Water en aquatisch milieu: stand van zaken
- Water
- Vervuiling
- Het milieu: stand van zaken
- Studie
Inhoud
-
Waterbevoorrading en verbruik van het leidingwater
-
Drinkwaterverbruik door de gezinnen
-
Fysisch-chemische kwaliteit van het oppervlaktewater
-
Chemische kwaliteit van het oppervlaktewater
-
Biologische kwaliteit van de voornaamste waterlopen en vijvers
-
Hydromorfolgische staat van de Brusselse waterlopen
-
Afvalwaterzuivering
-
Renovatie van het waterzuiveringsstation Brussel-Zuid
-
Emissies van verontreinigende stoffen naar het oppervlaktewater
-
Kartering - Beoordeling en beheer van de overstromingsrisico's
-
De recente significante overstromingen
-
Chemische toestand van het grondwater
-
Kwantitatieve toestand van het grondwater
-
Modellering van de ondergrondse waterlagen van de Brusseliaanzanden en het Landeniaan
-
Lees verder
Water is een waardevolle hulpbron die moet worden beschermd. Het waterverbruik per hoofd van de bevolking stagneert, maar het verbruik van alle huishoudens zou kunnen toenemen als gevolg van de bevolkingsgroei.
De huidige exploitatie van de grondwaterlagen lijkt redelijk en duurzaam. De kwaliteit van één ervan (de laag van het Brusseliaanzand, die onder meer wordt geëxploiteerd voor de drinkwaterbevoorrading) is echter aangetast door bepaalde polluenten, afkomstig van menselijke activiteiten.
De kwaliteit van de oppervlaktewaterlichamen is eveneens aangetast door menselijke activiteiten. De twee Brusselse waterzuiveringsstations moeten hun impact beperken door het afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. te zuiveren voordat het in de Zenne wordt geloosd. Eind 2018 werd een belangrijke upgrade van het Zuidstation voltooid: het station behandelt nu stikstof en fosfor, maar elimineert ook andere stoffen zoals microplastic.
De Zenne staat het meest onder druk en zijn kwaliteit voldoet nog niet aan alle normen. Dankzij haar fysisch-chemische kwaliteit, die de afgelopen 20 jaar aanzienlijk is verbeterd, hebben de vissen zich in 2016 terug kunnen vestigen. Het uitzonderlijke klimaatjaar 2018 heeft deze goede resultaten echter ondermijnd, wat bewijst dat dit evenwicht kwetsbaar blijft. Elk ecologisch herstel op lange termijn zal niet mogelijk zijn zonder eerst de toestand van de bedding en de oevers te herstellen.
Volgens de in 2019 geactualiseerde overstromingsgevaar- en overstromingsrisicokaarten bevindt een vijfde van het regionale grondgebied zich in een overstromingsgevaarlijke zone en wordt één op de drie inwoners mogelijk getroffen door overstromingen.
Waterbevoorrading en verbruik van het leidingwater
Indicator - Actualisering : augustus 2022
Van al het leidingwater dat aan het Gewest wordt geleverd, wordt slechts 3% gewonnen op het Brusselse grondgebied. In 2021 bedroeg het totale gewestelijke leidingwaterverbruik 61,8 miljoen m3. Het staat quasi volledig op naam van de gezinnen (73%) en de tertiaire sector (23%). Sinds 2008 blijft het verbruik van de gezinnen stijgen, maar aan een ritme dat lager is dan de aangroei van de bevolking. Maar zullen we, gelet op de klimaatveranderingWijst op trage variaties van de klimaatskenmerken mettertijd, op een welbepaalde plaats : opwarming of afkoeling. Sommige vormen van luchtvervuiling, veroorzaakt door menselijke activiteiten, zijn een bedreiging voor het klimaat in de zin dat er een globale opwarming zou kunnen ontstaan. Dit verschijnsel kan belangrijke schade veroorzaken: stijging van de zeeniveaus, verergering van de uiterste klimaatsverschijnselen (droogtes, overstromingen, wervelstormen, enz.), destabilisatie van de bossen, bedreiging voor de zoetwatervoorraden, moeilijkheden voor de landbouw, woestijnvorming, vermindering van de biodiversiteit, verspreiding van tropische ziekten, enz., aan die stijgende behoefte kunnen blijven voldoen?
De Brusselaars drinken water uit het Waals Gewest
Het water, dat aan het Gewest wordt geleverd, en dat geproduceerd en aangeleverd wordt door Vivaqua, wordt voor het merendeel gewonnen in het Waals Gewest, uit aquifers (circa 81%) of uit oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...).. Slechts 3% van de waterbehoeften van het Gewest (ongeveer 2 miljoen m³) is afkomstig van waterwinningen op het gewestelijk grondgebied, gelokaliseerd in het Terkamerenbos en het Zoniënwoud, uit de aquifer van het Brusseliaan.
De waterbevoorrading daalt in 2021, niet het verbruik
Van 2009 tot 2020 vertegenwoordigde de drinkwatervoorziening van het Brussels Gewest gemiddeld nagenoeg 68,4 miljoen m³ water per jaar. Hoewel er verschillende schommelingen zijn gewest, is de watervoorziening in deze periode over het algemeen stabiel gebleven. Tegelijkertijd bleef de bevolking groeien.
2021 onderscheidt zich van deze periode door een duidelijke daling van de waterbevoorrading (- 4%). De reden hiervoor? Een aanzienlijke daling van niet-geregistreerde volumes.
Waterbevoorrading van het Brussels Gewest en verbruik van de abonnees (1996-2021)
Bronnen: Vivaqua (het door de meters opgetekende waterverbruik), BISA op basis van de gegevens van Statbel (bevolking op 1 januari)
Niet-geregistreerde volumes dalen voor het eerst onder 10% in 2021
Het verschil tussen de bevoorrading met leidingwater en het verbruik van de abonnees stemt overeen met de “niet-geregistreerde volumes”. Deze laatste schommelden over het algemeen rond de 11 à 15% van de bevoorrading van het Gewest tot 2020. Waterlekken vormden er het grootste deel van (9 tot 10% van de totale productie).
In 2021 vertegenwoordigden de niet-geregistreerde volumes 6,2 miljoen m3, ofwel slechts 9% van de bevoorrading. Een percentage dat nog nooit eerder was bereikt! Deze daling houdt verband met de uitvoering van een actieplan ter bestrijding van waterlekken. Het is de bedoeling dat dit percentage vanaf 2024 systematisch onder de 10% blijft.
Goed om te weten
De niet-geregistreerde volumes omvatten niet alleen de verliezen die te wijten zijn aan lekken in het distributienetwerk maar ook het waterverbruik van de brandweer en de gemeentelijke diensten (reiniging van de wegen, enz.), alsook de kubieke meters die niet werden opgetekend door de watermeters (slechte werking).
Hoewel het helaas niet mogelijk is om waterlekken in het netwerk precies te berekenen, is het beheer ervan een zorg van Vivaqua en sinds 2021 onderwerp van een actieplan. Zo werd in 2018 een vroegtijdig alarmsysteem ingevoerd: de Centrale Wacht. Deze houdt voortdurend toezicht op het netwerk en wordt binnen het kwartier verwittigd van elke grote afwijking van druk/debiet t.o.v. de referentieniveaus. Dit systeem wordt nog doeltreffender door de meer doorgedreven sectorindeling van het netwerk: het aantal sectoren zou moeten toenemen van 47 in 2019 tot 65 eind 2024 en 72 eind 2027. Andere tools worden getest, waaronder teledetectie: radarbeelden tot 2 meter diep zouden het mogelijk moeten maken ophopingen van water, die mogelijk aan lekken te wijten zijn, in de bodem op te sporen.
Goed om te weten
De lineaire verliesindex bezorgt een indicatie van het verloren volume op een leiding van 1 kilometer per dag. Deze index is de verhouding van de niet-geregistreerde volumes op de lengte van de leidingen (buiten het distributienetwerk). De Brusselse lineaire verliesindex wordt verlaagd van 11 m3/(km.d) in 2020 tot 7 m3/(km.d) in 2021. Deze waarden zijn veel hoger dan de indexen van Vlaanderen en Wallonië (Milieurapport Wallonië, 2019).
Klimaatverandering zet druk op watervoorraden
De afgelopen vijf jaren werden gekenmerkt door aanhoudende droogtes en zomerse hittegolven. Hoewel dit niet op jaarbasis wordt weerspiegeld, ligt de dagelijkse bevoorrading tijdens deze perioden doorgaans 15-25% hoger dan gemiddeld (Vivaqua, 2021).
Ook al volgt de trend van de jongste 10 jaar het groeiritme van de bevolking niet (+9% in 2021 t.o.v. 2011), dit moet toch in het oog worden gehouden: de stijgende behoeften van de groeiende bevolking, in het bijzonder in een periode van droogte, zetten de waterbronnen onder druk. Bepaalde ondergrondse waterbronnen worden nauwelijks aangevuld als gevolg van meerdere opeenvolgende droge winters. Het debiet van de Maas is in de zomer soms zo laag dat het flirt met het niveau waaronder waterwinning door Vivaqua niet meer is toegestaan. Op Europees niveau werd de demografische groei geïdentificeerd als één van de factoren die verantwoordelijk is voor de stijging van de vraag naar water de jongste 50 jaar. De grote stedelijke agglomeraties maken deel uit van de belangrijkste zones die gevoelig zijn voor waterstressWaterstress is een kritieke situatie die ontstaat wanneer de beschikbare watervoorraden kleiner zijn dan de vraag naar water. (EMA, Signalen 2018).
Huishoudens verbruikten driekwart van het in 2021 verdeelde water
Het totale waterverbruik dat aan de verschillende economische sectoren en de Brusselse gezinnen werd gefactureerd, bedroeg in 2021, 61,8 miljoen m3 (Vivaqua, door de meters opgetekend waterverbruik).
Dit verbruik staat quasi volledig op naam van de gezinnen (73%) en de tertiaire sector (23%). In de tertiaire sector zijn de voornaamste verbruikers de gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening (18% van het verbruik van dit sector), de horeca (17%), de groot- en de detailhandel (14%) alsook de openbare instellingen en extraterritoriale organisaties en lichamen (10%) en het onderwijs (10%).
Verdeling van het verbruik van leidingwater over de verschillende sectoren (2021)
Bron: Vivaqua, waterverbruik opgetekend door de meters (NACE-classificatie 2003)
Opgelet
In 2020 en 2021 ging het aandeel van de gezinnen, als gevolg van de coronacrisis, omhoog. Het aandeel van de tertiaire sector nam af. De Brusselaars moesten in 2020 thuisblijven en telewerkenWerk verrichten buiten het kantoor, b.v. thuis, met behulp van computers en telecommunicatiemiddelen heeft zich in deze periode sterk ontwikkeld. Ter vergelijking: in 2019 vertegenwoordigden de gezinnen ‘slechts’ 69% van het waterverbruik en de tertiaire sector 28%.
Het verbruik van de Brusselse gezinnen is sterk gestegen sinds de gezondheidscrisis
Tussen 2008 en 2019 is het huishoudelijk waterverbruik bijna voortdurend toegenomen met gemiddeld 250.000 m³/jaar (hetzij +8% over de volledige periode). Daarentegen is het verbruik van de secundaire sector elk jaar afgenomen met gemiddeld 40.000 m3 (hetzij -32% over de volledige periode).
In die periode daalde het aandeel van de tertiaire sector globaal gezien met 4% (d.w.z. 60.000 m3/jaar gemiddeld). In realiteit werd die dalende trend slechts tot in 2015 vastgesteld (-6% tussen 2008 en 2015). De volgende 4 jaar gingen de cijfers weer omhoog (+2% tussen 2015 en 2019).
