Welke zijn de Brusselse Natura 2000-gebieden en habitats van communautair belang in Brussel?
- Biodiversiteit
- Groene ruimten
- Natura 2000
- Natuur
- Beleid
Inhoud
Ingewikkelde tabellen
Voor uw leesgemak raden wij u aan deze pagina op uw computer te raadplegen
Natura 2000 staat voor een Europees netwerk van natuurlijke en halfnatuurlijke gebieden, die belangrijk zijn als leefgebied voor verschillende dier- en plantensoorten. Deze gebieden worden ook ‘Speciale Beschermingszones (SBZ’s)’ genoemd.
Het Natura 2000-netwerk vormt de ruggengraat van het Europese natuurbeleid. Het doel ervan is de diversiteit van natuurlijke milieus te beschermen en de kwaliteit ervan te verbeteren. Specialisten noemen dit ‘in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen’. Hierbij wordt niet enkel rekening gehouden met de natuurfunctie, maar ook met economische, sociale en regionale vereisten in de context van duurzame ontwikkelingOntwikkelingswijze die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien. Het gaat dus om een demarche die ernaar streeft de continuïteit van de economische en sociale ontwikkeling in de tijd voort te zetten, met eerbied voor het leefmilieu en zonder de natuurlijke hulpbronnen die nodig zijn voor de menselijke activiteiten in gevaar te brengen. .
Het netwerk bestaat uit gebieden die door alle lidstaten werden voorgesteld. Twee Europese richtlijnen vormen samen de wettelijke basis van het Natura 2000-project:
- Richtlijn 2009/147/EG van 30 november 2009, inzake het behoud van de vogelstand, ofte "Vogelrichtlijn". Deze richtlijn regelt de bescherming van alle in het wild levende Europese vogelsoorten, met inbegrip van hun leefgebieden, nesten en eieren. De aanduiding van Speciale Beschermingszones (SBZ’s) dient te gebeuren op basis van de vogelsoorten die vermeld staan in Bijlage I van deze richtlijn.
- Richtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992, inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, ofte "Habitatrichtlijn". Deze richtlijn regelt het behoud en de bescherming van alle zeldzame of typische habitats en wilde soorten (flora en fauna, zonder vogels). Voor deze habitats en soorten, respectievelijk bijlage I en II van de richtlijn, zijn de lidstaten verplicht om Speciale Beschermingszones (SBZ’s) voor te stellen.
Anders dan in natuurreservaten zijn Natura 2000-gebieden geen “gesloten” reservaten. Integendeel, menselijke activiteiten blijven mogelijk zolang hierdoor de natuurdoelen niet in het gedrang komen.
Welke zijn de Brusselse Natura 2000-gebieden?
Het Natura 2000-netwerk bestaat uit de 2 types van beschermde gebieden, afgebakend in het kader van zowel de “Vogelrichtlijn” als de “Habitatrichtlijn”.
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft geen gebieden die in aanmerking komen als “Vogelrichtlijngebied”.
Daarentegen werden er in 2003, ondanks de hoge verstedelijkingsgraad, wel drie zones aangeduid als “Habitatrichtlijngebied”. Deze selectie werd gemaakt op basis van een inventaris van de natuurlijke gebieden in het Gewest, uitgevoerd door Leefmilieu Brussel.
Habitats
Habitat : een habitat kan worden beschouwd als de plaats waar een bepaald organisme, of een bepaalde groep organismen, leeft. Een habitat zelf is onderverdeeld in verschillende geografische eenheden die ook wel biotopen worden genoemd.
Er zijn tien habitattypes van communautair belang (Habitatrichtlijn; Bijlage I) aanwezig in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met elk een Europees codenummer. Twee van deze tien habitattypes worden omwille van hun zeldzaamheid als prioritair* beschouwd.
