het in een gematigder tempo. COVID-19 heeft een negatief effect gehad op de groei in 2020 en 2021 (slechts +0,14% en +0,22%), maar heeft deze niet onderbroken. In 2022 waren we getuige van een uitzonderlijke groei door de toestroom van vluchtelingen uit Oekraïne (+1,5%).
Als we ervan uitgaan dat de helft van de Oekraïense vluchtelingen in 2024 naar hun land terugkeert, zou het Brusselse bevolkingsaantal licht stijgen tot 2050 en dan beginnen dalen. En in 2070 zou Brussel zelfs 1% minder inwoners kunnen tellen dan in 2023 (FPB, 2023).
De gevolgen van de oorlog in Oekraïne: een uitzonderlijke bevolkingsgroei in 2022
Bronnen: Demografische evolutie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, FOD Economie – Statbel - Rijksregister (1980-2023), Federaal Planbureau – bevolkingsprojecties 2022-2070 (januari 2023)
Lees de transcriptietekst
Sterke groei tussen 2008 en 2013 (+10%), gematigder tussen 2013 en 2020 (+6%), zeer zwakke groei tijdens de twee jaar van de pandemie, daarna sterke stijging in 2022 (+2%)
Wat zijn de stimulansen achter deze groei?
Deze groei wordt gestimuleerd door:
- het natuurlijk saldo
- en het internationaal migratiesaldo.
Goed om te weten
Gelet op de Belgische en internationale migratiebewegingen verwelkomt het Gewest jaarlijks tussen de 70 en 80.000 nieuwkomers (72.000 in 2021 en 88.000 aangekondigd in 2022): een nieuw publiek dus, dat vaak helemaal niet op de hoogte is van onze milieuwetgeving.
Bovendien zouden de klimaatveranderingen een migratiestroom op gang kunnen brengen van een miljoen klimaatvluchtelingen in Europa tegen 2100, met een grote kans dat deze zullen trekken naar de grote steden, namelijk onder andere Brussel.
De groei van de Brusselse bevolking verhult echter twee tendensen:
- het Gewest verliest meer Belgische inwoners dan dat het er bijwint: in 2021 zijn bijna 45.000 mensen verhuisd naar één van de twee andere gewesten van het land en slechts 24.000 kozen ervoor om zich in de hoofdstad te vestigen. In het bijzonder jonge gezinnen met kinderen verlaten Brussel. En dit fenomeen van randverstedelijking wordt met de tijd intensiever. Zij die vertrekken kiezen vaak voor de Rand, maar ook steeds vaker voor verder gelegen gemeenten (BISA, IWEPS, Statistiek Vlaanderen, 2019 & BISA, 2023).
- Er worden sinds 2014 steeds minder kinderen geboren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Een ongelijk verdeelde bevolking
De gewestelijke dichtheid bedraagt 7.642 inwoners/km2 in 2023. De bevolking is weliswaar ongelijk verdeeld over het grondgebied:
- er is een concentratie in de gemeenten van de eerste kroon (Sint-Joost heeft de hoogste bevolkingsdichtheid: 22.994 inw/km2)
- en een lagere dichtheid in de periferisch gelegen gemeenten (Watermaal-Bosvoorde heeft de laagste bevolkingsdichtheid, onder andere door de invloed van het Zoniënwoud: 1.957 inw/km2).
De Brusselse bevolking is geconcentreerd in de wijken in de eerste kroon
Bron: BISA – Perspective.brussels, Wijkmonitoring (2021)
De huishoudens worden groter en het aandeel van de alleenstaanden wordt groter
In 2022 telde het Gewest bijna 564.000 private huishoudens (de collectieve huishoudens - rusthuizen, studentenhomes, enz. - vertegenwoordigen maar 1% van de totale bevolking).
Het aantal huishoudens fluctueert hoofdzakelijk in functie van de evolutie van de Brusselse bevolking. Na een aanzienlijke groei tussen 2001 en 2013 (+14%), en vervolgens enkele jaren van relatieve stagnatie, stijgt hun aantal opnieuw sinds 2017. Volgens de voorspellingen zou het aantal huishoudens nog tot het begin van de jaren 2040 moeten toenemen (FPB, 2023).
De gezinnen in het Gewest (de collectieve gezinnen niet meegerekend) bestaan gemiddeld uit 2,1 personen. Hun omvang daalt licht sinds 2019, na voordien een zowat ononderbroken stijgende tendens gekend te hebben.
Bijna de helft van hen zijn alleenstaanden: m.a.w. 1 Brusselaar op 5 woont alleen.
Het aandeel van gezinnen evolueert anders naargelang hun omvang:
- Het aandeel eenpersoonsgezinnen loopt sinds 2019 in stijgende lijn, hoewel het daarvoor daalde.
- Dat van gezinnen van 3 of meer personen evolueert de andere richting op.
- En tot slot, het aandeel gezinnen van 2 personen kent al meer dan 20 jaar een dalende tendens.
Bijna 1 gezin op 2 bestaat uit één persoon
Bron: Verdeling van Brusselse private huishoudens volgens grootte in 2022, BISA volgens de gegevens van Statbel
Tijdens de dag neemt de Brusselse bevolking aanzienlijk toe:
- aangezien het Gewest fungeert als een “tewerkstellingspool”: volgens de Enquête over de Arbeidskrachten (Statbel) zullen in 2022 nagenoeg 413.000 Vlamingen of Walen in Brussel komen werken. Bijgevolg is één Brusselse werknemer op twee een pendelaar. Ter vergelijking, er zijn vijf keer minder Brusselaars die in Vlaanderen of Wallonië werken (bijna 79.000 in 2022). De bevolking van het Gewest groeit dus met 21% op werkdagen … Dat is een potentiële groei, want dat cijfer houdt geen rekening met telewerk.
Zowel het aantal pendelaars van en naar het Brussels Gewest neigt toe te nemen. Maar de gezondheidscrisis heeft tijdelijk een impact gehad op de arbeidsmarkt: in 2020 is het aantal pendelaars gedaald (-9.000 voor inkomende pendelaars, -6.000 voor uitgaande pendelaars). Twee jaar later is zowel de uitgaande als de inkomende pendel gestegen. De inkomende stroom is nog niet tot op zijn niveau van voor de crisis geraakt, maar de uitgaande ligt er intussen al ruim boven (+36.000 in 2022 ten opzichte van 2019).
Eén Brusselse werknemer op twee is pendelaar
Bron: Leefmilieu Brussel volgens de gegevens van Statbel, Enquête over de Arbeidskrachten (EAK) 2022
- In veel mindere mate, aangezien het Brussels Gewest eveneens een “onderwijspool” is en gedurende het schooljaar zeer veel leerlingen en studenten aantrekt. Alleen al voor het kleuter-, lager en middelbaar onderwijs, kwamen tijdens het schooljaar 2021-2022 37.300 mensen uit Vlaanderen (Vlaams-Brabant voornamelijk), maar ook uit Wallonië en het buitenland. Dat is 14% van de in Brussel schoollopende leerlingen (BISA). Daarnaast zijn er veel studenten in het hoger onderwijs, waarvan de aantallen niet gekend zijn.