Evolutie van het waterverbruik door de verschillende sectors (2008-2019)
Bron: Vivaqua, waterverbruik opgetekend door de meters (NACE-classificatie 2003)

Opgelet
2020 en 2021 onderscheiden zich duidelijk van de andere jaren: het waterverbruik van de huishoudelijke sector steeg met 6% in 2021 tegenover 2019 (+2,7 miljoen m3 in twee jaar tijd!), terwijl die van de tertiaire en secundaire sector met bijna 15 tot 20% naar beneden tuimelden (respectievelijk -2,6 en -0,2 miljoen m3).
Om te downloaden
Methodologische fiche(s)
- Indicator: Bevoorrading met leidingwater (.pdf)
- Indicator: Verbruik van het leidingwater: totaal en per sector (.pdf)
Tabel(len) met de gegevens
- Waterbevoorrading en verbruik van de abonnees (.xls)
- Waterverbruik in de verschillende sectoren in 2021 (.xls)
Factsheet(s)
- 4. Normen en wettelijke referentiewaarden inzake water (.pdf)
- 6. Verbruik en prijs van het leidingwater (.pdf)
- 10. Kwaliteit van het leidingwater (.pdf)
- 13. Brussels wettelijk kader inzake water (.pdf)
Andere publicaties van Leefmilieu Brussel
Studie(s) en rapport(en)
- VIVAQUA, verschillende jaren. “Activiteitsverslagen”
- EUROPEES MILIEU AGENTSCHAP, 2018. “Signalen 2018 – Leven in een veranderend klimaat”
Plan(nen) en programma(‘s)
Nuttige links
- VIVAQUA, de kwaliteit van het water in uw straat
- Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA)
- Europees Milieu Agentschap, Indicator « Water scarcity conditions in Europe (Water exploitation index plus) »
- Milieurapport Wallonië, Indicator « Production d’eau de distribution »
- Milieurapport Wallonië, Indicator « Consommation d’eau de distribution »
- Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), Indicator « Drinkwaterproductie »
- Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), Indicator « Waterverbruik totaal »
Drinkwaterverbruik door de gezinnen
Indicator - Actualisering : oktober 2022
Elke Brusselaar heeft in 2021 gemiddeld 101 liter water per dag verbruikt. Dat is 5 liter meer dan in 2019. De oorzaak? De gezondheidscrisis. Het verbruik was stabiel sinds 2012. Maar de verwachte tendens, onafhankelijk van de pandemie, is een stijging, rekening houdend met de groei van de bevolking, de klimaatveranderingWijst op trage variaties van de klimaatskenmerken mettertijd, op een welbepaalde plaats : opwarming of afkoeling. Sommige vormen van luchtvervuiling, veroorzaakt door menselijke activiteiten, zijn een bedreiging voor het klimaat in de zin dat er een globale opwarming zou kunnen ontstaan. Dit verschijnsel kan belangrijke schade veroorzaken: stijging van de zeeniveaus, verergering van de uiterste klimaatsverschijnselen (droogtes, overstromingen, wervelstormen, enz.), destabilisatie van de bossen, bedreiging voor de zoetwatervoorraden, moeilijkheden voor de landbouw, woestijnvorming, vermindering van de biodiversiteit, verspreiding van tropische ziekten, enz. en het feit dat er weinig gebruik wordt gemaakt van regenwater.
Elke Brusselaar gebruikt dagelijks bijna 100 liter water

In 2021 bedroeg het drinkwaterverbruik gemiddeld 101 liter per dag per Brusselaar. Ofwel het equivalent van 10 emmers van 10 liter.
Bekeken per gemeente schommelen diezelfde gemiddelden tussen de 92 en 112 liter/dag/inwoner.
We wijzen erop dat deze ramingen geen rekening houden met het huishoudelijk drinkwaterverbruik van de Brusselaars op hun werkplek. Het echte huishoudelijke drinkwaterverbruik van de Brusselaars ligt dus hoger.
Intergewestelijke en internationale vergelijkingen
Het huishoudelijke drinkwaterverbruik per inwoner in het Brussels Gewest is hoger dan dat van het Vlaams Gewest (89 l/dag/inwoner in 2021 voor een gemiddeld gezin – VMM, 2022) en dat van het Waals Gewest (90 l/dag/inwoner in 2017 – Aquawal, 2018 in het Staat van het Waals Leefmilieu). Het waargenomen verschil zou meer bepaald verklaard kunnen worden door een minder gebruik van regenwater in het Brussels Gewest.
Bij het maken van dergelijke vergelijkingen is echter altijd de nodige voorzichtigheid geboden, gelet op de methodologische verschillen en moeilijkheden bij het opstellen van dergelijke statistieken. Bovendien is in Brussel het probleem van de “statistisch onzichtbare” personen groter dan in de andere gewesten (wij denken aan de kandidaat-vluchtelingen die op de wachtlijst staan ingeschreven, de personen zonder papieren, het buitenlands diplomatiek personeel en de buitenlanders die voor de internationale instellingen werken).
Volgens de Belgische federatie voor de watersector (BELGAQUA) behoort het huishoudelijk drinkwaterverbruik per inwoner in België tot één van de laagste van de industriële landen. Het is vergelijkbaar met dat van Duitsland, maar duidelijk lager dan dat van Nederland en Frankrijk (Federaal Planbureau, 2018).
Watergebruik door de gezinnen
Huishoudelijk gebruik van het water
Bron: VMM, 2018, enquête bij 504 huishoudens in 2016

Volgens een enquête van 2016 bij 504 Vlaamse huishoudens zijn de 2 grootste posten in het huishoudelijk waterverbruik de lichaamshygiëne (33%) en toilet (19%). Maar 10% van het verbruik van de gezinnen wordt voor drank en voedsel gebruikt (VMM, 2018).
Drink kraanwater!
De helft van de Brusselaars (55%) drinkt thuis leidingwater (volgens de milieubarometer van 2014). De voornaamste redenen die worden aangehaald door degenen die flessenwater verkiezen zijn de smaak, een voorkeur voor bronwater of de mogelijke aanwezigheid van producten die gevaarlijk zijn voor de gezondheid.
De kwaliteit van het water dat in het Brussels Gewest wordt verdeeld, is echter zeer goed. Deze voldoet aan de wettelijke normen met een conformiteitspercentage van meer dan 99%. Zorg er alleen voor dat je privé leidingen niet van lood zijn gemaakt (zie factsheet nr.10).
Bovendien is kraantjeswater veel goedkoper dan flessenwater en de milieukosten zijn minder hoog.
Het regenwater wordt nog te weinig geëxploiteerd
Het gebruik van regenwater blijft namelijk eerder (te) onbeduidend in het Brussels Gewest, hoewel dit moeilijk in te schatten is, want momenteel wordt geen enkele telling van de regenwaterreservoirs georganiseerd. Tijdens de opmaak van de Milieubarometer van 2020 verklaarde 16% van de ondervraagde Brusselaars regenwater te gebruiken.
Een onderzoek van 2012 heeft bepaalde obstakels aan het licht gebracht voor de plaatsing of renovatie van de reservoirs in het Brussels Gewest: laag premiebedrag t.o.v. de installatiekosten, laag rendement van de investeringen, moeilijke toegang en gebrek aan plaats op de percelen, maar ook ongerustheid van de burgers om in de toekomst een taks te moeten betalen.
Een verbruik dat sinds 2012 stabiel was
Huishoudelijk drinkwaterverbruik door de Brusselaars (2002-2021)
Bronnen: VIVAQUA (gegevens opgetekend door de meters) en Statbel (Rijksregister, bevolking op de 1ste januari van het jaar)
Twee grote tendenzen kenmerkten de evolutie van het waterverbruik per inwoner tot nog toe:
- een regelmatige en aanzienlijke daling tussen 2002 en 2012 (- 26 liter, ofwel bijna 20%). Er waren meerdere hypothesen die deze daling probeerden te verklaren: veralgemening van waterbesparende installaties (douches, wc, vaatwassers en wasmachines, …), of nog een toenemende sensibilisering van de gezinnen, …
- een stabiliteit tot 2019. Het gemiddelde verbruik bereikte 96 l/dag/inw. Dit kon het Brusselse “efficiënte verbruik” benaderen, nl. dat het voldoet aan de minimale huishoudelijke behoeften zonder verlies van welzijn en zonder gebruik te maken van een alternatieve bron.
Goed om te weten
Het “efficiënte verbruik” werd in Wallonië geëvalueerd op 94 l/dag/inw tijdens een studie bij 3000 gezinnen. Diezelfde studie toont aan dat het verbruiksniveau daalt tot 72 l/dag/inw van zodra men beroep doet op een alternatieve bron voor het gebruik binnenshuis (in 95% van de gevallen, is dit regenwater) (Predevello, 2009 in Indicateurs clés de l’environnement wallon 2014).
Een aanzienlijke stijging van het verbruik in 2020 en 2021
De jaren 2020 en 2021 zijn een keerpunt tegenover de stabiliteit van de voorgaande jaren: in 2021 heeft elke Brusselaar gemiddeld 5 liter meer verbruikt ten opzichte van 2019.
Deze stijging is ongetwijfeld te verklaren door de pandemie. Door de quarantaine en de opleving van het telewerk bevindt het water dat gewoonlijk op de werkplek wordt verbruikt en bij het verbruik van de tertiaire sector wordt opgeteld zich in 2020 en 2021 in de huishoudelijke sector
Perspectieven: toegenomen behoeften?
Maar de gezondheidscrisis kan een ommekeer in de tendens maskeren. Als we naar de cijfers van de afgelopen jaren kijken en de abnormaal hoge waarden voor 2020 en 2021 buiten beschouwing laten, zien we dat het verbruik per inwoner heel licht toeneemt. Het jaarlijkse groeipercentage van het verbruik in de huishoudelijke sector is sinds 2017 daadwerkelijk hoger dan dat van de bevolking. De waterbehoeften van de Brusselaars hebben dan ook de neiging toe te nemen.
Deze groeiende vraag zou het gevolg kunnen zijn van de hittegolven en droogtes die elkaar de jongste jaren opvolgen. Er kunnen verschillende hypothesen worden aangevoerd: een toename van het aantal douches/baden om af te koelen, het vullen van zwembaden, het gebruik van klimaatregeling (in het geval van klimaatregelingssystemen die op water werken), het besproeien van de tuin, de moestuin (bij afwezigheid van een regenwaterrecuperatie of als ze droog zijn) ...