- 3150 Van nature eutrofe meren
- 4030 Droge Europese heide
- 6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland
- 6510 Laaggelegen schraal hooiland
- 7220* Kalktufbronnen met tufsteenformatie
- 9120 Atlantisch zuurminnend beukenbos
- 9130 Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum
- 9160 Eiken-haagbeukenbossen behorend tot het Carpinion betuli
- 9190 Oude zuurminnende eikenbossen
- 91E0* Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior
Van nature eutrofe vijvers en meren
Beschrijving : Dit habitattype komt voor in ondiepe, stilstaande tot zeer zwak stromende, wateren zoals meren, plassen en vijvers. Het water is van nature rijk aan voedingsstoffen door chemische uitwisseling met de voedselrijke bodem.
Van nature eutrofe vijvers en meren |
|||
---|---|---|---|
Code |
Oppervlakte |
Verspreiding |
Foto |
3150 |
20 hectares |
Dit habitattype komt voor in het Zoniënwoud, de Woluwevallei en de vallei van de Molenbeek. |
Europese droge heide
Beschrijving: droge tot halfdroge heidevegetaties op uitgeloogde (voedselarme) en kalkarme zandbodem (= podzolbodem). Deze vorm van heide is typisch voor een Atlantisch klimaat en wordt gedomineerd door Struikheide (Calluna vulgaris), soms in associatie met Dubbelloof (Blechnum spicant).
Code |
Oppervlakte |
Verspreiding |
Foto |
---|---|---|---|
4030 |
Minder dan 1 ha. |
Als relict aanwezig in het Zoniënwoud (hellingen van het Rood Klooster, Pinnebeek, ten oosten van Bezemhoek) en op het Vorsterijplateau (Watermaal-Bosvoorde); door aangepast beheer wordt er getracht deze zones uit te breiden zoals onder meer ter hoogte van het Rood Klooster. |
Europese droge heide |
Voedselrijke ruigte
Beschrijving: Dit habitattype situeert zich vaak lineair langs oevers (= zoomvegetatie) en vormt aldaar een hoge, stikstofminnende en vochtige kruidlaag. Wegens zijn talrijke milieugradiënten herbergt dit habitattype een rijke en gevarieerde fauna en flora. Kwaliteitsvolle voedselrijke ruigten worden zeldzaam wegens teveel onnatuurlijke eutrofiëringOvermatige toevoer van voedingsstoffen in het water, met als gevolg een woekering van de vegetatie, zuurstofvermindering en onevenwicht van het ecosysteem. , degradatie en verstoring door menselijke activiteiten (vb. drainage, ongeschikt beheer, …). Moerasspirea (Filipendula ulmaria) en Moesdistel (Cirsium oleraceum) zijn twee kenmerkende plantensoorten voor de habitattype.
Code |
Oppervlakte |
Verspreiding |
Foto |
---|---|---|---|
6430 |
Ongeveer 7 ha. |
Dit habitattype komt voor in alle rivier- en beekvalleien binnen de Natura 2000 gebieden, en dit op plaatsen met een aangepast maaibeheer. |
Voedselrijke ruigte |
Laaggelegen schraal hooiland
Beschrijving: extensief beheerde, in het algemeen weinig bemeste en aldus soortenrijke graslanden van vlakten. Heel typerend is de vaak grote diversiteit aan composieten (Asteraceae) en schermbloemigen (Apiaceae). De belangrijkste algemene bedreiging voor dit habitattype is de intensivering van de landbouw. In de Brusselse context is uiteraard vooral verstedelijking een blijvende dreiging.
Code |
Oppervlakte |
Verspreiding |
Foto |
---|---|---|---|
6510 |
Ongeveer 20 ha |
Dit habitattype is lokaal aanwezig langs de randen van het gewest. Het is gebonden aan meer traditionele en kleinschalige landbouwpraktijk en, ecologisch beheerde bermen. |
Laaggelegen schraal hooiland |
Kalktufbronnen met tufsteenformatie
Beschrijving: Bronnen met kalkrijk water en een actieve afzet van tufsteen, gedomineerd door mossen (Cratoneurion commutati).