- Tot slot is Brussel, de hoofdstad van Europa, een toeristisch en zakelijk centrum met zijn vele Europese en internationale instellingen.
Goed om te weten
1 Brusselse werknemer op 2 is een pendelaar. Dit heeft gevolgen voor de mobiliteit, met name voor het wegverkeer (zie de indicator over mobiliteit en vervoer).
Een Brusselaar geboren in 2022 zal gemiddeld 81 jaar en 7 maanden leven
De levensverwachting van de Brusselse bevolking bedraagt 81,6 jaar in 2022. Ze ligt 4,9 jaar hoger voor vrouwen dan voor mannen (Statbel).
De COVID-19-pandemie had het Brussels Gewest zwaar getroffen : tussen 2019 en 2020 is deze verwachting met bijna 2 jaar gedaald hoewel deze even sterk was gestegen in de 10 jaar voorafgaand aan de crisis. Terwijl vóór de gezondheidscrisis, het met hetzelfde bedrag was toegenomen over een tijdsspanne van 10 jaar. In 2021 was de levensverwachting al met 1,6 jaar gestegen. En in 2022 was deze terug op het niveau van voor de crisis.
Om te downloaden
- BISA, mei 2023.”Demografische barometer 2022 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest“. Focus nr.58. 10 pp. (.pdf)
- Federaal Planbureau (FPB), januari 2023. “Demografische vooruitzichten 2022-2070 – Gevolgen van de oorlog in Oekraïne: uitzonderlijke bevolkingsgroei in België in 2022 en onzekerheden op middellange termijn”. 4 pp. (.pdf)
- BISA, IWEPS en Statistiek Vlaanderen, oktober 2019. “Migraties tussen de gewesten van België”. Onderzoeksrapport. 129 pp. (.pdf)
- BISA, februari 2016. “De vergroting van de Brusselse huishoudens”. Focus nr.13. 8 pp. (.pdf)
Nuttige links
- Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA) – Thema’s “Bevolking”, “Gezondheid” en “Onderwijs”
- Statbel – Thema “Bevolking” en Enquête naar de arbeidskrachten (EAK)
Bodemgebruik en bebouwing in het Brussels Gewest
Actualisering : februari 2022
Het Gewest telt 1 km² meer!
Zeldzaam feit: in 2018 heeft het Brussels Gewest een vierkante kilometer gewonnen dankzij een nieuwe berekeningsmethode van de oppervlakten op Europees niveau (BISA, 2019).
De gekadastreerde bebouwde oppervlakten nemen toe
De totale gekadastreerde bebouwde oppervlakte stijgt gemiddeld met 41 ha per jaar (over het laatste decennium). Dat is het equivalent van 60 voetbalterreinen van het Koning Boudewijn stadion per jaar in oppervlakte!
De verstedelijking en verdwijning van niet-bebouwde oppervlakken wordt bevestigd door de analyse van lucht- en satellietfoto’s (IGEAT-ULB, 2006) en heeft als logisch gevolg een ondoorlaatbaarheid van de bodem. Dit verschijnsel, dat de gemeenten op zeer ongelijke wijze treft, is tussen 1993 en 2006 op regionale schaal met ongeveer 18% toegenomen.
Volgens de statistieken over de gekadastreerde oppervlakten van het Brussels Grondgebied (d.w.z. ongeveer 8/10e van de reële oppervlakte van het Gewest), waren de woningen begin 2021 goed voor 39% van de gewestelijke gekadastreerde oppervlakte. Met andere woorden, een derde van het regionale grondgebied wordt ingenomen door woningen (inclusief stadstuinen).
Bodembezetting op basis van de gekadastreerde oppervlakte (12.873 ha) (2021)
Bronnen: BISA op basis van de gegevens van de FOD Financiën (AA Patrimoniumdocumentatie) en van Statbel
Desondanks blijft het Brussels Gewest een relatief groen karakter behouden, zoals blijkt uit het aandeel groene ruimten, zoals bossen, tuinen en parken, landbouwgronden, weides, graslanden en boomgaarden, braakliggende terreinen en niet te vergeten het Zoniënwoud (30% van het gekadastreerde grondgebied begin 2021) en het aandeel woningen met tuin (33% volgens een enquête die in de zomer van 2020 is gehouden – Dedicated, 2020). De infrarode luchtfoto’s van 2020 hebben aangetoond dat het gewestelijk grondgebied voor ongeveer 52% bedekt was met vegetatie (Leefmilieu Brussel, 2021).
Meer en meer appartementsgebouwen … en garages
Met uitzondering van een stagnatie tussen 2009 en 2011 als gevolg van de financiële crisis, is het aantal gebouwen sinds 2001 blijven stijgen: gemiddeld ongeveer 100 gebouwen extra per jaar, voor een totaal van ongeveer 194.900 in 2021. Deze stijging houdt verband met de ontwikkeling van het aantal woningen. Het aantal woningen neemt inderdaad elk jaar toe: met gemiddeld 5.000 woningen per jaar sinds 2011, om ongeveer 593.000 eenheden begin 2021 te bereiken (omgerekend 9% meer dan in 2011).
Deze groei gaat gepaard met een voortdurende evolutie van de typologie van de gebouwen. Hoewel huizen met twee gevels nog altijd meer dan de helft van de gebouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vertegenwoordigen, vindt er een herverdeling plaats ten voordele van appartementsgebouwen. Deze laatste kennen een toename met gemiddeld 700 gebouwen per jaar, omgerekend + 57% tussen 2001 en 2021. Deze stijging gaat ten koste van handelsgebouwen en huizen met twee gevels, die er tussen 2001 en 2021 respectievelijk 22% en 5% op achteruit gaan. Tegelijk is er een zwakke toename van het aantal huizen met drie of vier gevels (+ 4% voor elk van deze categorieën over deze periode).
Evolutie van het type gebouwen: vergelijking 2001-2021
Bronnen: BISA op basis van de gegevens van de FOD Financiën (AA Patrimoniumdocumentatie) en van Statbel
Ten slotte neemt het aantal garages, parkings of overdekte parkeerplaatsen in huizen, appartementsgebouwen en handelsgebouwen sterk toe (+28% tussen 2001 en 2021). Het Gewest telt dus jaarlijks gemiddeld ongeveer 3.100 extra parkeerplaatsen, op een totaal van bijna 283.000 eenheden in 2021.
Om te downloaden
Factsheet(s)
Andere publicaties van Leefmilieu Brussel
Studie(s) en rapport(en)
- Dedicated, september 2020. "Studie over de meningen en het gedrag van de Brusselaars voor de veerkracht van hun stad in de context van de gezondheidscrisis Covid-19". Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 51 pp. (.pdf) (enkel in het Frans)
- IGEAT-ULB (S. Vanhuysse, J. Depireux, et E. Wolff), 2006. "Studie van de evolutie van de ondoorlaatbaarheidsgraad van de bodem in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest". Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 60 pp. (.pdf) (enkel in het Frans)
Socio-economische ontwikkeling van het Brussels Gewest
Actualisering: augustus 2023
1 op 3 Brusselaars leeft onder de armoederisicodrempel
In 2020 bedraagt volgens de beschikbare fiscale statistieken (Statbel) het gemiddeld inkomen van de Brusselaars 30.598 euro per aangifte (15.444 euro per inwoner). Dit is het laagste van de 3 Belgische gewesten. De inkomens zijn bovendien ongelijk verdeeld aangezien het mediaan inkomen per inwoner lager ligt dan het gemiddeld inkomen.