Om te downloaden
Methodologische fiche(s)
Tabel(len) met de gegevens
Factsheet(s)
- 4. Normen en wettelijke referentiewaarden inzake water (.pdf)
- 6. Verbruik en prijs van het leidingwater (.pdf)
- 10. Kwaliteit van het leidingwater (.pdf)
- 13. Brussels wettelijk kader inzake water (.pdf)
Andere publicaties van Leefmilieu Brussel
- Kwaliteit leidingwater - Kwaliteit van water bestemd voor menselijke consumptie - periode 2017-2018-2019, 2021 (.pdf)
- Infofiche “Perceptie, kennis en gewoontes van de Brusselaar inzake duurzame voeding”, 2014 (.pdf)
Studie(s) en rapport(en)
- VIVAQUA, verschillende jaren. “Activiteitsverslagen” (.pdf)
- SONECOM, novembre 2020. “Baromètre des comportements 2020”, studie in opdracht van Leefmilieu Brussel, 22 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
- IPSOS PUBLIC AFFAIRS, 2014. “Baromètre environnemental de la Région de Bruxelles-Capitale – Résultats 2014”, studie in opdracht van Leefmilieu Brussel, 112 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
- VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ (VMM), 2018. “Watergebruik door huishoudens – het watergebruik in 2016 bij de Vlaming thuis”, 41 pp. (.pdf)
- INTERTEK en RDC Environnement, september 2012. “Etude du marché des citernes d’eau de pluie en Région de Bruxelles-Capitale”, studie opgemaakt in ket kader van ontwerp “Brussels Sustainable Economy (BSE)”, 71 pp. Beperkte verspreiding (enkel in het Frans)
- BELGAQUA, 2008. “Blauw Boek – Alles wat u had willen weten over uw drinkwater en de behandeling van het afvalwater”, 76 pp. (.pdf)
- PREVEDELLO C., september 2006. “L’utilisation de l’eau de distribution en Région wallonne. wetenschappelijk dossier gerealiseerd met het oog op het analytisch rapport 2006-2007 over de Waalse staat van het leefmilieu”. Studie uitgevoerd door AquaWal. 110 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
- EUROPEES MILIEU AGENTSCHAP, november 2018. “Signalen 2018 – Leven in een veranderend klimaat”. (.pdf)
Plan(nen) en programma(‘s)
Nuttige links
- VIVAQUA, de kwaliteit van het water in uw straat
- Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA)
- Europees Milieu Agentschap, Indicator « Water scarcity conditions in Europe (Water exploitation index plus) »
- Milieurapport Wallonië, Indicatoren « Production d’eau de distribution »
- Milieurapport Wallonië, Indicatoren « Consommation d’eau de distribution »
- Milieurapport Vlaanderen (MIRA), Indicator « Waterverbruik »
- Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), Indicator « Waterverbruik huishoudens »
Fysisch-chemische kwaliteit van het oppervlaktewater
Indicator - Actualisering : augustus 2022
Een goede fysisch-chemische kwaliteit van het water is een noodzakelijke en essentiële voorwaarde voor de overleving en ontwikkeling van het waterleven. De positieve trend die sinds het begin van de jaren 2000 is waargenomen, zet zich voort, maar in een langzamer tempo. Hoewel het kanaal over het algemeen een goede fysisch-chemische kwaliteit heeft, bereiken noch de Zenne noch de Woluwe - die aan strengere kwaliteitscriteria is onderworpen – een voldoende kwaliteit. En de vooruitzichten zijn niet rooskleurig: het oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...). in Brussel lijkt weinig bestand tegen de opwarming van de aarde.
Wat is de fysisch-chemische kwaliteit?
De fysisch-chemische kwaliteit van het water is de kwaliteit van het water met betrekking tot fysische parameters (zoals temperatuur, pH, geleidingsvermogen) en bepaalde chemische parameters (zoals zuurstof, stikstof, fosfor enz.) die van essentieel belang zijn voor de ontwikkeling en het voortbestaan van organismen die in het aquatisch milieu leven. Ze draagt bij tot de biologische kwaliteit van de waterloop en wordt onrechtstreeks weerspiegeld in haar ecologische toestand of haar ecologisch potentieel (zie 'Biologische kwaliteit van de voornaamste waterlopen en vijvers').
De fysisch-chemische kwaliteit van het Kanaal, de Woluwe en de Zenne wordt hier geëvalueerd op basis van een selectie van 9 parameters, die deel uitmaken van de parameters die in het waterbeheersplan zijn opgenomen:
- de temperatuur,
- de zuurheid (de pH),
- de geleidbaarheid,
- het zuurstofgehalte: onmisbaar voor het waterleven, het bevordert ook de afbraak van de biodegradeerbare verontreinigende stoffen wat nodig is voor de zelfreiniging,
- de organische belasting (de Biologische Zuurstofvraag (BZV) - indicator van vervuiling door biologisch afbreekbare organische stoffen waarvan de afbraak opgeloste zuurstof verbruikt -, de Chemische Zuurstofvraag (CZV)),
- de troebelheid: de zwevende stoffen (ZS),
- en de nutriënten (totaal stikstof en totaal fosfor).
Aangezien de Woluwe in een Natura 2000-gebied gelegen is, gelden striktere doelstellingen.
Nieuwe kwaliteitsdoelstellingen
Basiskwaliteitsnormen werden in 2011 goedgekeurd voor de fysisch-chemische kwaliteit van het water en vervolgens een eerste keer herzien in 2015. Maar ze worden weinig representatief geacht en dikwijls onvoldoende, rekening houdend met de verstedelijkte context van het Gewest (Leefmilieu Brussel, 2019).
Sinds 2019 worden dus nieuwe doelstellingen voorgesteld voor het 3e Waterbeheerplan. Ze werden in de mate van het mogelijke afgestemd op de normen van de twee andere Gewesten (zie methodologische fiche en factsheet nr.4). Voor elke parameter werden ook vijf kwaliteitsklassen (zeer goed, goed, gemiddeld, middelmatig en slecht) vastgelegd. De kwaliteitsdoelstelling is de ondergrens van de kwaliteitsklasse “goed”.
Deze fiche richt zich meer specifiek op de drie in het Brussels Gewest vastgelegde oppervlaktewaterlichamen (Kanaal, Woluwe en Zenne) stroomop- en stroomafwaarts van het grondgebied. We merken echter op dat het meetnetwerk sinds 2014 werd uitgebreid met tussentijdse meetpunten en met andere waterlopen.
Het kanaal: voldoende kwaliteit die steeds beter wordt

Globaal gezien is het water van het kanaal van een goede kwaliteit en deze wordt sinds het begin van jaren 2000 duidelijk steeds beter. Deze positieve tendensen betreffende talrijke parameters: opgeloste zuurstof, CZV, zwevende deeltjesMicroscopische stoffen die in suspensie in de lucht of het water verkeren. De giftigheid van de zwevende deeltjes in de lucht is voornamelijk te wijten aan de deeltjes met een doorsnede kleiner dan 10 µm terwijl de grotere deeltjes ter hoogte van de neus en de hogere luchtwegen worden gestopt en verwijderd. De zwevende deeltjes in het water worden door verschillende procédés in de zuiveringsstations verwerkt. of de nutriënten. Direct gevolg: er worden minder en minder overschrijdingen van de beoogde doelstellingen vastgesteld.
Alleen het totaal stikstof voldoet nog steeds niet aan de kwaliteitsdoelstelling, hoewel de concentraties sinds 2012 dalen en de doelstelling naderen.
De andere parameter die moet worden gecontroleerd is de opgeloste zuurstof. Het heeft een spectaculaire ontwikkeling doorgemaakt, vooral aan de uitgang van het Gewest, waar de niveaus in het begin van de jaren 2000 zeer laag waren. Er worden echter nog steeds aanzienlijke schommelingen waargenomen, die leiden tot onvoldoende concentraties op bepaalde tijdstippen of tot overschrijdingen van de kwaliteitsdoelstelling, zoals in 2019. Aan de ingang van het Gewest daarentegen wordt de streefwaarde al sinds 2011 behaald.
Helaas heeft het Kanaal ook te lijden van overstromingen van het rioolnet en van de omleiding van water uit de Zenne via de Aa tijdens overstromingen, waardoor de waterkwaliteit plotseling en tijdelijk verslechtert en schade wordt toegebracht aan aquatische gemeenschappen, zoals de dood van vele vissen.
Bovendien heeft het Kanaal in de zomer te kampen met terugkerende ecologische crises (cyanobacteriënbloei) als gevolg van de eutrofiëringOvermatige toevoer van voedingsstoffen in het water, met als gevolg een woekering van de vegetatie, zuurstofvermindering en onevenwicht van het ecosysteem. en de lage stroomsnelheid. Deze algen kunnen zuurstofgebrek veroorzaken en giftige stoffen in het water brengen, waardoor waterorganismen kunnen sterven.
Over het algemeen heeft het kanaal een gelijkaardige kwaliteit bij het begin en het einde van zijn Brusselse loop.
Drie parameters vertonen echter interessante verschillen. Tijdens zijn Brusselse loop, stijgt de temperatuur van het water van het Kanaal gemiddeld met 2°C, terwijl de opgeloste zuurstofconcentratie met ongeveer 2 mg/l daalt. Bovendien is het water van het Kanaal troebeler bij het binnenkomen van het Gewest dan bij het verlaten van het Gewest maar het verschil is duidelijk kleiner geworden.
De Woluwe: een onvoldoende kwaliteit ten aanzien van de Natura 2000-doelstellingen

De Woluwe heeft een relatief goede fysisch-chemische kwaliteit, vergeleken met de Zenne en het Kanaal. Ze wordt namelijk hoofdzakelijk gevoed door bronwater dat afkomstig is van het Zoniënwoud. Er is meer bepaald een laag gehalte aan zwevende stoffen.
Aangezien de Woluwe echter door Natura 2000-gebieden stroomt, gelden strengere doelstellingen. En er moet worden vastgesteld dat de resultaten gemengd zijn:
Het gehalte aan opgeloste zuurstof is onvoldoende: de beoogde minimumconcentratie werd sinds het begin van de jaren 2000 slechts één keer bereikt, namelijk in 2016.
- Verscheidene parameters komen dicht in de buurt van de kwaliteitsdoelstellingen, met incidentele (geleidingsvermogen, nutriënten) of frequentere (organische belasting) overschrijdingen tot gevolg.
Hoewel de kwaliteit van de Woluwe sinds het begin van de jaren 2000 over het algemeen is verbeterd, is waakzaamheid voor deze parameters dus geboden.
Die verslechteringen zouden het gevolg kunnen zijn van de gerichte lozing van afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is.. Maar er is meer onderzoek nodig om dit te bevestigen. In elk geval zou deze slechtere fysisch-chemische kwaliteit gevolgen kunnen hebben voor de biologische kwaliteit van de Woluwe. Met name het gebrek aan opgeloste zuurstof op bepaalde tijdstippen kan gevolgen hebben voor de vispopulaties (zie 'Biologische kwaliteit van de voornaamste waterlopen en vijvers').
De Zenne: een slechtere kwaliteit door de lozingen van afvalwater

De Zenne ontvangt de lozingen van de twee zuiveringsstations van Brussel-Zuid en Brussel-Noord. Ze vangt ook talrijke lozingen op via de stormoverstorten bij zware regenval. Haar waterkwaliteit is dus sterk beïnvloed door de zuiveringsprestaties van de stations en door de frequentie van de werking van de overstorten en de kwaliteit van het geloosde water. Het is geen verrassing dat de Zenne de slechtste fysisch-chemische kwaliteit heeft.
De lozingen van de 2 Brusselse waterzuiveringsstations samen vormen ongeveer de helft van het (mediaan) debiet van de Zenne bij het verlaten van Brussel. Aanvullende metingen langs het traject in 2014 zouden overigens een verdunnend effect tonen van bepaalde polluenten, na de lozing van het station Zuid. Dit geloosd water is ook “warmer” en zou dus aan de basis kunnen liggen van de stijging van de temperatuur vastgesteld aan de uitgang van het Brussels grondgebied ten opzichte van de ingang (gemiddeld verschil van 2°C sinds 2001).
Een spectaculaire evolutie
De kwaliteit van de Zenne is op een spectaculaire manier geëvolueerd tussen het begin van de jaren 2000 en de jaren 2010. In het begin was de Zenne bijzonder verontreinigd, vooral bij het verlaten van Brussel! Die verbetering zet zich vandaag nog door voor meerdere parameters, maar in een trager tempo.