Code |
Oppervlakte |
Verspreiding |
Foto |
---|---|---|---|
7220 |
Zeer lokaal. |
Zeer plaatselijk, fragmenten van dit type zijn nog aanwezig in het Laarbeekbos, het Dielegembos, het Poelbos en ter hoogte van de Massarttuin. |
Kalktufbronnen met tufsteenformatie |
Zuurminnende Beukenbossen
Beschrijving: Deze beukenbossen komen voor op zure bodems onder een vochtig Atlantisch klimaat. De boomlaag van dit bostype kan in functie van het gevoerde beheer ook worden gedomineerd door eik, waaronder beuk en hulst spontaan verjongen. Dit habitattype is het dominante habitattype in vrijwel alle grote loofboscomplexen in Vlaanderen.
Code |
Oppervlakte |
Verspreiding |
Foto |
---|---|---|---|
9120 |
Ongeveer 1250 ha |
Dit is het meest voorkomende habitattype in de Natura 2000 gebieden. Het Zoniënwoud is de plaats bij uitstek voor dit bostype. |
Beukenbossen |
Kalkminnend beukenbos
Beschrijving: Atlantisch bos op (vaak oppervlakkige) kalkbodem, op hellingen rijk aan bepaalde typische zeggen (Carex spp.), grassen (Brachypodium spp.), orchideeën en warmteminnende soorten. De boomlaag herbergt kalkminnende soorten als Wilde liguster (Ligustrum vulgare) en Zuurbes (Berberis vulgaris).
Code |
Oppervlakte |
Verspreiding |
Foto |
---|---|---|---|
9150 |
3,8 ha. |
Hellingen van het Rood Klooster en Drie Bronnen. |
Kalkminnend beukenbos |
Atlantische Beukenbossen
Beschrijving: Dit habitattype is karakteristiek voor de Brusselse bossen, op neutrale of bijna neutrale bodem met zachte humus (mull), en met een sterke vertegenwoordiging van soorten behorende tot de groepen van Bosanemoon (Anemone nemorosa), Gele dovenetel (Lamium galeobdolon), Lievevrouwebedstro (Galium odoratum) en Eenbloemig parelgras (Melica uniflora).
Atlantische Beukenbossen
Code |
Oppervlakte |
Verspreiding |
Foto |
---|---|---|---|
9130 |
195 ha |
|
|
Wintereikenbos of eiken-haagbeukenbos
Beschrijving: Wintereikenbossen of bossen met natuurlijke bijmenging van Haagbeuk en Kleinbladige linde en een rijke voorjaarsflora, die echter niet door Boshyacint gedomineerd wordt. Zomereikenbossen ontwikkelen zich op waterhoudende bodem of op een bodem met zeer goede waterreserves (valleibodems, depressies, nabijheid van rivierbossen, enz.).
Code |
Oppervlakte |
Verspreiding |
Foto |
---|---|---|---|
9160 |
Ongeveer 260 ha |
Verspreid over de drie SBZ’s, het Terkamerenbos bestaat grotendeels uit dit habitattype. |
Wintereikenbos of eiken-haagbeukenbos |
Oude zuurminnende eikenbossen met zomereik
Beschrijving: zuurminnende bossen met Zomereik, Ruwe en Zachte berk, vaak gemengd met Wilde lijsterbes op zeer voedselarme, vaak zandige en podzolbodem. De boomlaag is zwak ontwikkeld. De kruidlaag is samengesteld uit de groep van de Bochtige smele (Deschampsia flexuosa).
Code |
Oppervlakte |
Verspreiding |
Foto |
---|---|---|---|
9190 |
Ongeveer 30 ha |
|
Oude zuurminnende eikenbossen met zomereik |
Alluviale bossen met elzen en essen
Beschrijving: gemengde bossen met elzen (Alnus glutinosa) en essen (Fraxinus excelsior) op vochtige bodem (bv. alluviale vlakten), vaak met een weelderige vegetatie van ruigtekruiden als ondergroei of met kwelvegetaties. Broekbossen zijn belangrijk omwille van hun bufferende werking (infiltratie) en biodiversiteitDe diversiteit aan levende soorten die zich kunnen in stand houden en die zich zonder externe hulp kunnen voortplanten (fauna en flora). . Ook dit habitattype heeft vaak te lijden onder eutrofiëringOvermatige toevoer van voedingsstoffen in het water, met als gevolg een woekering van de vegetatie, zuurstofvermindering en onevenwicht van het ecosysteem. en drainage.