Een activiteitsgraad van 68%
In 2022 is 68% van de 1.222.637 inwoners van het Gewest tussen de 15 en 64 jaar oud en wordt dus als “op werkleeftijd” beschouwd. Van deze groep is 68% ook effectief beschikbaar voor de arbeidsmarkt (“beroepsbevolking”). Met 65.303 werklozen, bedraagt de werkloosheidsgraad 12% (van de beroepsbevolking, wat overeenkomt met 8% van de bevolking op werkleeftijd).
Statuut van de bevolking in de leeftijdscategorie 15-64 jaar, in het BHG (2022)
Bron: Statbel, volgens de Enquête naar de ArbeidsKrachten (EAK)
1 op de 5 bedrijven heeft personeel in dienst
Eind 2021 telde het Gewest 115.541 bedrijven waarvan 22.557 met personeel (dus een vijfde). Van de bedrijven met personeel telden 89% minder dan 20 werknemers en 89% behoorden tot de dienstensector.
Brusselse ondernemingen volgens aantal werknemers (op 31 december 2021)
Bron: BISA, volgens Statbel
Een door de dienstensector grotendeels gedomineerde arbeidsmarkt
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest telde eind 2021 meer dan 643.000 banen, grotendeels gedomineerd door de tertiaire sector (dat-wil-zeggen de dienstensector) (94%):
- Het aantal banen in de tertiaire sector neemt toe (+19.000 banen over 10 jaar) al is er in 2012, 2013 en 2020 sprake van een terugval.
- Omgekeerd neemt het aantal banen in de secundaire sector geleidelijk af (-9.000 banen over dezelfde periode).
- De primaire sector is met ongeveer 100 banen te verwaarlozen (maar groeit sinds 2018).
Evolutie van het aandeel van de activiteitsectoren (in aantal banen) in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, tussen 2011 en 2021
Bron: BISA, uitsplitsing volgens de NACE-codes 2008 – gegevens op 31 december
Brusselse ondernemingen volgens activiteitsector (op 31 december 2021)
Bron: BISA, volgens Statbel, uitsplitsing volgens de NACE-codes 2008
Lees de transcriptietekst
- De primaire sector vertegenwoordigt minder dan 1% van de Brusselse bedrijven.
- Wat de secundaire sector betreft, is 12% van de bedrijven actief in de bouwsector en 3% in de industrie.
- De tertiaire sector is in de meerderheid: 27% van de bedrijven is betrokken bij gespecialiseerde, wetenschappelijke en technische activiteiten, 15% bij handel en reparatie van voertuigen, 8% bij informatie en communicatie, 6% is actief in de HoReCa en 6% zijn administratieve diensten. Andere soorten activiteiten zijn minder goed vertegenwoordigd in het BHG.
Toegevoegde waarde stijgt met gemiddeld 3% per jaar
De toegevoegde waarde (bruto aan basisprijs, aan lopende prijzen) van het Gewest liep in 2021 op tot meer dan 80 miljard euro. Zij is hoofdzakelijk gelinkt aan tertiaire activiteiten (93%), hiervan zijn de voornaamste:
- de financiële activiteiten en verzekeringen (20% van de toegevoegde waarde),
- het openbare bestuur (13%),
- de vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten (11%),
- de informatie en de communicatie (8%),
- en ook de (groot- en detail) handel en de reparatie van voertuigen (7%).
Om te downloaden
Studie(s) en rapport(en)
- Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel, 2022. “Welzijnsbarometer 2021 – Brussels Armoederapport”. 124 pp. (.pdf)
Nuttige links
- Statbel – Fiscale statistiek van de inkomsten
- Statbel – Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK)
- Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA) – Statistischeindicatoren / rubriek:
- Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA) – Publicaties Mini-Bru
Mobiliteit en vervoer in het Brussels Gewest
Indicator - Actualisering: maart 2024
2/3 van de verplaatsingen van de Brusselaars gebeurt te voet, met het openbaar vervoer of met de fiets
Een onderzoek naar het verplaatsingsgedrag (OVG) van de Brusselaars werd uitgevoerd tussen oktober 2021 en oktober 2022. Zo werd er informatie verzameld over de mobiliteit van de inwoners aan het einde van de coronacrisis en net erna. Het onderzoek baseert zich op een representatieve steekproef van de bevolking. Aangezien het voor de eerste keer uitgevoerd werd in het Brussels Gewest kan er helaas niet nagegaan worden hoe de mobiliteit van de Brusselaars geëvolueerd is.
Hoe verplaatsen Brusselaars zich?
- Brusselaars verplaatsen zich het vaakst te voet (het belangrijkste vervoermiddel voor 36% van de verplaatsingen) en gebruiken vrij vaak het openbaar vervoer (metro, tram, bus) (22%) of de fiets, al dan niet elektrisch (9%). Samen zijn deze 3 vervoerswijzen goed voor twee derde van de verplaatsingen.
- Ze gebruiken de auto minder dan een op de drie keer (27%).
De trein wordt slechts gebruikt voor 1,6% van de verplaatsingen.
Voor meer dan 1 verplaatsing op 3 verkiezen Brusselaars te voet te gaan
Bron: Onderzoek naar het verplaatsingsgedrag (OVG 2021-2022), Brussel Mobiliteit, verdeling van het gemiddeld aantal verplaatsingen per inwoner per dag volgens de belangrijkste vervoerswijze (N=7830)
Brusselaars verplaatsen zich gemiddeld 3 keer per dag en in 86% van de gevallen binnen het Gewest. Slechts een kwart van de verplaatsingen heeft te maken met werk of het volgen van lessen. In 28% van de gevallen worden verplaatsingen gemaakt met een combinatie van verschillende vervoerswijzen.
Goed om te weten
In 1999 (MOBEL), 2010 (BELDAM) en 2017 (MONITOR) werden er onderzoeken naar de mobiliteit van de Belgen uitgevoerd. Ze bieden informatie over mobiliteitspraktijken vóór de coronacrisis. Hoewel deze enquêtes interessant zijn om de veranderingen in mobiliteit in België en zelfs in het Brussels Gewest in de juiste context te plaatsen, zijn ze niet vergelijkbaar met het onderzoek naar het verplaatsingsgedrag (OVG): zowel de vragenlijsten als de gebruikte methodologieën verschillen. Bovendien was de Brusselse steekproef voor de MONITOR-enquête relatief klein.
In het algemeen brengen deze gegevens evenwel een sterke evolutie aan het licht van de verplaatsingswijzen in België in de loop van de jaren 2000, voor de coronacrisis, met in het bijzonder :
- een gevoelige vooruitgang van het gebruik van het openbaar vervoer en de actieve vervoerswijzen ;
- Ook al is er een dalende tendens, de auto blijft het meest gebruikte vervoersmiddel van de Belgen, zowel wat het aantal verplaatsingen betreft (61% in 2017) als de afstand (74% in 2017).
De auto is nog steeds het favoriete vervoermiddel voor verplaatsingen tussen de gewesten, maar binnen Brussel gaan mensen het vaakst te voet.