Evolutie van de fysisch-chemische kwaliteit van de Zenne bij het verlaten van het Gewest (2001-2020)
Bron: Leefmilieu Brussel, 2022, gebaseerd op voortschrijdende gemiddelden over 3 jaar van jaarlijkse gemiddelde concentraties

Deze vooruitgang is voornamelijk het gevolg van de toegenomen zuiveringVerwijderen van de ongewenste bomen (overtallig, ziek, enz.) in een zeer jonge bebossing. van het afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. in het Brussels Gewest (ingebruikname van het station Zuid in 2000, van het station Noord in 2007) en stroomopwaarts (zie “Afvalwaterzuivering”). De vijf verontreinigende stoffen die traditioneel worden gezuiverd door de stations (BZV, CZV, ZS, N en P) zijn logischerwijze drastisch gedaald in de Zenne, zoals de bovenstaande grafiek illustreert. De kwaliteit bij het verlaten van het Gewest benadert gaandeweg die bij het binnenkomen en is zelfs gelijk (bv. nutriënten).
Evolutie van het gehalte aan opgeloste zuurstof in de Zenne (2001-2020)
Bron: Leefmilieu Brussel, 2022
Nota: De percentielen 10 (P10) en 90 (P90) zijn de waarden die respectievelijk de laagste 10% en 90% van de gegevens scheiden (gerangschikt in stijgende volgorde in 100 gelijke delen)

Tegelijk kon de opgeloste zuurstof, die bij het begin van de jaren 2000 zo goed als afwezig was, sterk stijgen. En deze verbetering heeft zich na 2010 voortgezet, zij het in een trager tempo. De laatste jaren is er echter sprake van een vertraging of zelfs een lichte verslechtering. Er zij op gewezen dat de zuurstofvoorziening sinds 2015 beter is aan de uitgang van het regionale grondgebied dan aan de ingang.
Deze evolutie heeft een gunstige invloed op het aquatisch leven, dat in 2016 wordt gekenmerkt door een terugkeer van de vissen aan de ingang van het Gewest (zie 'Biologische kwaliteit van de voornaamste waterlopen en vijvers').
Maar er zijn nog inspanningen nodig

Ook al kunnen we ons verheugen over deze gunstige tendensen, de fysisch-chemische kwaliteit van de Zenne blijft globaal ontoereikend:
Het gehalte aan opgeloste zuurstof blijft ontoereikend met een gemiddelde kwaliteit aan de uitgang van het Gewest en zelfs een ontoereikende tot slechte kwaliteit aan de ingang. De situatie bij binnenkomst lijkt des te kritieker omdat sommige van de metingen onder de drempel van de 3 mg/l blijven, dat als kritiek beschouwd wordt voor het leven van de vissen, ook al wordt deze slechts enkele uren of dagen overschreden. Bovendien lijkt het de laatste jaren erger te worden (zie de twee grafieken hierboven).
- De organische belasting blijft te hoog, bij het verlaten van het Gewest: de streefwaarden worden in het algemeen overschreden, zowel voor de BZV als voor de CZV. Niettemin is er een dalende tendens. De streefwaarde voor het BZV werd in 2020 dus voor het eerst gehaald.
- Wellicht samen met deze nog hoge organische belasting, leiden de erg hoge waarden van de geleidbaarheid bij het verlaten van het Gewest tot een systematische overschrijding van de doelstelling. Hoewel de geleidbaarheid lager is bij het binnenkomen, wordt de doelstelling regelmatig overschreden, vooral in de laatste 4 jaar.
- Voor totaal stikstof is de kwaliteit gemiddeld en nemen de concentraties af. Voor totaal fosfor is de kwaliteit over het algemeen gemiddeld. Maar de concentraties liggen verder van de kwaliteitsdoelstelling en zullen dus eerder van kwaliteitsklasse veranderen in geval van een verontreinigingspiek (zoals in 2019 na de reiniging van een afvoerpijp bij de uitgang van Brussel).
De balans is echter positief wat zwevende stoffen betreft. Dankzij een onmiskenbare verbetering voldoen de niveaus sinds 2017 aan de streefwaarde en heeft de Zenne voor deze parameter dus een goede kwaliteit bereikt.
Duidelijke vooruitgang, maar een kwetsbaar evenwicht
De duidelijke vooruitgang die de jongste 20 jaar werd vastgesteld, worden ondermijnd door uitzonderlijke klimatologische jaren, wat wijst op een zwakke veerkracht van de Brusselse waterlopen. De extreme klimatologische omstandigheden hebben een rechtstreekse weerslag op de fysisch-chemische kwaliteit van de Zenne, zoals blijkt uit de dalingen van opgeloste zuurstof. In het Kanaal en in verschillende vijvers in het Brussels Gewest worden in bepaalde zomers veel vissen dood aangetroffen. Maar ook andere aquatische organismen kunnen te lijden hebben onder deze extreme omstandigheden, te oordelen naar de resultaten van 2019 voor biologische kwaliteit. Echter, in een context van klimaatopwarming, zal dit scenario zich waarschijnlijk herhalen.
De Zenne heeft ook te lijden onder de lozing van afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is., dat zij moeilijk kan absorberen, vooral wanneer het debiet laag is. Dit was met name het geval in 2019, toen verontreinigende stoffen vrijkwamen na de reiniging van het afvoerkanaal rechteroever. Het is dus van essentieel belang om de frequentie van de overstorten van het rioolnet te beperken.
Om te downloaden
Methodologische fiche(s)
Toegang tot de gegevens
Factsheet(s)
- 4. Normen en wettelijke referentiewaarden inzake water (.pdf)
- 8. Regenwater en overstromingen (.pdf)
- 11. Brusselse waterlopen en vijvers (.pdf)
- 12. Blauw Netwerk (.pdf)
- 13. Brussels wettelijk kader inzake water (.pdf)
- 16. Biologische kwaliteit van de Brusselse waterlopen en vijvers (.pdf)
Andere publicaties van Leefmilieu Brussel
- Interactieve kaart van het water in Brussel
- Herziening van de fysicochemische normen van de oppervlaktewateren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2019. 51 pp. Intern document (.pdf)
- Factsheets over de fysisch-chemische kwaliteit van het Brussels oppervlaktewater (2001-2012), september 2015. 118 pp. Intern document (enkel in het Frans) (.pdf)
Studie(s) en rapport(en)
- Technische rapporten betreffende de resultaten van de jaarlijkse meetcampagnes van de fysisch-chemische oppervlaktewaterkwaliteit, verschillende jaren tem 2013, beschikbaar op het documentatiecentrum (.pdf)
- Analyseresultaten van de jaarlijkse meetcampagnes van de fysisch-chemische oppervlaktewaterkwaliteit. BDB (2013), EUROFINS (2014-2017), CAR (2018). Beperkte verspreiding (.xls)
Plan(nen) en programma(‘s)
Chemische kwaliteit van het oppervlaktewater
Indicator - Actualisering : maart 2023
Alomtegenwoordige polluenten brengen het bereiken van een goede chemische kwaliteit in de Zenne, het Kanaal en zelfs de Woluwe in het gedrang: de betrokken verontreinigende stoffen zijn Polycyclische Aromatische KoolwaterstoffenDit zijn van aardolie afgeleide samengestelde organische vloeistoffen op basis van koolstof en waterstof. Stookolie, benzine en andere soorten minerale oliën behoren daartoe. Deze oliën hebben de eigenheid dat ze een geringe dichtheid hebben. Wanneer ze in de bodem dringen, kunnen ze het grondwater bereiken en er een drijflaag op vormen. (PAK), PFOS of nog de tributyltinverbindingen. Daarentegen waren er weinig andere verontreinigende stoffen die de chemische kwaliteit van de Zenne en het Kanaal in 2019 en 2020 verslechterden. Vaak ging het om PAK of opgeloste metalen. Het meest verontreinigde gebied was de uitgang van het Gewest. De chemische kwaliteit leek in 2019-2020 beter te zijn dan in 2016-2018: is dat een teken van een gunstige ontwikkeling? Of is het gewoon het resultaat van verbeterde meetmethoden?
Een vijftigtal van de prioritaire Europese stoffen onder de loep
Micropolluenten zijn chemische stoffen die giftig kunnen zijn voor ecosystemen of zelfs voor de menselijke gezondheid, in erg geringe concentraties. Ze worden echter maar in geringe mate geëlimineerd ter hoogte van de zuiveringsstations. De aard en de herkomst van deze verontreinigende stoffen varieert sterk: pesticiden, koolwaterstoffenDit zijn van aardolie afgeleide samengestelde organische vloeistoffen op basis van koolstof en waterstof. Stookolie, benzine en andere soorten minerale oliën behoren daartoe. Deze oliën hebben de eigenheid dat ze een geringe dichtheid hebben. Wanneer ze in de bodem dringen, kunnen ze het grondwater bereiken en er een drijflaag op vormen., zware metalenVerzamelnaam voor een groep metalen met een relatief grote dichtheid, zoals lood, kwik, zink en cadmium. Deze metalen komen van nature in het milieu voor en zijn in veel gevallen zelfs nodig voor bepaalde natuurlijke processen. In hogere concentraties zijn ze echter meestal giftig. De voornaamste bronnen van zware metalen zijn de non-ferro-industrie, de verbranding van fossiele brandstoffen en van afval en het verkeer., polychloorbifenylen (PCB’s)…
De lidstaten moeten zorgen voor hun monitoring en moeten maatregelen treffen om lozingen, emissies en verliezen geleidelijk aan te beperken tot zelfs te verbieden.
Van deze stoffen worden sommige door de Europese Commissie als bijzonder onrustwekkend beschouwd voor het watermilieu en in het kader van de Kaderrichtlijn Water (KRW) als "prioritair" aangemerkt omwille van de belangrijke lozingen/emissies naar het oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...). en omwille van hun bijzonder gevaarlijke en persistente aard. De huidige lijst bevat 45 prioritaire stoffen (of groepen van stoffen) en 8 gevaarlijke niet-prioritaire stoffen (zie factsheet nr.4 & bijlagen 1 en 2 van het BBHG van 2015). Deze lijst vormt de basis voor de beoordeling van de “chemische toestand” van oppervlaktewaterlichamen conform de voorschriften van de Kaderrichtlijn water (KRW).
133 andere als "gevaarlijk" aangemerkte stoffen moeten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ook opgevolgd worden en aan milieukwaliteitsdoelstellingen beantwoorden (zie bijlage 4 van het BBHG van 2015).
Naast deze Europese stoffen wordt in het Brussels Gewest lokaal bijzondere aandacht besteed aan een aantal specifieke verontreinigende stoffen in ons oppervlaktewater: opgelost zink, acenafteen en pyreen (2 PAK), polychloorbifenylen (PCB) en minerale oliën.
Controle van micropolluenten in het water maar ook in de waterbodems en in de biota
Sinds 2001 implementeert het Brussels Gewest programma’s voor de monitoring van de chemische kwaliteit van zijn oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...)., die op de analyse van de concentraties van enkele honderden parameters berusten. Sinds het begin van de metingen worden 5 locaties gemonitord: de punten waar de drie aangeduide oppervlaktewaterlichamen het Gewest binnenkomen en verlaten (Zenne, Kanaal en Woluwe). De in deze fiche gepresenteerde resultaten hebben betrekking op deze 5 historische sites, hoewel de monitoring ook betrekking heeft op andere meetlocaties en andere waterlopen.
Goed om te weten
Naast de waterkolom werd er een controle in de waterbodems en in de biota (weefsels van aquatische organismen) ingevoerd. De doelstelling daarvan is om zich ervan te verzekeren dat er geen accumulatie ontstaat van bepaalde lipofiele polluenten in de waterbodems (aangezien de daarin vastgehouden verontreinigende stoffen soms in de waterkolom terecht komen) of in de biota.