Code |
Oppervlakte |
Verspreiding |
Foto |
---|---|---|---|
91E0 |
Ongeveer 74 ha |
|
Alluviale bossen met elzen en essen |
Aanduiding van de gebieden
In 1996 voltooide het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, voornamelijk op basis van de aanwezigheid van vleermuizensoorten, een eerste voorstel van Natura 2000-gebieden. Zes jaar later werd het oorspronkelijk dossier, in samenwerking met WWF-België, herwerkt om de nieuwe wetenschappelijke gegevens te integreren. De drie oorspronkelijke gebieden werden uitgebreid met randgebieden die essentieel zijn als rustgebied, foerageergebiedGebied waar dieren komen om voedsel te zoeken. , voortplantingsgebied of overwinteringsgebied voor de beschermde soorten.
De drie gebieden zijn goed voor een totale oppervlakte van ruim 2.300 ha of ca. 14 % van het Brusselse grondgebied. In december 2002 werden ze aan de Europese Commissie voorgesteld, en op 27 maart 2003 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Het gaat om:
- SBZ I: Zoniënwoud met bosrand, aangrenzende bosgebieden en Woluwevallei (2071 ha)
- SBZ II: Bosgebieden en open gebieden in het zuiden van het gewest (134 ha)
- SBZIII: Bossen en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het gewest (116 ha).
Op 7 december 2004 werden de door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voorgestelde gebieden goedgekeurd door de Europese Commissie. Sindsdien zijn de gebieden voor de Atlantische Biogeografische regio officieel vastgelegd.
De laatste etappe in het uitbouwen van het Natura 2000-netwerk is het aanwijzen van de gebieden als Speciale Beschermingszone (SBZ). Bij deze aanwijzing worden de doelen voor de Speciale Beschermingszones wettelijk vastgelegd. Leefmilieu Brussel formuleerde deze voor elk van de drie Speciale Beschermingszones een voorstel van instandhoudingsdoelen. Via een openbaar onderzoek konden ook burgers hun opmerkingen op deze voorstellen formuleren.
De SBZ II is formeel aangeduid door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied – BE1000002 : “Bossen en open gebieden in het zuiden van het Brussels Gewest - complex Verrewinkel – Kinsendaal” (.pdf).
De SBZ I is formeel aangeduid door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 april 2016 tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied – BE1000001 : "Het Zoniënwoud met bosranden en aangrenzende beboste domeinen en de vallei van de Woluwe - complex Zoniënwoud - Vallei van de Woluwe" (.pdf).
De SBZ III is formeel aangeduid door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 april 2016 tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied – BE1000003: ″Bosgebieden en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest" (.pdf) - Erratum (.pdf)
Beschrijving van de gebieden
In het kader van de Habitatrichtlijn werden drie gebieden aangeduid:
SBZ I
SBZ I : Zoniënwoud met bosrand, aangrenzende bosgebieden en Woluwevallei
Belang:
SBZ I is het grootste van de drie en wordt onderverdeeld in 28 Natura 2000-deelgebieden. Deze Speciale Beschermingszone omvat het Zoniënwoud en zijn aangrenzende beboste domeinen en randzones, zoals bvb. het Vorserijplateau. De combinatie met de vijverrijke Woluwevallei maakt van dit gebied een biologisch bijzonder interessante omgeving. Het gaat grotendeels om openbare groengebieden.
De aanduiding als Natura 2000-gebied biedt bijzondere bescherming aan bepaalde habitats (voornamelijk beukenbossen) en aan een aantal soorten zoals het Vliegend hert (Drie-Lindentaluds), de Bittervoorn (Vijvers van Verdronken Kinderen, Rood Klooster, Bosvoorde, Tournay-Solvaypark en Woluwepark) en verschillende vleermuissoorten.
Foto's van SBZ 1 :
Zoniënwoud |
Hof ter Musschen |
Woluwepark |
---|---|---|
Oppervlakte:
2071 ha
Betrokken gemeenten:
Ukkel, Stad Brussel, Watermaal-Bosvoorde, Oudergem, Sint-Pieters-Woluwe, Sint-Lambrechts-Woluwe.