Met minstens 55% van het modale aandeel op een gemiddelde dag blijft de wagen in 2017 evenwel het hoofdvervoersmiddel voor verplaatsingen tussen de Gewesten met bestemming of vertrek van het Brussels Gewest. De trein komt op de tweede plaats voor alle pendelaars die naar het Gewest komen en terug naar huis gaan.
Verdeling gebruikte vervoermiddelen (in aantal verplaatsingen), per gewest van vertrek en van aankomst
Bron : Enquête MONITOR (2017), FOD Mobiliteit en Vervoer, 2019
Echter wat de intra-gewestelijke verplaatsingen betreft, komt wandelen op de eerste plaats (35%), gevolgd door de wagen (30% ... tegenover 50% in 1999) en het openbaar vervoer (28%, trein inbegrepen). De fiets hinkt ver achterop (5%). We herinneren er evenwel aan dat rekening houdend met de beperkte omvang van de steekproef, met inbegrip van de pendeldiensten van en naar Brussel, de foutenmarge van deze gegevens niet te verwaarlozen is.
1 Brusselse werknemer op 2 is een pendelaar
Het volume woon-werkverkeer weegt zwaar op de gewestelijke mobiliteit, aangezien meer dan 413.000 Vlamingen en Walen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werken, d.w.z. 1 werknemer op 2. Ter vergelijking, er zijn vijf keer minder Brusselaars die in Vlaanderen of Wallonië werken.
De mobiliteitsgewoonten van de Belgen zijn aanzienlijk veranderd sinds de gezondheidscrisis
De Covid-19-crisis heeft de verplaatsingsgewoonten van de Belgen grondig en misschien wel permanent veranderd. De volgende MONITOR-enquête, die midden 2022 van start gaat, zal ongetwijfeld heel andere resultaten opleveren dan die van 2017. In afwachting van de publicatie van deze resultaten zullen andere documentaire bronnen een indicatie geven van de veranderingen die aan de gang zijn: de bedrijfsvervoerplannen van 2021, de enquête over de ontwikkeling van telewerkenWerk verrichten buiten het kantoor, b.v. thuis, met behulp van computers en telecommunicatiemiddelen of MIVB-verkeersgegevens (zie hieronder).
Het woon-werkverkeer bij grote bedrijven wordt gekenmerkt door een daling van het aandeel van het openbaar vervoer, voornamelijk ten gunste van de fiets en de auto
Gegevens over woon-werkverkeer worden geleverd door de verslagen over de bedrijfsvervoerplannen.
Goed om te weten
De bedrijfsvervoerplannen (BVP), die 3 jaar duren, zijn sinds 2004 verplicht in het Brussels Gewest voor de ondernemingen met meer dan 200 werknemers op eenzelfde site en sinds 2011 voor ondernemingen en overheidsinstellingen met meer dan 100 werknemers.
De laatste balans werd opgesteld voor 2021, in een context waarin de coronacrisis nog een sterke impact had. Deze dekt 39% van de banen in Brussel (313 ondernemingen). Daaruit blijkt dat de belangrijkste woon-werkvervoerswijzen die worden gebruikt door werknemers in het Brussels Gewest waarop de BVP’s betrekking hebben, in volgorde van belangrijkheid de volgende zijn:
- de wagen (35%)
- de trein (32%)
- het openbaar vervoer (18%): MIVB (voornamelijk) /TEC/ De Lijn
- de fiets (7,6%)
- te voet(4,3%)
- de moto (1,3%)
- de carpoolingSysteem om met een aantal mensen gezamenlijk in één auto naar en van het werk te gaan, waarbij de kosten door de deelnemers worden gedeeld. (1,1%)
- de bedrijfspendelbussen (0,2%)
Uit de BVP’s van 2021 blijkt een sterke daling van het aandeel van het openbaar vervoer, in het bijzonder van het spoor. Er is een lichte toename van het gebruik van de auto. Deze staat weer op de eerste plaats wat betreft het totale verplaatsingsgedrag van Brusselaars en pendelaars. Tot slot is de stijging van het fietsgebruik nog versneld: het aandeel fietsers is gestegen van 4,4% naar 7,6%, een stijging van 75% op 4 jaar.
De coronacrisis heeft een rol gespeeld in deze ontwikkelingen, aangezien het gebruik van het openbaar vervoer om gezondheidsredenen enigszins gedaald is ten gunste van individuele vervoerswijzen. Daarnaast hebben lockdowns en telewerkenWerk verrichten buiten het kantoor, b.v. thuis, met behulp van computers en telecommunicatiemiddelen geleid tot minder gebruik van de auto, waardoor er ruimte vrijkwam op de weg en in bedrijfsparkeergarages. De fiets heeft ook geprofiteerd van de nieuwe voorzieningen die tijdens de coronaperiode zijn voorzien.
Over het algemeen verschillen de vervoerswijzen die werknemers gebruiken aanzienlijk naargelang hun woonplaats, en in het bijzonder naargelang ze in het Brussels Gewest wonen (37% van de respondenten) of daarbuiten (63% van de respondenten, hierna “pendelaars” genoemd).
Met een modaal aandeel van 41% van de verplaatsingen zijn bus, tram en metro veruit de meest gebruikte vervoerswijzen voor woon-werkverplaatsingen van Brusselse werknemers in BVP-bedrijven. De pendelaarskiezen duidelijk vaker voor de trein (48%) en de wagen (41%).
Voor woon-werkverplaatsingen bij BVP-bedrijven is de wagen de voornaamste verplaatsingswijze voor 27% van de Brusselaars en 41% van de pendelaars
Bron: Bedrijfsvervoerplannen 2021, Leefmilieu Brussel, 2023
Lees de transcriptietekst
De woon-werkvervoerswijzen die worden gebruikt door Brusselaars die werken in het Brussels Gewest dat wordt bestreken door de BVP zijn, in volgorde van belangrijkheid :
- openbaar vervoer (41,3%): MIVB (voornamelijk) /TEC/ De Lijn ;
- wagen (27,4%) ;
- fiets (14,4%);
- te voet (11,2%);
- trein (3,5%);
- andere (moto, carpooling, bedrijfspendelbus) (2,1%).
De woon-werkvervoerswijzen die worden gebruikt door Waalse en Vlaamse pendelaars die werken in het Brussels Gewest dat wordt bestreken door de BVP zijn, in volgorde van belangrijkheid :
- trein (47,9%) ;
- wagen (40,5%);
- openbaar vervoer (4,8%): MIVB (voornamelijk) /TEC/ De Lijn ;
- fiets (3,6%);
- te voet (0,3%);
- andere (moto, carpooling, bedrijfspendelbus) (2,9%).
In 2011 was het aandeel automobilisten zeer vergelijkbaar bij de Brusselse werknemers (35%) en pendelaars (38%), maar hun evolutie is verschillend. Bij de Brusselaars is het aandeel van de auto gestaag gedaald, ook tijdens de coronacrisis, tot 27% in 2021. Enkel bij de pendelaars zien we in de laatste periode dat er terug meer wordt gekozen voor de auto (ten nadele van de trein), na een status quo die sinds 2011 aanhield. Aan de Brusselse zijde is het gebruik van de MIVB, dat sinds 2011 een stijgende trend vertoonde, de voorbije periode sterk gedaald. Brusselaars zijn massaal overgeschakeld op actieve vervoerswijzen: fietsen vertegenwoordigt nu meer dan 14% van het modale aandeel en te voet 11%. Onder pendelaars is het gebruik van de fiets ook sterk gestegen. Daarbij was de ontwikkeling van elektrische fietsen een katalysator.