Milieudoelstellingen in constante evolutie
De kwaliteitsdoelstellingen die sinds 2011 van kracht zijn voor de Europese stoffen in de waterkolom zijn de Milieukwaliteitsnormen (MKN). Deze normen hebben betrekking op:
- de jaargemiddelden van een meetcampagne. Ze beogen het aquatisch leven op middellange en lange termijn te beschermen tegen chronische blootstelling.
- en, voor sommige prioritaire gevaarlijke stoffen, op maximale aanvaardbare concentraties (MAC) voor elk monster. Deze MAC-normen beogen het aquatisch leven op korte termijn te beschermen tegen acute blootstelling.
De geldende normen zijn opgenomen in de methodologische fiche en in de factsheet nr.4.
In 2013 werden de MKN van 7 prioritaire stoffen herzien (met ingang vanaf eind 2015). 12 nieuwe prioritaire stoffen (waarvan de helft is aangemerkt als "gevaarlijk") werden ook bepaald en zijn sinds eind 2018 onderworpen aan normen.
Hierbij wijzen we erop dat sommige polluenten bepaalde jaren niet beoordeeld konden worden (geen metingen) of niet vergeleken konden worden met de kwaliteitsdoelstellingen door de onnauwkeurigheid van de onderzoeksmethodes (hogere detectielimiet dan de MKN).
Voldoende chemische kwaliteit voor een zeer groot aantal polluenten
De meeste van deze 45(+8) prioritaire Europese stoffen en van de 133 gevaarlijke stoffen vormen geen enkel probleem voor de drie oppervlaktewaterlichamen die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn gedefinieerd: het Kanaal, de Zenne en de Woluwe. Vaak worden ze zelfs niet eens gedetecteerd in de waterkolom en/of in de waterbodems en biota.
Hetzelfde geldt voor drie van de vijf chemische stoffen die op het niveau van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als relevant worden beschouwd. Alleen zink en minerale oliën vormen nog een probleem in de Zenne.
De Zenne is de meest besmette waterloop
Over het algemeen, gezien het aantal stoffen dat de chemische kwaliteit van het water vermindert en de waargenomen concentraties:
- Is de Zenne de meest besmette waterloop, vooral bij het verlaten van het Gewest.
- De Woluwe lijkt daarentegen relatief gevrijwaard, met uitzondering echter van de alomtegenwoordige polluenten zoals de Polycyclische Aromatische KoolwaterstoffenDit zijn van aardolie afgeleide samengestelde organische vloeistoffen op basis van koolstof en waterstof. Stookolie, benzine en andere soorten minerale oliën behoren daartoe. Deze oliën hebben de eigenheid dat ze een geringe dichtheid hebben. Wanneer ze in de bodem dringen, kunnen ze het grondwater bereiken en er een drijflaag op vormen. (PAK).
- Het Kanaal neemt een tussenpositie in.
In 2019 en 2020 overschreden 13 stoffen de normen in de Zenne, 8 in het Kanaal en slechts 1 in de Woluwe. Ongeveer de helft van deze stoffen is alomtegenwoordig.
Twee families van verontreinigende stoffen zijn bijzonder problematisch: PAK en opgeloste metalen. Op deze parameters wordt later in deze fiche nader ingegaan.
In vergelijking met voorgaande jaren lijkt het aantal stoffen dat verantwoordelijk is voor overschrijding van de normen af te nemen. Deze constatering is bemoedigend, maar is gedeeltelijk te danken aan de verbetering van de meetmethoden eind 2018: de verlaging van de kwantificeringsdrempels heeft gevolgen voor de berekening van de jaargemiddelden (zie methodologische fiche).
Het veralgemeende probleem van de alomtegenwoordige stoffen
De Europese Unie heeft een lijst opgesteld van dertien persistente, bioaccumuleerbare en toxische stoffen (PBT) of stoffen die zich zo gedragen (zie artikel 8bis van Richtlijn 2013/39/EU). Onder deze producten vallen ook PAK, kwik, PFOS of nog dioxines. Hoewel ze niet op die lijst staan, behoren polychloorbifenylen (PCB) ook tot de familie van de PBT-polluenten.
Goed om te weten
De “PBT”-stoffen zijn persistent, bioaccumuleerbaar en toxisch. Ondanks de maatregelen die hiertegen genomen worden, kunnen ze langdurig in een aquatische omgeving gedetecteerd worden. Sommige stoffen hebben zelfs de bijzondere eigenschap dat ze over lange afstand getransporteerd kunnen worden; ze worden aangemerkt als alomtegenwoordig want alle milieu-dimensies (water, lucht, bodem, enz.) worden hierdoor getroffen.
Het is dan ook geen verrassing dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet ontsnapt aan deze besmetting die de grote meerderheid van de lidstaten van de Europese Unie treft. Het belangrijkste probleem op het vlak van de waterkolom betreft de PAK maar ook PFOS.
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) overal, zelfs in de Woluwe
6 van de 8 PAK die als prioritair of hiermee gelijkgesteld zijn aangemerkt overschrijden de normen in het Brusselse oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...).. Zelfs de Woluwe is betrokken. En met de herziening van de milieukwaliteitsnormen (MKN), die van kracht is sinds 2016, is de balans slechter geworden.
Tot de belangrijkste prioritaire PAK behoren vier van de vijf alomtegenwoordige PAK:
- Benzo(a)pyreen verontreinigt de Zenne en het Kanaal maar ook de Woluwe. De norm betreffende het jaargemiddelde, die vóór de herziening in 2016 regelmatig werd overschreden, leidt tot systematische overschrijdingen in deze 3 waterlichamen sinds 2018. Bovendien werd de maximale aanvaardbare concentratie, hoewel ze opwaarts werd herzien, nog steeds overschreden voor de Zenne aan de uitgang van het Gewest in 2016 en 2017. Maar sindsdien wordt ze nageleefd.
- Bovendien overschrijden benzo(ghi)peryleen, benzo(b)fluoranteen en in mindere mate benzo(k)fluoranteen vaak de maximale aanvaardbare concentraties in de Zenne en het Kanaal. En dat zou ook het geval geweest zijn vóór 2016 als ze toen al van kracht waren geweest.
Benzo(ghi)peryleen was verantwoordelijk voor 7 overschrijdingen per jaar in zowel 2019 als 2020 (3 in het Kanaal en 4 in de Zenne). Benzo(b)fluoranteen veroorzaakte 1 overschrijding in 2019 (in de Zenne) en 4 in 2020 (2 in de Zenne en 2 in het Kanaal). Benzo(f)fluoranteen veroorzaakte slechts 1 overschrijding in 2019 in de Zenne en geen enkele in 2020.
Indeno(123cd)pyreen, de vijfde alomtegenwoordige PAK, is niet onderworpen aan een milieukwaliteitsnorm. Het wordt echter zeer vaak gekwantificeerd in de Brusselse oppervlaktewaterenEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...)..
Twee andere prioritaire PAK zijn zorgwekkend:
Fluoranteen, dat zowel de Zenne als het Kanaal verontreinigt. Sinds de herziening van de normen in 2016 wordt het jaargemiddelde systematisch overschreden aan de uitgang van het Gewest en zeer frequent aan de ingang. Bovendien heeft de Zenne aan de uitgang van het Gewest ook tweemaal, in 2016 en 2017, de maximaal aanvaardbare concentratie overschreden. In de Woluwe blijven de gemeten concentraties, op een uitzondering in 2016 na, onder de normen.
- Antraceen, in de Zenne bij de uitgang van het Gewest. De norm voor het jaargemiddelde werd slechts één keer overschreden, in 2017. De maximaal aanvaardbare concentratie werd daarentegen meermaals overschreden, onder meer in 2016, 2017 en 2019.
Bovendien hadden 3 van de 8 PAK op de lijst van 133 andere gevaarlijke stoffen in sommige jaren, met name in 2016 en 2017, jaargemiddelde concentraties boven de norm: acenafteen, fenantreen en pyreen. De Zenne aan de uitgang van het Gewest werd systematisch getroffen. In het verleden werd pyreen ook af en toe overschreden in de Zenne aan de ingang van het Gewest en, minder vaak, in het Kanaal aan de uitgang van het Gewest.
Positief is dat geen van deze stoffen in de jongste 3 meetjaren (2018, 2019 en 2020) werd overschreden.
PAK komen voornamelijk diffuus in het oppervlaktewater terecht
Over het algemeen kadert de beantwoording aan de normen betreffende de PAK in een lang en ingewikkeld proces aangezien deze polluenten vooral voortvloeien uit diffuse bronnen. Volgens de inventaris van de emissies van 10 PAK voor het jaar 2016, vloeit 60% van de aanlevering voort uit diffuse bronnen: 44% uit transport (slijtage van banden en van openbare wegen, onvolledige verbrandingen) en 13% uit atmosferische depositie.
Aangezien de PAK lipofiel zijn, worden ze voor meer dan 90% vastgehouden op het niveau van het slib van waterzuiveringsstations. Hun aanwezigheid in het water vloeit voort uit de lozingen op het niveau van stormoverlaten (37%), van de regenweerstraat van de waterzuiveringsstations (31%) en in mindere mate van het afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. van de afgewaterde zones die niet aangesloten zijn op de waterzuiveringsstations (15%) en van de afvloeiing (10%).
In de waterlopen verbinden de PAK zich met de waterbodems en zijn ze moeilijk afbreekbaar. Bewijs hiervan is hun aanwezigheid in de waterbodems, maar hun concentratie zou stabiel zijn.
Bronnen (links) en trajecten (rechts) van de jaarlijkse netto-emissies van 10 PAK naar het oppervlaktewater
Bron: Leefmilieu Brussel, gegevens uit de inventaris van de emissies naar het oppervlaktewater (referentiejaren: 2016-2017-2018) voor benzo(a)pyreen, benzo(b)- , benzo(k)fluoranteen, benzo(ghi)peryleen, fluoranteen, indeno(123cd)pyreen, acenafteen, antraceen, naftaleen en pyreen

PFOS: een andere alomtegenwoordige stof die de Zenne en het Kanaal vervuilt
PFOS (perfluoroctaansulfonzuur en zijn derivaten) is een alomtegenwoordige gefluoreerde verontreinigende stof die systematisch problematisch is in de Zenne en het Kanaal wanneer ze wordt gemeten.De jaarlijkse norm wordt overschreden:
- meer dan 5 keer in de Zenne
- en meer dan 20 keer in het Kanaal!
Ook in de Woluwe werd de norm in 2014-2016 overschreden, maar in 2018-2020 werd deze niet meer gekwantificeerd, een teken van een bemoedigende evolutie voor deze waterloop.
Goed om te weten
PFOS komt niet in de natuur voor. Het is een hydrofobe en lipofiele gefluoreerde verbinding, chemisch zeer stabiel, die algemeen wordt gebruikt voor huishoudelijke en industriële doeleinden. Het is de laatste jaren een groot probleem geworden omdat het zich op grote schaal in het milieu verspreidt, het persistent is en slechts langzaam wordt afgebroken.
Polychloorbifenylen: binnenkort geen probleem meer in de Brusselse wateren?
Polychloorbifenylen (PCB) maken ook deel uit van de alomtegenwoordige PBT-stoffen en van specifieke verontreinigende stoffen in het stroomgebied. In 2015 en 2016 werden er in het water van de Zenne en van het Kanaal, zowel bij het binnenkomen als bij het verlaten van het grondgebied, te hoge waarden opgemeten. Het goede nieuws is dat in 2019 en 2020, met lagere kwantificeringsdrempels, de concentraties onder de norm bleven. Moet dit worden geïnterpreteerd als een teken van verbetering?