Habitats van Bijlage I (prioritair*):
- 3150 Van nature eutrofe meren
- 4030 Droge Europese heide
- 6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland
- 6510 Laaggelegen schraal hooiland
- 7220* Kalktufbronnen met tufsteenformatie
- 9120 Atlantische zuurminnende beukenbossen
- 9130 Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum
- 9160 Eiken-haagbeukenbossen behorend tot het Carpinion betuli
- 9190 Oude zuurminnende eikenbossen
- 91E0* Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior
Soorten van Bijlage II:
- 1014 - Vertigo angustior – Nauwe korfslak
- 1083 - Lucanus cervus – Vliegend hert
- 1134 - Rhodeus sericeus amarus – Bittervoorn
- 1318 - Myotis dasycneme – Meervleermuis
- 1321 - Myotis emarginatus – Ingekorven vleermuis
- 1323 - Myotis bechsteinii – Bechsteins vleermuis
- 1304 - Rhinolophus ferrumequinum – Grote hoefijzerneus
- 1166 - Triturus cristatus - Kamsalamander
SBZ II
SBZ II : Bossen en open gebieden in het zuiden van het Brussels Gewest
Belang:
SBZ II bestaat uit 15 Natura 2000-deelgebieden en omvat zowel publieke als private groengebieden in de gemeente Ukkel. Deze Speciale Beschermingszone is gelegen tussen de Molenbeek-Geleytsbeek in het noorden en de Linkebeek-Verrewinkelbeek in het zuiden. De ligging tussen twee valleien zorgt ervoor dat er in dit gebied waardevolle overgangen zijn tussen natte en droge zones. De rijke variatie in open en beboste milieus maken dit gebied nog belangrijker voor de bescherming van de stedelijke biodiversiteitDe diversiteit aan levende soorten die zich kunnen in stand houden en die zich zonder externe hulp kunnen voortplanten (fauna en flora). . In totaal werden hier al 11 vleermuizensoorten waargenomen.
Oppervlakte :134 ha.
Habitats van bijlage I van de Habitatrichtlijn
- 6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland
- 6510 Laaggelegen schraal hooiland
- 9120 Atlantische Zuurminnende beukenbossen
- 9130 Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum
- 9160 Eiken-haagbeukenbossen behorend tot het Carpinion betuli
- 9190 Oude zuurminnende eikenbossen
- 91E0* Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior
Soorten van bijlage II van de Habitatrichtlijn
In SBZ II is er één soort van de bijlage II van de habitatrichtlijn aanwezig:
- 1083 - Lucanus cervus – Vliegend hert
SBZ III
SBZ III : Bossen en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest
Belang :
De vijf deelgebieden van SBZ III omvatten een geheel van kalkrijke bossen met opmerkelijke voorjaarsflora (Poelbos, Laarbeekbos en Dielegembos) en een uitgestrekte moeraszone (het Moeras van Jette-Ganshoren), verbonden via een open groengebied (Koning Boudewijnpark). Het geheel vormt een belangrijk foerageer- en leefgebied voor 12 geobserveerde vleermuissoorten.
Oppervlakte :
116 ha.
Habitats van bijlage I van de Habitatrichtlijn
- 3150 Van nature eutrofe meren
- 6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland
- 6510 Laaggelegen schraal hooiland
- 7220* Kalktufbronnen met tufsteenformatie
- 9120 Atlantische Zuurminnende beukenbossen
- 9160 Eiken-haagbeukenbossen behorend tot het Carpinion betuli
- 91E0* Bossen op alluviale grond met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior
Soorten
Voor wat betreft de soorten is de aanduiding van de Habitatrichtlijngebieden gebaseerd op de aanwezigheid van 8 soorten van Bijlage II van de Habitatrichtlijn :
Vleermuizen
Bechstein vleermuis (Myotis bechsteinii)
Meervleermuis (Myotis dasycneme)
Ingekorven vleermuis (Myotis emarginatus)
Grote hoefijzerneus (Rhinolophus ferrumequinum)
Vissen
Bitttervoorn (Rhodeus sericeus amarus)
Amfibieën
Kamsalamander (Triturus cristatus)
Insecten
Vliegend hert (Lucanus cervus)
Weekdieren
Nauwe korfslak (Vertigo angustior)
In het stedelijke gewest is de natuurlijke omgeving toch interessant omwille van de grote variatie aan biotopen (bossen, open gebieden en woonwijken) die voldoen aan de ecologische vereisten van de vleermuizen. De bossen bieden bomen met holten die dienst doen als rust-, voortplantings- of overwinteringsplaats, en de ketens van vijvers en open ruimten vormen belangrijke en gevarieerde foerageergebieden.
