U bent hier
Energie-intensiteit van de tertiaire sector
Datum van de update:
22/06/2020
In 2011 bedroeg het tertiaire energieverbruik in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gemiddeld 12.000 kWh per baan in de dienstensector. Dit verbruik bleef relatief stabiel over de jaren heen maar vertoont een dalende tendens in 2011. Sinds 1998 trad per baan een daling op van de verwarmingsbehoeften (of van het brandstofverbruik) maar tot 2006 werd dit gecompenseerd door een belangrijke stijging van het elektriciteitsverbruik per baan.
De energie-intensiteit is de verhouding tussen de hoeveelheid energie die een sector verbruikt en een variabele die representatief is voor deze sector. Een hogere energie-intensiteit komt dus overeen met een hoger energieverbruik per eenheid van de in aanmerking genomen variabele.
Om de energie-intensiteit van de economische activiteiten te ramen, worden er twee benaderingen gehanteerd: het aantal werknemers of de productie (toegevoegde waarde). Aangezien de dienstverlenende tertiaire sector voor heel wat banen zorgt in het Brussels Gewest, zullen wij deze als basis nemen voor de berekening van de energie-intensiteit van de sector.
In 2011 bedroeg het energieverbruik van de tertiaire sector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gemiddeld 12.000 kWh per baan in de dienstensector.
Over de jaren heen blijft de energie-intensiteit van de tertiaire sector (per baan) relatief stabiel, maar in 2011 vertoont ze een neerwaartse tendens.
Deze algemene trend kan nader verklaard worden door te analyseren hoe de intensiteit per energiedrager evolueert: sinds 1998 is er los van de invloed van de meteorologische omstandigheden, een duidelijke daling merkbaar van de verwarmingsbehoeften (of van het brandstofverbruik) per baan. Daarentegen werd tot in 2006 een sterke stijging van het elektriciteitsverbruik per baan waargenomen, sindsdien stabiliseerde zich dit.
Er zijn verschillende factoren die deze ontwikkeling kunnen verklaren:
- de evolutie van de tertiaire activiteit in Brussel (type, aantal banen, …);
- de evolutie van de uitrusting van de ondernemingen (type en comfortniveau van het vastgoedpark, elektrische en elektronische uitrustingen, …);
- de verbetering van de energetische kwaliteit van het gebouwenpark (met o.a. isolatie van de gebouwen, nieuwe constructies die op dit vlak beter presteren);
- de verbetering van de energie-efficiëntie van de gebruikte uitrustingen (in casu: de kantoorautomatisering);
- het effect van energiebesparende gedragingen, opgedrongen (bijvoorbeeld door de stijgende energieprijzen) of vrijwillig (omdat de beheerders gevoelig zijn geworden voor de milieuproblemen en voor het zuinig omspringen met natuurlijke rijkdommen): verlaging van de verwarmingstemperatuur in gebouwen, …