Aanzienlijk meer telewerk sinds de gezondheidscrisis
TelewerkenWerk verrichten buiten het kantoor, b.v. thuis, met behulp van computers en telecommunicatiemiddelen blijft toenemen, wat zich vertaalt in een daling van het aantal woon-werkverplaatsingen (BISA, 2021). Het Brussels Gewest springt er in dat opzicht uit: in 2018 werkte 34% van de werknemers ten minste 1 dag per week thuis, d.w.z. twee keer zoveel als het Belgische gemiddelde. Als we alleen de Vlaamse en Waalse pendelaars die in Brussel komen werken, meerekenen, stijgt dit percentage zelfs tot 43% (online enquête FOD Mobiliteit en Vervoer, 2018). In 2021-2022 telewerkte 48,5% van de professioneel actieve Brusselaars minstens één dag per week en meer dan de helft van hen telewerkte minstens drie dagen per week (Brussel Mobiliteit, 2023).
De verplichting om te telewerken tijdens de coronacrisis heeft de aantallen opgedreven, aangezien deze verplichting in 2021 op 1 van de 2 werknemers van toepassing was (volgens een enquête uitgevoerd onder 1500 Belgen door de FOD Mobiliteit en Vervoer & VIAS Institute).
Bovendien heeft de gezondheidscrisis ertoe geleid dat mensen meer structureel zijn gaan telewerken in plaats van af en toe. In vergelijking met 2020 neemt het aantal telewerkdagen toe (FOD Mobiliteit en Vervoer & VIAS Institute, 2021).
Meer dan de helft van alle Brusselse huishoudens heeft geen wagen
In het algemeen neemt het aantal in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ingeschreven motorvoertuigen voortdurend toe (d.w.z. auto's met inbegrip van bedrijfswagens, bussen en touringcars, vrachtwagens en bestelwagens, motorfietsen, enz.). Het is tussen 2006 en 2023 met 7% toegenomen (voor het wagenpark, meer informatie in de focus over de milieukenmerken).
Rekening houdend met de Brusselse context gaat het voor een aanzienlijk aandeel van de ingeschreven voertuigen in het Brussels Gewest om bedrijfsvoertuigen. In dat opzicht, volgens de gegevens van Securex beschikken 22% van de werknemers die een contract van onbepaalde duur hebben en in Brussel werken over een bedrijfswagen.
Wat betreft de motorisering van de Brusselaars, vertoont de enquête over het budget van de gezinnen (HBO, Statbel) een daling van het aantal wagens in het bezit van de Brusselse gezinnen: terwijl 75% van de Brusselse gezinnen minstens 1 auto bezat tussen 1999-2004 is dit percentage gedaald naar 55% in 2012-2016 en vervolgens naar 54% tussen 2014-2018 (BISA, 2023, op basis van de gemiddelden van de HBO’s die in deze periode zijn uitgevoerd om een meer representatieve Brusselse steekproef te verzekeren). Sinds 2019 maakt Statbel een dubbele koppeling tussen de jaarlijkse bestanden van de populatie en het voertuigenpark (DIV), enerzijds, en de fiscale gegevens (Belcotax) waarmee het aantal bedrijfswagens kan worden geteld, anderzijds. Volgens deze bron beschikten in 2022 45% van de Brusselse huishoudens en 73% van de Belgische huishoudens over minstens één auto (Statbel, 2023). Over het algemeen neemt het autobezit van de Brusselse gezinnen toe naarmate men zich van het centrum naar de rand van de stad verplaatst (Ermans T, Henry A. in IBSA 2022).
De wagens die in België rondrijden, vervoeren bovendien gemiddeld 1,35 passagiers (2017). De jongste cijfers die beschikbaar zijn voor het Brussels Gewest geven een bezettingsgraad van 1,3 passagiers weer (2012) (website BISA 2022, gegevens “voertuigen en wegverkeer”).
Minder verkeer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest?
Uit de vijfjaarlijkse telcampagnes die Brussel Mobiliteit uitvoert blijkt dat het aantal voertuigen dat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest rondrijdt, lijkt te dalen: tussen 2008 en 2012 was reeds een lichte algemene daling vastgesteld, die tot 2018 aanhoudt en over de hele dag 4% bereikt voor de periode 2012-2018.
Deze daling is vooral merkbaar tijdens de spitsuren. Aan het einde van de avond en in de uren net voor de ochtendspits is daarentegen sprake van een toename (Brussel Mobiliteit, 2020, vijfjaarlijkse campagnes van 24-uurs tellingen). Deze tendens wordt waargenomen op alle soorten wegen (Brussel Mobiliteit, 2021).
Bovendien blijkt uit de beschikbare gegevens voor de periode 2000-2021 (website Brussel Mobiliteit, november 2023) over het aantal gemotoriseerde voertuigen (voertuig-km) op het Brusselse wegennet dat er de laatste twintig jaar een bijna continue daling is. Het volume van het wegverkeer is tussen 2000 en 2019 naar schatting met 6% gedaald. Na een zeer sterke daling in 2020, het jaar waarin de coronacrisis haar hoogtepunt bereikte, neemt het verkeer in 2021 weer toe, maar zonder het niveau van 2019 te bereiken (-16,5% tussen 2000 en 2021) (zie ook de focus “Wat waren de effecten van de eerste COVID-19-lockdown op het leefmilieu?”). Deze vaststelling is des te meer bemoedigend omdat zowel het aantal mensen die werken in het Brussels gewest als de bevolking tussen 2000 en 2021 sterk zijn gestegen (zie “Socio-economische ontwikkeling van het Brussels Gewest” en “De demografische evolutie in het Brussels Gewest”)
In de tunnels, die een zeer specifiek onderdeel van het wegennet vertegenwoordigen dat niet representatief is voor het volledige net, is de verkeersstroom (aantal voertuigen) tussen 2019 en 2022 met 22% afgenomen (tellingen tussen 06h en 22h). Tussen september 2022 en september 2023 is het daarentegen met 6,5% toegenomen (website Brussel Mobiliteit, november 2023).
Recente filetrends in het Brussels Gewest blijven moeilijk in te schatten
Wat de reistijden betreft, blijkt uit metingen van Brussel Mobiliteit in 2004, 2009 en 2016 dat de filedruk in Brussel in die periode is toegenomen (Brussel Mobiliteit, 2021), ondanks een afname van het verkeer.
Volgens Brussel Mobiliteit kan deze paradox door meerdere factoren verklaard worden: concentratie van manifestaties in de stad (stakingen, betogingen, diverse evenementen ...), werven (aantal vermenigvuldigd met 10 in de periode 2011-2016), herinrichting van bepaalde openbare ruimtes, wat zich vertaalt in een vermindering van de wegcapaciteit, modulering van verkeerslichten ten voordele van voetgangers, fietsers en het openbaar vervoer,... Rond de stad is er ook een verhoging van de afgelegde afstanden op het wegennet (zie Ring).