Goed om te weten
PCB werden tot de jaren 1970 gebruikt als elektrische isolatoren. Nu is hun gebruik verboden. In 1999 werd een gewestelijk plan voor de verwijdering en de reiniging van de PCB-PCT goedgekeurd, alsook in 2005, een programma maatregelen om deze vervuiling te bestrijden.
Sommige PBT-stoffen blijven onder de radar …
De onduidelijkheid van de meetmethoden laat jammer genoeg niet toe om alle PBT-stoffen in de waterkolom te beoordelen: dit is in 2019 en 2020 onder meer het geval van hexabroomcyclododecaan (HBCDD) of de gebromeerde difenylethers. Maar aangezien hun alomtegenwoordige karakter en de in het verleden opgemeten overschrijdingen, is er een hoge waarschijnlijkheid dat ze aanwezig of zelfs in overschrijding zijn.
De opgeloste metalen: andere problematische stoffen in de Zenne en in het Kanaal
Evenals de gemeten concentraties van totale metalen in het water de normen naleven, vormen de opgeloste verbindingen een probleem. De Zenne is het zwaarst getroffen, vooral aan de uitgang van het Gewest, gevolgd door het Kanaal. De Woluwe daarentegen is in het algemeen gespaard.
Twee opgeloste metalen blijken problematisch:
- Lood (Pb): Sinds de aanscherping van de norm in 2016 worden de jaargemiddelde concentraties steeds overschreden in de Zenne en het Kanaal, zowel aan de ingang als aan de uitgang van het Gewest. De enige uitzondering is de Zenne aan de ingang van het Gewest in 2020. Zelfs de Woluwe werd in 2017 overschreden! Zorgwekkender is dat de maximaal aanvaardbare concentraties in 2016 en 2017 werden overschreden aan de uitgang van het Gewest in de Zenne en/of het Kanaal. De trend verandert echter ten goede, met een aanzienlijke daling van de concentraties.
- Zink (Zn): De jaarlijkse norm werd in 2020 zoals elk jaar overschreden in de Zenne aan de uitgang van het Gewest. Dit was ook het geval tot 2016 aan de ingang van het Gewest, evenals in het Kanaal, op twee meetpunten.
Vier andere opgeloste metalen kunnen de Zenne verontreinigen, vooral aan de uitgang van het Gewest: kwik, koper, nikkel en cadmium.
Hoewel deze vier stoffen de waterkwaliteit in 2016 verslechterden, lijkt de trend in de laatste twee jaar van beschikbare metingen positief: alleen koper overschreed de norm in 2017 en in 2020 werd geen enkele overschrijding geconstateerd.
Niettemin blijft voorzichtigheid geboden gezien de neiging van metalen om zich sterk op te hopen in sedimenten, wat wordt bevestigd door de hoge niveaus die daar worden gemeten. Een ander aandachtspunt is de accumulatie van kwik in de weefsels van levende organismen (biota).
Waar komen deze metalen vandaan?
De diffuse bronnen dragen op doorslaggevende wijze bij tot de emissies van zink (88% voornamelijk wegens de corrosie van de bouwmaterialen van de bebouwde oppervlakte) en van kwik (82%, voornamelijk door het verkeer).
Anderzijds zijn punctuele bronnen (de bevolking, de bedrijven en de industrie) verantwoordelijk voor bijna de gehele aanlevering van nikkel (98%), het grootste deel van die van cadmium (78%) en meer dan de helfte van die van lood (55%).
Bronnen van de jaarlijkse netto-emissies van 5 metalen naar het oppervlaktewater
Bron: Leefmilieu Brussel, gegevens uit de emissie-inventaris naar het oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...). (referentiejaren: 2016-2017-2018)
De netto emissies naar de Zenne zijn ongeveer 6 maal groter dan die naar het Kanaal. Aangezien de metalen minder goed gezuiverd of vastgehouden worden in de zuiveringsstations, vertegenwoordigen de effluenten van de RWZI de belangrijkste aanvoerweg van metalen naar de Zenne.
Andere polluenten die aandachtig moeten worden opgevolgd
- De oppervlakte-actieve stoffen veroorzaken overschrijdingen in de Zenne en het Kanaal in bepaalde jaren zoals 2019.
- De minerale oliën worden elk jaar in de Zenne en in het Kanaal gekwantificeerd. Ofschoon momenteel niet onderhevig aan de beantwoording aan een MKN, moeten ze van nabij opgevolgd worden want ze worden in grote hoeveelheden uitgestoten op het gewestelijke grondgebied: 9 ton netto emissie per jaar waarvan 8 ton naar de Zenne en 1 ton naar het Kanaal (volgens de emissie-inventaris voor de jaren 2016-2017-2018). Ze worden uitgestoten door het weg- en spoorverkeer (gebruikte oliën op het niveau van de wissels). Het terrein van Schaarbeek-Vorming zou één van de significante bronnen zijn voor de Zenne.
- Betreffende de pesticiden die op de lijst van de prioritaire polluenten en op die van de andere polluenten voorkomen, wordt sinds 2009 voldaan aan de normen. Alleen aclonifen overschreed in 2019 en 2020 de maximaal aanvaardbare concentratie in de Zenne aan de ingang van het Gewest. De besmetting door pesticiden die wordt vastgesteld in het grondwater van het Gewest wordt dus niet eveneens vastgesteld in het oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...). (zie "Chemische toestand van het grondwater").
- De jaarlijkse gemiddelde concentraties in DEHP (een type ftalaat dat als weekmaker wordt gebruikt) hebben de norm slechts één keer overschreden: in 2016 in de Zenne bij het binnenlopen van het Gewest. Waakzaamheid is echter geboden aangezien de in de sedimenten van het Kanaal waargenomen concentraties toenemen.
- De gebromeerde difenylethers zijn aanwezig in de waterbodems en leiden tot overschrijdingen van de norm voor biota. De concentraties in de waterkolom overschrijden de maximale aanvaardbare concentraties echter niet. Gezien de mate van nauwkeurigheid van de meetmethoden is het echter moeilijk te bepalen of deze stoffen een bron van zorg zijn in het oppervlaktewater.
- Nonylfenolen, sinds een tiental jaren onrustwekkende stoffen, zijn zoals in bijna alle landen aanwezig in het Brusselse oppervlaktewater. Hun concentratie lag in 2019 en 2020 binnen de normen, maar in andere jaren was dat niet het geval. De overschrijdingen betroffen zowel het jaargemiddelde als de maximaal aanvaardbare concentratie. Ze werden zowel in het Kanaal als in de Zenne waargenomen, telkens aan de uitgang van het Gewest.
Hoe deze vervuiling efficiënt bestrijden?
Om de chemische verontreiniging van het leefmilieu en de waterlopen terug te dringen, worden er tal van preventieve en curatieve maatregelen van het waterbeheerplan getroffen: beheer van de milieuvergunningen (lozingsnormen, gebruik van de best mogelijke technieken, enz.), beperking en vanaf 2019 verbod van het gebruik van pesticiden in de openbare ruimten, uitbaggering en ruiming van de waterlopen en vijvers om verontreinigde waterbodems te verwijderen, informatieverstrekking over en sensibilisering rond het gebruik van bepaalde producten, enz.
De verbetering van de kwaliteit van het Brussels oppervlaktewater hangt bovendien ook af van de inspanningen die er stroomopwaarts van het Gewest worden geleverd.
De strijd tegen de alomtegenwoordige stoffen kan niet beperkt blijven tot het waterbeheer alleen. Enkel een globaal beheer op Europees (of mondiaal) en grensoverschrijdend vlak ten opzichte van de verschillende milieubeleidsdomeinen (water, lucht, bodems, ...) zou deze vervuiling kunnen indijken.
Om te downloaden
Methodologische fiche(s)
Toegang tot de gegevens
Factsheet(s)
- Normen en wettelijke referentiewaarden inzake water (.pdf)
- Regenwater en overstromingen (.pdf)
- Brusselse waterlopen en vijvers (.pdf)
- Blauw Netwerk (.pdf)
- Brussels wettelijk kader inzake water (.pdf)
- Biologische kwaliteit van de Brusselse waterlopen en vijvers (.pdf)
Andere publicaties van Leefmilieu Brussel
- Interactieve kaart van het water in Brussel
- Inventaris van de emissies, lozingen en verliezen van prioritaire stoffen in het oppervlaktewater van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2022. Bijlage 2 van het Waterbeheerplan 2022-2027. 288 pp. (.pdf)
Studie(s) en rapport(en)
- Analyseresultaten van de jaarlijkse meetcampagnes van de chemische oppervlaktewaterkwaliteit. BDB (2013), EUROFINS (2014-2017), CAR (2018-2020). Beperkte verspreiding (.xls)
- Technische rapporten voorstellend de resultaten van de jaarlijkse meetcampagnes van de chemische oppervlaktewaterkwaliteit, verschillende jaren tem 2013 (.pdf)
Plan(nen) en programma(‘s)
Biologische kwaliteit van de voornaamste waterlopen en vijvers
Indicator - Actualisering : juli 2022
Geen enkele van de gevolgde waterlopen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bereikt het “goed ecologisch potentieel” in 2019. De globale kwaliteit van de Zenne is nog ver verwijderd van deze doelstelling en is in 2019 verslechterd, deels als gevolg van de droogte. Het Kanaal gaat er in 2019 sterk op achteruit voor alle biologische groepen. Als we de vissen buiten beschouwing laten, komt het Woluwedal echter dicht bij een goed ecologisch potentieel. Zowel de Woluwe als de Roodkloosterbeek bereiken dit voor meerdere biologische groepen en kenden tussen 2016 en 2019 een positieve evolutie. Twee van de drie onderzochte vijvers scoorden ook zeer goed; de derde behaalde minder goede resultaten.
Vijf biologische groepen in de kijker
De biologische kwaliteit van de Brusselse waterlopen en vijvers wordt sinds 2004 om de drie jaar geëvalueerd, zoals bepaald door de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de aanbevelingen van de experten. De laatste meetcampagne dateert van 2019.
Vijf biologische groepen – of elementen - worden in rekening gebracht:
- het fytoplankton (over het algemeen microscopische waterplanten in suspensie in het water),
- het fytobenthos (micro- en macro-algen die bevestigd aan of in de buurt van de waterbodem leven),
- de macrofyten (planten zoals riet),
- de macro-invertebraten (insecten en larven, wormen, schaaldieren, …),
- en de vissen.
De vijf biologische elementen die in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van de biologische kwaliteit
Bron: Figuur afkomstig van VUB & INBO, 2021

De beoordeling van de kwaliteit van elke index berust op een vergelijking van de waargenomen situatie in verhouding tot referentieomstandigheden. Deze laatste stemmen overeen met een optimale situatie (“maximaal ecologisch potentieel”), rekening houdend met de wijzigingen die door de menselijke activiteiten werden aangebracht aan de natuurlijke fysieke omstandigheden (zie methodologische fiche). Er werden vijf kwaliteitsklassen bepaald.
Het element met de slechtste kwaliteit bepaalt immers de globale biologische toestand (principe “one-out, all-out”). Deze evaluatiemethode is dus bijzonder restrictief. Bovendien is de periode tussen twee campagnes (3 jaar) misschien te kort om significante evoluties te registreren. Die laatste moeten, om relevant te zijn, op lange termijn worden bekeken, want de populatie van de biologische gemeenschappen kan van nature schommelen op korte termijn.