Van sommige Bijlage II-soorten komen nog slechts kleine populaties voor, wat voornamelijk te wijten is aan de versnippering van hun leefgebied. Bijkomend onderzoek blijft noodzakelijk om onze kennis hierover te vergroten, en de juiste beschermingsmaatregelen te voorzien.
In totaal komen er in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 28 Habitatrichtlijnsoorten voor (Bijlagen II, IV en V samen), waarvan onder meer 17 soorten vleermuizen, 2 amfibieën, 1 vis, 1 insect en 1 weekdier. De aanwezigheid van 17 vleermuissoorten, toont het grote belang van deze sites voor deze soortengroep.
Toepassing van de vogelrichtlijn
Geen enkel gebied in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voldoet aan de voorwaarden uit de Vogelrichtlijn om bijzondere bescherming te genieten en aldus opgenomen te worden in het Natura 2000-netwerk.
Niettemin telt het Gewest een aantal gebieden die zeer belangrijk zijn voor broed- en trekvogels. Deze bevinden zich meestal in zones die als habitatrichtlijngebied werden afgebakend en worden zodoende beschermd.
Bijlage I van de Vogelrichtlijn somt 187 soorten en ondersoorten van vogels op die, omdat ze met uitsterven bedreigd zijn, kwetsbaar of zeldzaam zijn of in een zeer specifieke habitat leven, van speciale beschermingsmaatregelen voor hun habitats moeten genieten. Sommige vogelsoorten uit die bijlage komen in het Brussels Gewest voor:
IJsvogel (Alcedo atthis)
Middelste Bonte Specht (Dendrocopus medius)
Slechtvalk (Falco peregrinus)
Wespendief (Pernis apivorus)
Zwarte Specht (Dryocopus martius)
Nonnetje (Mergus albellus)
Nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus)
Grote Zilverreiger (Ardea alba)
Roerdomp (Botaurus stellaris)
De verspreiding en de aantallen van deze vogelsoorten worden aan de hand van verschillende projecten opgevolgd:
- De redactie, om de 10 tot 15 jaar, van Brusselse broedvogelatlassen. De meest recente, die in 2007 werd gepubliceerd door de vzw Natagora/AVES in opdracht van Leefmilieu Brussel, had betrekking op de Brusselse broedvogels tussen 2000 en 2004.
- De in Brussel overwinterende watervogels vormen het voorwerp van een studie die wordt gecoördineerd door de vzw Natagora/AVES. Hiervoor krijgt de vereniging van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een jaarlijkse subsidie.
Instandhoudingsdoelstellingen en beheerplannen
De definitieve aanwijzing van de Speciale Beschermingszones (SBZ’s) gaat gepaard met het vastleggen van de instandhoudingsdoelstellingen (IHD’s). Deze IHD’s bestaan uit kwantitatieve en kwalitatieve doelen. Ze beschrijven de streefwaarden of ecologische vereisten om tot de vooropgestelde staat van instandhouding te komen. IHD’s worden bekrachtigd door de gewestregering in de vorm van regeringsbesluiten. Voordat ze worden bekrachtigd, worden ze onderworpen aan een openbaar onderzoek.
Sinds 2010 zijn de voorbereidende IHD-rapporten voor de drie SBZ’s afgewerkt en vertaald. Deze rapporten dienen als basis voor de wettelijke besluiten ter definitieve aanwijzing van de de SBZ’s.