Merk op dat, gezien de sterke demografische groei in het Brussel Gewest en de bijbehorende toenemende vraag naar vervoer van personen en goederen, de verkeersproblemen in het Gewest nog veel groter zouden zijn indien er geen modaliteitsverschuiving was van de auto naar de andere vervoerswijzen.
In 2020 en 2021, jaren waarin de pandemie verplichtte of leidde tot meer telewerk, is de filedruk zoals gemeten door een leverancier van systemen voor rijassistentie (TomTom) en die betrekking heeft op een groter gebied dan het Brussels Gewest, gedaald met respectievelijk 9% en 5% gedaald ten opzichte van 2019.
Volgens de gegevens van Brussel Mobiliteit was er tussen april 2023 en november 2023 (8 maanden), voor een traject binnen Brussel (exclusief de ring) van 10 minuten in een periode zonder file, een gemiddelde vertraging van 0,95 minuten in de ochtendspits en 2,57 minuten in de avondspits. Voor dezelfde maanden waren de vertragingen respectievelijk 1,01 en 2,34 minuten in 2022 en 0,86 en 2,21 minuten in 2021. Gegevens van voor april 2021 zijn momenteel niet beschikbaar. De gegevens die momenteel beschikbaar zijn, maken het moeilijk om huidige filetrends vast te stellen.
Ook het goederentransport kiest massaal voor de weg
Het goederentransport is een sector die sterk blijft groeien. Volgens het Federaal Planbureau zullen bij een ongewijzigd beleid de goederenstromen (in tonkilometers) in België tussen 2019 en 2040 met 20% stijgen. Het vervoer over de weg zal tot 2040 de belangrijkste transportmodus blijven (77% van de tonkilometers) omwille van haar flexibele karakter, hoewel goederenvervoer per spoor en via het water belangrijke alternatieven zijn om onder andere het wegverkeer te ontlasten en omdat ze in sommige gevallen efficiënter en milieuvriendelijker zijn. De vraag naar spoorvervoer zal het meeste stijgen (groei van meer dan 28% van de tkm tegen 2040).
Goed om te weten
In juli 2013 heeft de Regering een plan aangenomen voor de ontwikkeling van een strategie voor het goederentransport in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het beheer van het goederentransport is immers essentieel om de mobiliteit te verbeteren en de problemen aan te pakken die deze met zich mee brengt, in het bijzonder in stedelijke omgevingen.
Ook in het Brussels Gewest wordt het goederentransport grotendeels gedomineerd door vervoer over de weg (90%). In 2021 vertegenwoordigden bestelwagens (<3,5 t) 11% van het verkeer op het Brusselse wegennet. In 2012 was dat nog 8%. De toename van het aantal bestelwagens is onder andere gerelateerd aan de invoer van de kilometerheffing. Die geldt namelijk pas vanaf 3,5 ton. Ook de opmars van de e-commerce heeft een grote invloed. Tussen 2019 en 2020 is het volume van de expres- en pakjesdiensten in België namelijk met 45% toegenomen. Het vrachtwagenverkeer in Brussel en op de Ring is relatief stabiel gebleven sinds 2019 en heeft weinig hinder ondervonden van de lockdownmaatregelen. Volgens tellingen uitgevoerd door Brussel Mobiliteit zouden elke maand zo’n 650.000 vrachtwagens (>3,5 t) in en rond het Gewest rijden. Het aantal vrachtwagens die in 2022 in het Brussels Gewest reden en het aantal kilometers die ze aflegden, is met 2,1% gedaald, in vergelijking met 2021.
De binnenvaart (het Kanaal) wordt voornamelijk gebruikt voor het vervoer van zware goederen en grote volumes, vooral bouwmaterialen en brandstoffen (BISA, 2021). In 2022 werd bijna 6,8 miljoen ton over de Brusselse waterweg vervoerd, waarvan 5 miljoen ton goederen die in Brussel zelf worden geladen en gelost.
Het gebruik van het spoor voor het vervoeren van goederen in Brussel blijft zeer beperkt (Brussel Mobiliteit, 2017).
Na een sterke daling omwille van de coronacrisis, wordt er weer meer gebruikgemaakt van de MIVB
Lees de transcriptietekst
- 338 miljoen verplaatsingen met de MIVB, waaronder :
- o 129 miljoen ritten met de metro
- o 107 miljoen ritten met de tram
- o 102 miljoen ritten met de bus
- 193 000 reizigers die op een trein in een Brusselse station stappen, gemiddeld per werkdag (34 stations)
Tot in 2019 (het jaar vóór de coronapandemie) tonen de gegevens een zeer sterke stijging van het aantal verplaatsingen met het stedelijk openbaar vervoer en – in mindere mate – met de trein:
- Het aantal verplaatsingen met de MIVB is sinds 2000 meer dan verdubbeld of zelfs verdrievoudigd, afhankelijk van het gebruikte type openbaar vervoer.
- De gegevens voor treinen hebben betrekking op het aantal passagiers dat op een trein stapt in een van de Brusselse stations. Dat aantal is tussen 2000 en 2019 met 17% gestegen. De stations op de Noord-Zuidverbinding zijn sterk oververtegenwoordigd: 80% van de reizigers die op een trein stapt in het BHG, maakt daar gebruik van.
Tijdens de coronacrisis en de periode onmiddellijk daarna is het gebruik van het openbaar vervoer aanzienlijk gedaald. Dit kan onder andere worden verklaard door de impact van de coronapandemie (modaliteitsverschuiving die zich voortzet) en de opkomst van telewerkenWerk verrichten buiten het kantoor, b.v. thuis, met behulp van computers en telecommunicatiemiddelen. Het reizigersaantal van de MIVB stijgt echter opnieuw en bereikte in 2022 bijna 80% van het niveau van 2019. In datzelfde jaar werd 38% van de verplaatsingen met de MIVB met de metro afgelegd, 32% met de tram en 30% met de bus.
Het aantal verplaatsingen met de fiets blijft stijgen
Lees de transcriptietekst
- 355 fietsers gemiddeld per uur op basis van tellingen in 26 plaatsen en 4 periodes (2022)
- 1863 fietsersslachtoffers van een geregistreerd verkeersongeval in BHG (waarvan 4 doden) (2022)
- 36% van de interne verplaatsingen binnen het BHG gebeurt uitsluitend te voet (2021-2022), lichte toename
- 958 voetgangersslachtoffers van een geregistreerd verkeersongeval in BHG (waarvan 7 doden) (2022)
- Zones 30 en gelijkgestelde zones beslaan 83% (in lengte) van de wegen (2023)
Ook het aantal fietsers is sinds 2000 sterk gestegen: in 2019 waren er 11 keer meer fietsers in de spits dan in 2000. Toch moet worden opgemerkt dat het aantal fietsers laag was in 2000.
Ook hier werden de resultaten voor 2020 en 2021 sterk beïnvloed door de lockdowns (-7% fietsers tussen 2019 en 2021), maar 2022 wordt gekenmerkt door een sterke toename en bereikt een hoger niveau dan 2019.