Evolutie van de biologische kwaliteit
Onderstaande kaarten illustreren de verkregen resultaten voor de meetpunten die bij elk meetcampagne worden opgevolgd. Deze punten zijn gelegen langs de Zenne, het Kanaal, de Woluwe (waterloop en vijvers) en één van haar zijtakken, de Roodkloosterbeek. Sinds 2019 heeft de grote Mellaertsvijver de vijver in het Ter Bronnenpark vervangen.
Evolutie van de biologische kwaliteit van de belangrijkste Brusselse waterlopen en vijvers (2004-2019)
Bron: Leefmilieu Brussel, afd. Reporting en milieueffecten, 2022

De vissen, die terug in de Zenne aanwezig zijn sinds 2016, hebben het zwaar te verduren gehad in 2019
De meest markante positieve evolutie sinds 2016 is de terugkeer van vissen in de Zenne, terwijl deze waterloop daarvoor als “dood” werd beschouwd voor dit element. Een vijftiental verschillende soorten werd er geïnventariseerd, met ongeveer 200 individuen aan de ingang van het Gewest en 100 aan de uitgang. Deze evolutie lijkt het resultaat te zijn van een geleidelijk ecologisch herstel dankzij het opstarten van de waterzuiveringsstations Brussel-Zuid in 2000 en Brussel-Noord in 2007. Helaas werd deze positieve trend in 2019 niet bevestigd, met slechts een tiental soorten en een aantal specimens gedeeld door 5 bij de ingang van het Gewest en door 3 bij de uitgang. Er worden verschillende verklaringen aangevoerd:
In de eerste plaats wordt het leven van de vissen in gevaar gebracht door de toevloed van afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. in de waterloop (lozingen van waterzuiveringsinstallaties en lozingen bij regenweer wanneer het rioleringsnet verzadigd is) (zie indicator afvalwaterzuivering). De biologische indicatoren in 2019 wijzen op een sterk verslechterde waterkwaliteit:
- Het fytobenthos is teruggevallen tot een ontoereikende kwaliteit als gevolg van een uitzonderlijke verontreiniging door de reiniging van een collector, die een grote organische belasting met zich heeft meegebracht.
- Het shedefonteinkruid (Potamogeton pectinatus), een soort die bestand is tegen eutrofe (zeer voedselrijke) wateren, is de enige vertegenwoordiger van submerse vegetatie en maakt dat de macrofyten niet boven een matige kwaliteit uitstijgen.
- De macro-ongewervelden worden gedomineerd door een klein aantal taxa, die allemaal tolerant zijn voor verontreiniging.
Ten tweede wordt deze waterverontreiniging nog verergerd in perioden van droogte, zoals in 2019: het lage debiet in combinatie met lozingen die verontreinigd zijn met organisch materiaal leidt tot een daling van het gehalte aan opgeloste zuurstof, vaak onder de drempelwaardeWaarde vanaf welke initiatieven worden genomen. van 3 mg/l die als kritiek wordt beschouwd voor het overleven van de vissen.
Ten slotte wordt het duurzame herstel van de vissen in de Zenne echter gehinderd door ingrijpende hydromorfologische veranderingen die bestaan uit de betonnen oevers, de overwelving van twee derde van haar traject en een onoverbrugbaar bouwwerk aan het begin van de kolk van het stadscentrum (zie focus hydromorfologische toestand).
De Zenne wordt ook geconfronteerd met een toename van de Chinese wolhandkrab (Eriocheir sinensis), een invasieve soort, aan de uitgang van het Gewest: in mei 2019 werden bijna 150 krabben in de vallen gevangen.
Wat zijn de vooruitzichten voor de Zenne?
De Zenne is dus nog ver verwijderd van het 'goed ecologisch potentieel' en er is nog een lange weg te gaan om dit te bereiken. Een beperking van de lozing van verontreinigende stoffen en de verbetering van de hydromorfologie lijken twee essentiële voorwaarden te zijn voor een ecologisch herstel van deze emblematische rivier.
De beperking van de lozing van verontreinigende stoffen houdt met name in dat de stormoverstorten moeten worden beheerd. Drie grote overstorten, die verantwoordelijk zijn voor de grootste jaarlijkse lozingen in termen van volume, zullen worden heraangelegd in het kader van het Europese Life-Belini-programma. Een andere maatregel om de lozing van verontreinigende stoffen tegen te gaan, is de verwijdering van sedimenten uit de Zenne: het stroomopwaartse deel werd in de zomer van 2013 gereinigd en het stroomafwaartse en centrale deel werden in 2016 afgewerkt. Twee gedeeltes moeten mogelijk nog worden geruimd bij de uitgang van het Gewest: enerzijds stroomafwaarts van het waterzuiveringsstationInstallatie waar vervuild water weer zuiver wordt gemaakt. Noord, en anderzijds stroomafwaarts van de Budasteenweg tot aan de gewestgrens. De werkzaamheden zijn gepland voor 2026 en 2027.
In het kader van het Life-Belini-programma worden verschillende grootschalige projecten uitgevoerd om de hydromorfologie van drie gedeelten van de Zenne te herstellen, waardoor de situatie over enkele jaren zou kunnen veranderen:
- Het herstel van de oevers over een lengte van 1 km langs de Paepsemlaan in het zuiden van het Gewest werd voltooid in maart 2020 (meer informatie op deze webpagina van het Belini-project);
- Het openleggen over een lengte van 300 meter en het herstel van de oevers over 400 meter ter hoogte van de Vilvoordelaan, stroomopwaarts van het waterzuiveringsstation Noord, werden in het najaar van 2021 voltooid (meer informatie op deze webpagina van het Belini-project);
Openleggen van de Zenne stroomopwaarts van het waterzuiveringsstation Noord (voor/na werkzaamheden)
Bron: Foto’s afkomstig van de Belini-website, 2022

- Het openleggen in het Maximiliaanpark, in de buurt van het Noordstation, waar de werkzaamheden in 2022 zullen beginnen.
Een verslechtering van de biologische kwaliteit van het Kanaal op alle niveaus in 2019
Tussen 2016 en 2019 kent het Kanaal een verslechtering van alle geanalyseerde biologische elementen, wat leidt tot een degradatie van de kwaliteitsklasse:
- Van matig tot ontoereikend voor het fytobenthos (enkel bij de uitgang van het Gewest), de macro-ongewervelden en de vissen (op beide monsterlocaties).
- Van een goed potentieel tot een matige kwaliteit voor het fytoplankton (bij de ingang van het Gewest).
Het fytoplankton bij de uitgang van het Gewest is het enige element dat in 2019 zijn 'goed ecologisch potentieel' behoudt, ondanks een daling van zijn score.
Veel aquatische gemeenschappen in het Kanaal worden gedomineerd door invasieve soorten, zoals de Chinese wolhandkrab (Eriocheir sinensis), de zwartbekgrondel (Neogobius melanostomus) of nog de Amerikaanse rivierkreeft (Faxonius limosus). Deze soorten staan ervoor bekend dat ze de macro-ongewervelden en in het geval van de zwartbekgrondel en rivierkreeft ook kleine vissen onder druk zetten (zie factsheet “Vissen”). De toename van het aantal Chinese wolhandkrabben in 2019 zou een verklaring kunnen zijn voor de ecologische achteruitgang in dat jaar. De zwartbekgrondel is sinds 2013 aanwezig bij de uitgang van het Gewest en werd in 2019 helaas ook bij de ingang gevangen, wat erop wijst dat hij stroomopwaarts oprukt.
De aanwezigheid van invasieve soorten is een veelvoorkomend verschijnsel in de waterwegen, die voor de levende organismen een bevoorrechte transitroute vormen en het vertrekpunt zijn van hun potentiële expansie. In het Kanaal tasten deze soorten de biologische kwaliteit in min of meerdere mate aan, maar het effect op het bereiken van het “goed ecologisch potentieel” moet nog worden gekwantificeerd.
Afgezien van invasieve uitheemse soorten zijn in het Kanaal verschillende belemmeringen voor de ontwikkeling van het aquatische leven vastgesteld: de voortdurende resuspensie van sedimenten en de golfslag door de scheepvaart. De grote diepte en het tekort aan of ontbreken van vegetatie maken het voor macro-ongewervelde dieren moeilijk om zich er te vestigen. De ontwikkeling van drijvende eilanden of begroeide oevers zou dit kunnen verhelpen, maar dit zou op grote schaal moeten worden toegepast om een echte impact te hebben op de ecologische kwaliteit van het Kanaal. Zeven begroeide vlotten met een totale oppervlakte van 224 m² werden in het voorjaar van 2022 geïnstalleerd ter hoogte van de Bruxelles Royal Yacht Club voor een test van één jaar.
De Woluwe, mooie vorderingen tussen 2016 en 2019
De toestand van de Woluwe is positief en heeft zich tussen 2016 en 2019 gunstig ontwikkeld. Deze verbetering en de relatief goede fysisch-chemische kwaliteit van het water resulteren in een verhoging van de klasse voor de macro-ongewervelden, die in 2019 een goed potentieel bereiken. De macrofyten behouden sinds 2009 een 'goed ecologisch potentieel', dankzij een mooie submerse vegetatie en een rijke oevervegetatie, met onder meer indicatoren van kwelvegetatie. Het fytobenthos scoort in 2019 iets hoger dan in 2016 maar blijft van matige kwaliteit. Het heeft echter in het verleden een goed potentieel bereikt (respectievelijk in 2009-2010 en 2013).
Het grootste minpunt van de Woluwe is de slechte kwaliteit van de biologische groep van de vissen: ze stagneren sinds 2007 op een “ontoereikend” niveau vanwege de afwezigheid van essentiële soorten zoals de snoek en de rietvoorn en een gebrekkige specifieke diversiteit. De campagne van 2019 wordt ook gekenmerkt door een daling van het aantal gevangen soorten (slechts 5) en individuen. Een positief punt is echter de aanwezigheid van een beschermde soort: de bittervoorn.
De hydromorfologische toestand van de Woluwe is inderdaad aangetast. Meer bepaald een groot aantal transversale obstakels (28 bouwwerken waarvan 23 onoverbrugbaar) verhinderen het vrije verkeer van de vissen (zie focus hydromorfologische toestand).
De Roodkloosterbeek: een goede kwaliteit die er bovendien op vooruit gaat ... behalve voor de vissen
Afgezien van de vissen is de biologische kwaliteit van de Roodkloosterbeek bevredigend. Sommige kwaliteitsindices bereiken zelfs het “goed ecologisch potentieel”: de macro-ongewervelden sinds 2016 en de fytobenthos, die blijft in die toestand sinds 2009.
Bovendien is er een positieve algemene ontwikkeling. Dat is vooral het geval voor de macrofyten: hoewel ze volledig afwezig waren in 2013, verschenen ze in 2016 en stijgen ze naar een matige kwaliteit in 2019.
Net als in het geval van de Woluwe wordt de ecologische kwaliteit van de Roodkloosterbeek aangetast door de biologische groep van de vissen, die nog steeds een 'ontoereikende' kwaliteit vertoont.
Het aantal individuen en soorten is nog lager dan in de Woluwe (slechts 3 soorten gevangen in 2019, waaronder de bittervoorn). En ze lijdt nog steeds onder de afwezigheid van bepaalde essentiële soorten die representatief zijn voor een goede ecologische gezondheid van het milieu.
