
Hydrogeologie
- Ondergrond
- Water
- Grondwater
- Regenwater
- Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Inhoud
Grondwater wordt door bekkens gevoerd die “aquifers” worden genoemd. De aanvulling en de drainage van deze bekkens volgen een algemener proces dat deel uitmaakt van de watercyclus.
De reserves van de verschillende aangewende aquifers worden geregeld door een evenwicht tussen:
- de inkomende debieten die afkomstig zijn van de aanvulling door infiltratie van neerslag en oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...). . In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verhogen debieten die verband houden met lekken in het drinkwaterdistributienet en afvalwaterhoofdleidingen op kunstmatige wijze de inkomende debieten;
- de uitgaande debieten die afkomstig zijn van natuurlijke afvoeren zoals oppervlaktewater en bronnen. Waterwinningen maar ook drainage via bepaalde hoofdleidingen of afvoeren verhogen de uitgaande debieten op kunstmatige wijze

Soorten grondwaterlagen
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest treffen we hoofdzakelijk drie soorten grondwaterlagen aan:
Vrije grondwaterlagen (of freatische grondwaterlagen) die we aantreffen op een diepte tussen ongeveer 0 en 30 m onder het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en die worden bijgevuld door directe infiltratie van regenwater door de bovenliggende geologische lagen die niet zijn verzadigd met water. Het piëzometrische niveau ervan is dus in evenwicht met de luchtdruk.

Artesische grondwaterlagen die we aantreffen op een diepte tussen 30 en meer dan 150 m onder het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze grondwaterlagen worden stroomopwaarts van het Brussels grondgebied bijgevuld, in het Vlaams en het Waals Gewest, door infiltratie van regenwater door de bovenliggende geologische lagen die niet zijn verzadigd met water (gebied waar de grondwaterlaag vrij is). Directe infiltratie op het Brussels grondgebied is er onmogelijk door de aanwezigheid van een ondoorlatende bedekking. Het piëzometrische niveau ervan stemt overeen met een druk die hoger is dan de luchtdruk.

Verhoogde grondwaterlagen die we aantreffen op geringe diepte (< 10 m) in bepaalde gebieden op grotere hoogte, zoals in het zuiden van Brussel in het Zoniënwoud. Dit soort grondwaterlaag wordt gekenmerkt door een zeer beperkte extensie en een zeer beperkt volume. Deze lagen bevinden zich topografisch boven de belangrijkste freatische grondwaterlaag, waarvan ze hydrogeologisch worden gescheiden door een ondoorlatende bodemlaag (aquiclude van het kleitype).

Hydrogeologische Eenheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (HE/BHG)
Een Hydrogeologische Eenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (HE/BHG)(.pdf) stemt overeen met een of meerdere Stratigrafische Eenheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (SE/BHG) met relatief gelijkaardige hydrogeologische kenmerken. Deze eenheden kunnen uit het volgende bestaan:
Deze eenheden kunnen uit het volgende bestaan:
- aquifers, dat wil zeggen geologische bekkens die een grondwaterlaag bevatten die kan worden aangewend;
- aquitards, dat wil zeggen geologische bekkens die een grondwaterlaag bevatten die vanuit economisch oogpunt echter niet kan worden aangewend (niet doorlatend genoeg);
- aquicludes, dat wil zeggen ondoorlatende hydrogeologische eenheden die ertoe leiden dat twee aquifers hydrodynamisch worden gecompartimenteerd (vb.: kleilaag).
Aangezien de HE/BHG_7c KleiBodemdeeltjes die kleiner zijn dan 0,002 mm van Saint-Maur aquiclude een bijna ondoorlatende barrière is, wordt de Brusselse ondergrond in twee grote hydrogeologische systemen verdeeld:
- freatisch systeem dat de eenheden omvat van de topografische oppervlakte tot en met de HE/BHG_7 ZandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm en kleiBodemdeeltjes die kleiner zijn dan 0,002 mm van Kortrijk aquitardsysteem;
- afgesloten system, met inbegrip van de eenheden : HE/BHG_8 Landeniaan zand aquifersysteem en HE/BHG_9 Krijt en sokkel aquifersysteem.
Begrip “grondwaterlichamen” (Kaderrichtlijn Water)
Het grondwater werd afgebakend aan de hand van “grondwaterlichamen” krachtens de definitie van de Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) die werd omgezet in Brussels recht door de ordonnantie van 20 oktober 2006 tot vaststelling van een kader voor het waterbeleid.
Een grondwaterlichaam wordt erin gedefinieerd als een afzonderlijke grondwatermassa in een of meerdere aquifers. Aan deze waterlichamen zijn milieudoelstellingen toegewezen die werden vastgelegd in het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 10 juni 2010 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand ter omzetting van richtlijn 2006/118/EG.
Wegens hun transregionale karakter hebben de partners van het stroomgebieddistrict van de Schelde de afbakening van de waterlichamen geharmoniseerd. Waterlichamen zijn het voorwerp van een kwantitatief en kwalitatief beheer dat wordt gecoördineerd binnen de grensoverschrijdende aquifers in het kader van de Internationale Scheldecommissie (ISC).

Op het niveau van het Brussels Gewest werden op die manier 5 grondwaterlichamen afgebakend op basis van hydrogeologische criteria die vergelijkbaar zijn met de typering van de Hydrogeologische Eenheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en antropogene criteria (waterwinningen, zowel kwantitatieve als kwalitatieve impact van de druk, aanwezigheid van aquatische en terrestrische ecosystemen die afhankelijk zijn van het grondwater, bestuurlijke grenzen ...):
- Brusseliaan zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm (BR05): vergelijkbaar met de Hydrogeologische Enheid HE/BHG_4 Zand van Wemmel, Lede, Brussel en Vlierzele aquifersysteem (Oost deel van de vallei van de Zenne);
- Noordwest Brusseliaan en Tielt zand systeem (BR04): vergelijkbaar met het systeem samengesteld uit de Hydrogeologische Eenheden HE/BHG_4 Zand van Wemmel, Lede, Brussel en Vlierzele aquifer en HE/BHG_6 Zand en kleiBodemdeeltjes die kleiner zijn dan 0,002 mm van Tielt aquitard (West deel van de vallei van de Zenne);
- Landeniaan zand (BR03): vergelijkbaar met de Hydrogeologische Eenheid HE/BHG_8a Landeniaan zand aquifer;
- Sokkel (BR02): vergelijkbaar met de Hydrogeologische Eenheid HE/BHG_9b Sokkel aquifersysteem;
- Sokkel en Krijt systeem (BR01): vergelijkbaar met het Hydrogeologische Eenheid HE/BHG_9 Krijt en sokkel aquifersysteem.