Het aantal geregistreerde verkeersongevallen met fietsers, is in dezelfde periode ook aanzienlijk gestegen, vooral tussen 2019 en 2022, met onder hen een groeiend aandeel elektrische of gemotoriseerde fietsen.
Om levens te redden op de weg en om de levenskwaliteit te verbeteren, is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sinds 1 januari 2021 een ‘Stad 30’ geworden. De algemene regel in de straten van de hoofdstad is dus een maximumsnelheid van 30 km/u. Er zijn echter uitzonderingen op sommige grote wegen, waar de maximumsnelheid 50 of 70 km/u is, en in de ontmoetingszones, waar de maximumsnelheid 20 km/u is. In 2023 zullen de zones 30 dus meer dan 80% van de weglengte bestrijken.
Goed om te weten
Volgens het Kenniscentrum van de mobiliteit van het BHG is het succes van de verplaatsingen met het openbaar vervoer en met de fiets te verklaren door verschillende factoren: de demografische groei en de gevoelige verjonging van de Brusselse bevolking, de evolutie van de verkeersomstandigheden (vertraging van het verkeer) en van de parkeermogelijkheden, de verarming van de bevolking …
De vooruitgang van de fiets kan ook het resultaat zijn van de diverse maatregelen om deze verplaatsingswijze aan te moedigen: ontwikkeling van elektrische fietsen, ontwikkeling van fietsinfrastructuur (waarvan de gewestelijke en gemeentelijke fietsroutes) en van een geautomatiseerd netwerk voor de fietsenverhuur (Villo), evolutie van de plaats van de fiets in de openbare ruimte (waaronder de algemene invoering van 30 km/u zones), de ondersteuning van de intermodaliteit fiets/openbaar vervoer (parkings, mogelijkheid om fiets mee te nemen, enz.), de invoering van vervoerplannen (bedrijven, scholen), bewustmaking van de impact van sport op de gezondheid en het milieu, enz.
Het luchtverkeer, sterk getroffen door de gezondheidscrisis en veranderingen in werkgewoonten
Lees de transcriptietekst
178.930 vliegtuigen landden of stegen op van Brussels Airport in 2022
Het luchtverkeer op Brussels Airport kreeg begin jaren 2000, midden in de groeifase, een opdoffer door het faillissement van Sabena. In twee jaar tijd daalde het met bijna 20%. Daarna is het tot 2019 in totaal met ongeveer 10% gedaald tot ongeveer 235.000 bewegingen in dat jaar.
Zoals de meeste vervoermiddelen nam het luchtverkeer opnieuw af als gevolg van de coronacrisis (-50% in 2021 in vergelijking met 2019) en nieuwe werkmethoden (vergaderingen op afstand).
Om te downloaden
Factsheet(s)
- Thema “ Geluid - Basisgegevens voor het plan” 57. Evaluatie van de gezondheids- en economische gevolgen van het globale verkeersgeluid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (.pdf)
Fiche(s) van de Staat van het Leefmilieu
- Lucht - Milieukenmerken van het Brussels wagenpark
- Lucht – De ultrafijne deeltjes, uitgestoten door luchthavenactiviteiten : het geval van de luchthaven Brussel-Nationaal
- Energie – Energieverbruik gelinkt aan transport
- Geluid – (Multi) Blootstelling aan verkeersgeluid
- Geluid – Geluidskadaster van het wegverkeer
- Geluid – Geluidskadaster van het luchtverkeer
- Geluid – Geluidskadaster van het spoorwegverkeer
- Geluid - Blootstelling van de bevolking aan het geluid van transport
- Geluid - De maatschappelijke kostprijs van het verkeerslawaai
- Geluid - Stad 30: welke impact op het geluid?
- Leefmilieu voor een duurzame stad – Invoering van de lage-emissiezone: verwachtingen
- Leefmilieu voor een duurzame stad – Invoering van de lage-emissiezone: de voorlopige resultaten?
- Leefmilieu voor een duurzame stad – De mobiliteit van de bedrijven via de bedrijfsvervoerplannen 2017
- Leefmilieu voor een duurzame stad – Wat waren de effecten van de eerste COVID-19 lockdown op het leefmilieu?
Andere publicatie van Leefmilieu Brussel
Studie(s) en rapport(en)
- BISA, juni 2019. « Focus n°32 – Brusselse huishoudens en de auto». 10 pp. (.pdf)
- BISA, september 2022. « Focus n°53. Waar zijn de auto’s? De geografie van het autobezit van de huishoudens in Brussel en onmiddellijke rand». 11 pp. (.pdf)
- Brussel Mobiliteit, Instituut voor Mobiliteit – Universiteit Hasselt, juni 2023. “Onderzoek Verplaatsingsgedrag (2021-2022) – Analyserapport: Brussel Hoofdstedelijk Gewest”. 88 pp. (.pdf)
- Brussel Mobiliteit 2023. « Onderzoek Verplaatsingsgedrag 6 - Brussels Hoofdstedelijk Gewest (2023) - Samenvatting”, 21 pp. (.pdf)
- Brussel Mobiliteit, mei 2021. “Waarom zijn er meer files in Brussel terwijl het aantal auto’s op de weg lijkt te dalen?”. Good Knowledge – Mobiliteitsdiagnose in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 9 pp. (.pdf)
- Brussel Mobiliteit, maart 2017. “Waarom zijn er zoveel vrachtwagens in en rond Brussel?”. Good Knowledge – Mobiliteitsdiagnose in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 5 pp. (.pdf)
- Brussels Fietsobservatorium (Pro Velo), 2022. “Tellingen en gegevensanalyse – Verslag 2022”, 68 pp. (.pdf)
- Federaal Planbureau (FPB) & FOD Mobiliteit en Vervoer, april 2022. “Vooruitzichten van de transportvraag in België tegen 2040”. 32 pp. (.pdf)
- FOD Mobiliteit en Vervoer, december 2022. “Enquête BEMOB : Telewerk in België in 2022”. 21 pp. (.pdf)
- FOD Mobiliteit en Vervoer, december 2019. “Enquête MONITOR over de mobiliteit van de Belgen”. Nationaal onderzoek inzake mobiliteit en verkeersveiligheid (2017). 50 pp. (.pdf)
- FOD Mobiliteit en Vervoer, maart 2018. “Kerncijfers telewerk in België”. 17 pp. (.pdf)
- FOD Mobiliteit en Vervoer, february 20223. “Federale diagnostiek woon-werkverkeer 2021-2022”. 64 pp. (.pdf)
- Kenniscentrum van de mobiliteit - Ermans T., Brandeleer C., d’Andrimont C., Hubert M., Lebrun K., Marissal P., Vandermotten C., Wayens B., 2019. “Analyse van de woon-werk en woon-schoolverplaatsingen met betrekking tot het Brussels Hoofdstedelijk Gewest”. Katern nr.6. Studie in opdracht van Brussel Mobiliteit. 244 pp. (.pdf)
- Kenniscentrum van de mobiliteit - Brandeleer C., Ermans T., Hubert M., Janssens I., Lannoy P., Loir C., Vanderstraeten P., 2016. “Het delen van de openbare ruimte in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest”. Katern nr.5. Studie in opdracht van Brussel Mobiliteit. 168 pp. (.pdf) (hoofdstuk 1-4) - (hoofdstuk 5-6) – (hoofdstuk 7-9)
- Kenniscentrum van de mobiliteit - Strale M., Lebeau P. ,Wayens B., Hubert M., Macharis C., 2015. “Goederentransport en logistiek in Brussel: stand van zaken en vooruitzichten”. Katern nr.4. Studie in opdracht van Brussel Mobiliteit. 116 pp. (.pdf)
- SECUREX « Laatste drie jaar 11% meer bedrijfswagens in Vlaanderen en Wallonië; omgekeerde beweging in Brussel » (site geraadpleegd in april 2024)
- Wrzesinski, D. Vander Elst D. & Kluppels, L., september 2021. “Telewerken in België – houding van mensen om te blijven telewerken na de COVID19-crisis”. Brussel, België: Vias institute – KCC. 17 pp. (.pdf)
Plan(nen) en programma(‘s)
Nuttige links
- Brussel Mobiliteit – Onderzoek verplaatsingsgedrag (OVG)
- Brussel Mobiliteit - Good Move
- Brussel Mobiliteit - Stad 30
- Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA) – Thema “Mobiliteit en Vervoer”
- Statbel – Enquête naar de arbeidskrachten (EAK)
- Statbel - Huishoudbudgetonderzoek
- FOD Mobiliteit en vervoer - Statistieken
- MIVB - Statistieken
- NMBS – Cijfers opgestapte reizigers
- Skeyes - Brussels Airport – Statistieken
Het klimaat in het Brussels Gewest
Actualisering : februari 2021
Een gematigd zeeklimaat in het BHG
België kent een gematigd oceanisch klimaat dat wordt bepaald door haar gemiddelde breedteligging (tussen 49° en 51°N) en de nabijheid van de Atlantische Oceaan.