Deze instandhoudingsdoelstellingen vormen een zeer belangrijk toetsingskader, zowel voor de zesjaarlijkse NATURA 2000-rapportage aan de Europese Commissie over de vooruitgang van het Natura 2000-project, als voor ieder plan of project met een mogelijke negatieve impact op een NATURA 2000-gebied, en waarvoor dus een passende beoordeling moet worden opgemaakt.
Naast de instandhoudingdoelstellingen voor ieder van de 3 SBZ’s, worden ook beheerplannen opgesteld per Natura 2000-deelgebied. Zo’n deelgebied komt vaak overeen met een afbakening van een park (vb. Woluwepark), of een groot privé-eigendom (vb. Charle-Albert kasteel). In totaal zijn er 48 deelgebieden verspreid over de 3 SBZ’s. De beheerplannen beschrijven gedetailleerd de beheermaatregelen die noodzakelijk zijn om tot een gunstige staat van instandhouding te komen.
Werken en inrichtingen in Natura 2000-gebieden
Plannen en projecten in of nabij een Natura 2000-gebied, zoals verkavelingsplannen en bouwprojecten, kunnen de natuur in deze gebieden aantasten. Artikel 6 van de richtlijn bepaalt dat 'Voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met, of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo’n gebied, een passende beoordeling wordt gemaakt rekening houdend met de noodzakelijke instandhouding van het gebied’.
Een passende beoordeling moet dus worden uitgevoerd vóór elke ingreep met mogelijke invloed op een Natura 2000 gebied. In de Ordonnantie betreffende het Natuurbehoud wordt deze passende beoordelingsplicht over verschillende artikels beschreven (art 57-62). Bijlage VIII van de Ordonnantie geeft ook een minimale inhoud voor de opmaak van zo’n passende beoordeling.
Een project mag pas worden uitgevoerd als:
- de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast;
- in geval van een negatieve impact een alternatief of milderende maatregelen worden voorzien die de negatieve impact teniet doen;
- indien alsnog tot uitvoering wordt besloten om dwingende redenen van groot openbaar belang, alle nodige compenserende maatregelen worden genomen 'om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft'.
Het bovenstaande betekent niet dat de Natura 2000-gebieden in de toekomst gevrijwaard zullen blijven van alle mogelijk schadelijke ingrepen. Maar, er bestaat nu wel een evaluatiekader waaraan overheden, burgers en projectontwikkelaars zich moeten houden en waarbinnen de aanwezige natuurwaarden meer zullen doorwegen dan voorheen het geval was.
Verder wordt erop gewezen dat binnen de Natura 2000-gebieden menselijke activiteiten mogelijk blijven zolang deze maar geen 'significante negatieve effecten' hebben op de beschermde natuurwaarden.
Wie specifieke vragen heeft over de passende beoordeling, kan contact opnemen via mail.
Nuttige links
- De website Milieuzaken van de Europese Commissie
- Europese databases Natura 2000
- Natura 2000 in Vlaanderen
- Natura 2000 in Wallonië (in het Frans)
- De status van Natura 2000 vogelsoorten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (in het Frans)
- Lijst van de erkende studiebureaus op het vlak van effectenstudies in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
- Gids Duurzame Gebouwen : Natuurontwikkeling
Wetgeving
- Ministerie van het Brussels Hoofstedelijk Gewest – Lijst van de gebieden die als speciale beschermingszones worden voorgesteld, Belgisch Staatsblad 27/03/2003 (.pdf)
- Ordonnantie (01/03/2012) betreffende het Natuurbehoud toevoegen
- Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied – BE1000002 : “Bossen en open gebieden in het zuiden van het Brussels Gewest - complex Verrewinkel – Kinsendaal” (.pdf).
- Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 april 2016 tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied – BE1000001 : "Het Zoniënwoud met bosranden en aangrenzende beboste domeinen en de vallei van de Woluwe - complex Zoniënwoud - Vallei van de Woluwe" (.pdf)
- Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 april 2016 tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied – BE1000003: ″Bosgebieden en vochtige gebieden van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest" (.pdf)- Erratum (.pdf)
- Beschikking van de Commissie van 7 december 2004 tot vastelling van de lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantisch biogeografische regio, Publicatieblad van Europese Unie 29/12/2004 (.pdf)