Inderdaad:
- De geografische ligging (gemiddelde breedtegraad) situeert België ter hoogte van het oscillerend poolfront (het scheidingsoppervlak waar de koude luchtmassa's van noordelijke oorsprong en de warme luchtmassa's van subtropische origine elkaar ontmoeten). Het is de wisselende positie van het poolfront die ons in de zomer “mooi weer” brengt (wanneer het poolfront naar het noorden opschuift) en het weer in de winter “kouder” doet worden (wanneer het poolfront zuidelijker schuift dan onze breedteligging en koude luchtmassa’s van het noorden aanvoert).
- Door de nabijheid van de oceaan kent België een algemeen vochtig klimaat, zowel in de zomer als in de winter, in het bijzonder vanwege de aanwezigheid van de Golfstroom, een warme zeestroming die langs de Europese kusten stroomt. De warme Golfstroom bevordert de evaporatie en daarbij ook de wolkenvorming en voorkomt zowel dat de zeeën bevriezen als de ontwikkeling van zeer koude winters (zoals bijvoorbeeld in het oosten van Canada). Bovendien wordt door de thermische inertie van de oceanen (ze warmen langzamer op en koelen langzamer af dan het land), de opgeslagen warmte (of koelte) langzaam afgegeven aan de atmosfeer. Zo blijft de warmte die de oceaan tijdens de zomer opslaat zich in de winter in de atmosfeer verspreiden en vice versa tijdens de zomer, wanneer de oceaan de tijdens de winter opgeslagen koelte teruggeeft aan de atmosfeer.
Het Belgisch klimaat wordt dus algemeen gekenmerkt door relatief frisse, natte zomers en eerder zachte, regenachtige winters.
De gemiddelde jaartemperatuur in Ukkel (berekend over een periode van 30 jaar tussen 1991 tot 2020) bedraagt 11°C, dat is een gemiddelde opwarming van 1,2°C ten opzichte van de periode 1961-1990 (9,8°C). De jaarlijkse neerslaghoeveelheden lopen op tot 837 mm.
Klimatologische normalen voor het station te Ukkel (1991 – 2020) : gemiddelde maandelijkse neerslaghoeveelheid en gemiddelde maandelijkse temperatuur
Bron : KMI, internetsite: de maandnormalen te Ukkel
Klimatologische normalen voor het station te Ukkel (1991 – 2020): gemiddeld aantal dagen neerslag en gemiddeld aantal uren zonneschijn
Bron : KMI, internetsite: de maandnormalen te Ukkel
Zelfs in België bestaan er variaties in het klimaat in functie van de regio. Zo overschrijdt de gemiddelde temperatuur in de Hoge Venen de 7,5 °C niet, terwijl de gemiddelde temperatuur in de Kempen zo’n 11°C bedraagt. Deze temperatuursverschillen worden voornamelijk bepaald door twee factoren:
- De afstand tot de zee (waarvan de thermische inertie ook eerder een lokale invloed heeft).
- De hoogteligging (de temperatuur daalt gemiddeld met 0,6°C voor elke 100m hoogteverschil).
De hoogvlakten van de Ardennen zijn dus gemiddeld 3°C kouder dan de laagvlakte. Hetzelfde geldt voor de neerslag, die sterk toeneemt met de hoogte en op hellingen gericht naar de wind (zuidwest), die het merendeel van de regen meebrengt.
Een klimaat in ontwikkeling in de 20ste en de 21ste eeuw
Volgens de gegevens van KMI ("Klimaatrapport 2020") is het Belgische klimaat geëvolueerd in de loop van de 20ste en de 21ste eeuwen:
- Twee opmerkelijke en vrij plotse stijgingen voor zowel de seizoentemperaturen als de jaartemperaturen (in de orde van 1°C), de eerste in de eerste helft van de 20ste eeuw en dan tijdens de jaren 1980.
- Een significante stijging van de hoogste zomertemperatuur (+0,85°C per decennium sinds 1981), alsook een bijzonder significante stijging van het aantal dagen per jaar waarop de minimale dagtemperatuur (d.w.z. de nachttemperatuur) ten minste 15°C bereikte (+3,9 dagen per decennium sedert 1981).
- Aanzienlijke toename van het aantal, de duur en de intensiteit van hittegolven.
- Significante stijging voor de Brusselse regio van de totale jaarlijkse hoeveelheid neerslag (in de orde van 9% tussen 1833 en het begin van de 21ste eeuw), in het bijzonder in de winter (in de orde van 30%).
- Tendens tot verhoging van de intensiteit en de frequentie van onweersbuien in de Brusselse regio op korte termijn (+0.5 dagen met hevige neerslag per decennium sinds 1981).
(Meer informatie in de focus "Evolutie van het klimaat in het Brussels Gewest" in het hoofdstuk Klimaat, de factsheet klimaat 2 en het rapport van KMI)
2020, het warmste jaar ooit geregistreerd, met weinig neerslag
Het klimaat van 2020 heeft verschillende records gebroken, vooral in termen van temperatuur. In Ukkel werd er namelijk een recordgemiddelde temperatuur van 12,2°C genoteerd (tegen een normaal van 10,6°C), wat het het warmste jaar sinds 1833 maakt met een laagste temperatuur van slechts -2,4°C. Op wereldschaal verklaart de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) het jaar 2020 in de top 3 van de warmste jaren.
Ook in Ukkel viel minder neerslag dan gewoonlijk (731,9 mm, tegen 852,4 mm normaal), over een periode van 169 dagen (normaal: 198,7 dagen).