De verslechterde hydromorfologie van de Roodkloosterbeek blijkt de belangrijkste hinderpaal te zijn voor de ontwikkeling van macrofyten en vissen. Submerse macrofyten kunnen zich hier niet vestigen door de sterke beschaduwing, de rechte loop van de waterloop en het kunstmatige karakter van sommige oevers. Er is een gebrek aan habitat voor vissen en er zijn belemmeringen voor hun vrije verkeer. Een van de aanbevelingen van de deskundigen is dan ook om de structuur van de Roodkloosterbeek te verbeteren door opnieuw meanders aan te leggen, de oevers te herstellen en obstakels voor het visverkeer weg te nemen.
Twee vijvers kunnen bijna aanspraak maken op een goed potentieel
De vijver van Bosvoorde en de lange vijver van het Woluwepark bereiken het goede of zelfs maximale ecologische potentieel voor verscheidene kwaliteitselementen. En deze goede resultaten houden al meer dan 10 jaar aan:
- voor de macrofyten,
- voor de macro-ongewervelden
- en in het geval van de lange vijver, voor het fytoplankton.
De vijver van Bosvoorde kende een sterke verslechtering van het fytoplankton tussen 2010 en 2013, en daalde van het maximale ecologische potentieel naar een matige kwaliteit. Daarom werd overgegaan tot biomanipulatie, die de fytoplanktonpopulaties lijkt te hebben hersteld, te oordelen aan de aanzienlijke verbetering die in 2016 en vervolgens in 2019 werd vastgesteld. De vijver bereikt in 2019 dus opnieuw een goed potentieel.
Het fytobenthos, dat slechts gedurende twee campagnes in deze twee vijvers werd beoordeeld, evolueert positief tussen 2016 en 2019. De vijver van Bosvoorde stijgt een kwaliteitsklasse en bereikt het goede potentieel. De lange vijver in het Woluwepark blijft van matige kwaliteit, maar heeft bijna een goed potentieel.
Goed om te weten
De biomanipulatie verwijst naar een geheel van technieken, waarvan er één bestaat uit het droogleggen in de winter (waardoor de zuurstofverrijking en mineralisatie van het slib mogelijk worden) en het gedeeltelijk of volledig verwijderen van de vissen. Wanneer de submerse vegetatie meer dan 30% van het vijveroppervlak beslaat, worden weer visetende vissen uitgezet. De biomanipulatie is een beheermaatregel die werd uitgevoerd in meerdere Brusselse vijvers. De resultaten op korte termijn blijken positief, maar de resultaten op langere termijn blijven beperkt. Een regelmatige follow-up van de biogemanipuleerde vijvers lijkt een essentiële factor voor de stabilisatie van de vastgestelde positieve effecten op langere termijn. Met andere woorden, het gaat om een win-operatie mits goede opvolging. Om meer te weten te komen over dit proces en de gevolgen ervan voor de Brusselse vijvers, zie de factsheet nr.16.
De grote Mellaertsvijver heeft een mindere ecologische kwaliteit
De grote Mellaertsvijver, die in 2019 voor het eerst werd beoordeeld, heeft een mindere kwaliteit dan de twee eerder genoemde vijvers: waterplanten (macrofyten), zowel submerse als boven het oppervlak groeiend, komen er sporadisch voor, waardoor er weinig habitats zijn voor macro-ongewervelden. De vijver bereikt niettemin een goed potentieel voor één kwaliteitselement: het fytoplankton.
Maar in de vijvers, net als in de waterlopen, stellen de vissen het niet goed
Alle gecontroleerde vijvers hebben een ontoereikende tot slechte viskwaliteit. Wanneer dit element wordt gemeten, leidt dit onvermijdelijk tot een degradering van deze waterlichamen. De campagne van 2019 vormt daarop geen uitzondering. In de vijver van het Woluwepark is de daling van de visdichtheid (10 keer lager in 2019 dan daarvoor) echter vooral het gevolg van de biomanipulatie van 2017, die een ingreep op de vispopulaties inhield.
De Woluwevallei is relatief vrij van invasieve soorten
De belangrijkste zorg voor het Woluwedal is de toename van de Amerikaanse rivierkreeft (Faxonius limosus). Deze soort is goed ingeburgerd in de Roodkloosterbeek, waar ze via haar dieet een negatieve invloed zou kunnen hebben op de submerse macrofyten en de vissen. Ze is ook aanwezig in de grote Mellaertsvijver, wat de slechte scores voor macrofyten en macro-ongewervelden zou kunnen verklaren. Ze lijkt echter niet ingeburgerd te zijn in de Woluwe, waar ze slechts in bepaalde jaren is gevangen, bijvoorbeeld in 2013.
Bovendien wordt de vijver van Bosvoorde geteisterd door een andere soort rivierkreeft: de Turkse rivierkreeft (Pontastacus leptodactylus).
Andere invasieve soorten worden af en toe waargenomen. In de Roodkloosterbeek zijn in 2016 bruine dwergmeervallen (Ameiurus nebulosus) gevangen. Er zij ook op gewezen dat in 2019 in elke vijver één tot twee exemplaren van de roodwangschildpad (Trachemys scripta) werden gevangen.
De invasieve soorten vormen eveneens een groeiende bedreiging voor de ecologische toestand van de oppervlaktewaterlichamen. Een Life Riparias-project (2021-2026) betreffende hun beheer langs rivieren en in vijvers is net van start gegaan. Het is met name gericht tegen invasieve rivierkreeften, waaronder de Amerikaanse rivierkreeft. Het is de bedoeling dat de populatie tegen het einde van het project onder controle is.
Om te downloaden
Methodologische fiche(s)
Tabel(len) met de gegevens
Factsheet(s)
- 4. Normen en wettelijke referentiewaarden inzake water (.pdf)
- 11. Brusselse waterlopen en vijvers (.pdf)
- 12. Blauw Netwerk (.pdf)
- 13. Brussels wettelijk kader inzake water (.pdf)
- 16. Biologische kwaliteit van de Brusselse waterlopen en vijvers (.pdf)
- Fauna en flora 8. Vissen (.pdf)
Fiche(s) van de Staat van het Leefmilieu
Andere publicaties van Leefmilieu Brussel
- Interactieve kaart van de biologische kwaliteit van de waterlopen en vijvers
- Interactieve kaart van het water in Brussel
Studie(s) en rapport(en)
- VUB & INBO - STIERS I., AYMERE AWOKE A., VAN WICHELEN J., BREINE J., TRIEST L., maart 2021. “De biologische kwaliteit van waterlopen, kanaal en vijvers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in 2019. Fytoplankton, fytobenthos, macrofyten, macro-invertebraten en vissen”. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 111 pp.
Plan(nen) en programma(‘s)
Nuttige links
Hydromorfolgische staat van de Brusselse waterlopen
Focus - Actualisering : januari 2018
Er werd een inventaris opgemaakt van de hydromorfologische toestand van de belangrijkste Brusselse waterlopen en zoals reeds werd vermoed, bleek deze toestand sterk aangetast. Het Kanaal, een kunstmatige bevaarbare waterloop, werd logischerwijze geklasseerd bij de waterlopen in slechte staat. De toestand van de gedeelten in open lucht van de Zenne is middelmatig, maar aanpassingen aan de zomerbedding en oevers zijn te overwegen. En hoewel twee derde van de Zenne overwelfd is, kunnen twee sites opnieuw aan de lucht worden blootgesteld. De toestand van de Woluwe is van gemiddelde kwaliteit. Haar ecologische continuïteit wordt namelijk belemmerd door een groot aantal obstakels, waarvan de grote meerderheid onoverbrugbaar is. Deze eerste balans bevestigt grotendeels wat we al wisten, maar ze maakt het mogelijk om de prioriteiten voor de interventies voor de komende jaren te bepalen. De hydromorfologische kwaliteit verbeteren is echter een noodzakelijke voorwaarde voor elk ecologisch herstel op lange termijn.
Wat is de hydromorfologie van een waterloop?
De Kaderrichtlijn Water (of Richtlijn 2000/60/EG) en de Kaderordonnantie water die deze omzet in Brussels recht, leggen een milieudoelstelling vast voor de oppervlaktewaterenEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...).: het bereiken van een “goede kwantitatieve en chemische toestand”. De beoordeling van de ecologische component gebeurt aan de hand van biologische, fysisch-chemische en hydromorfologische kwaliteitselementen.
De hydromorfologie van een waterloop is de combinatie:
- van de kenmerken en processen met betrekking tot de waterlopen (verschillen in diepte en breedte van de rivieren, structuur van de bedding en de oevers),
- hun hydrologisch regime (dynamiek van de waterlopen en met name hun debiet),
- en hun ecologische continuïteit.
Hoe diverser het uitzicht en de debieten van de waterloop, hoe beter zijn hydromorfologische kwaliteit.
Waterloop met een sterk gewijzigde hydromorfologie (de overwelfde Zenne) links t.o.v. een hydromorfologie dicht bij de natuurlijke toestand rechts (de Trie, 2010, Picardië, Frankrijk)
Bron: ©Vivaqua & Duseigne (afbeelding links), ©EPTB Somme – AMEVA (afbeelding rechts)

Een hydromorfologisch “gezonde” waterloop is beter bestand tegen de druk van de natuur en/of de mens: hij kan tot op zekere hoogte bepaalde verstoringen verdragen zonder dat zijn toestand te sterk wordt aangetast en zo zijn ecologische functie vervullen (ook wel “zelfzuiverende capaciteit” van een waterloop genoemd). Wanneer de hydromorfologische processen goed werken, kunnen er namelijk gevarieerde habitats van hoge kwaliteit ontstaan die noodzakelijk zijn voor de goede ontwikkeling en het behoud van het waterleven (Onema, 2010a). Goede hydromorfologische omstandigheden dragen bijgevolg bij aan de biologische kwaliteit van de waterlopen en uiteindelijk aan het bereiken van de “goede toestand” (Onema, 2010b).
De ecologische continuïteit van een waterloop herstellen om zijn hydromorfologische toestand te verbeteren
De ecologische continuïteit herstellen is een belangrijke krachtlijn van de verbetering van de hydromorfologie van de waterlopen (Onema, 2010c). Talrijke bouwwerken, zowel transversaal (bruggen, afdammingen, drempels, ...) als longitudinaal (dijken, aangelegde oevers, ...) kunnen het hydrografisch netwerk versnipperen en de longitudinale en transversale verplaatsing van de soorten naar gebieden die noodzakelijk zijn voor het voltooien van hun levenscyclus belemmeren (voeding, groei en voortplanting). Bovendien beïnvloedt de aanwezigheid van dergelijke bouwwerken het hydrologisch regime omdat ze de helling of de afwatering van de waterloop en dus zijn debiet wijzigen. Daardoor ontstaan zones met stilstaand water die de fysisch-chemische kwaliteit van het milieu verminderen omdat ze een negatieve impact hebben op bijvoorbeeld de temperatuur of de hoeveelheid opgeloste zuurstof. Deze zones met stilstaand water bevorderen ook de accumulatie van voedingselementen die tot een verrijking van het milieu leiden - dit verschijnsel wordt eutrofiëringOvermatige toevoer van voedingsstoffen in het water, met als gevolg een woekering van de vegetatie, zuurstofvermindering en onevenwicht van het ecosysteem. genoemd - en dus uiteindelijk tot de overdreven groei van bepaalde soorten (voornamelijk algen en macrofyten).
Ten slotte, belemmeren de bouwwerken niet alleen de verplaatsing van de levende organismen, maar ze vormen ook een obstakel voor de stroom van sedimenten die dan stroomopwaarts geblokkeerd blijven. Terwijl de morfologie van dit gedeelte van de waterloop wordt gewijzigd, kunnen de bedding en de oevers van de benedenloop eroderen waardoor de noodzakelijke habitats voor het waterleven verdwijnen.
De hydromorfologie van de Brusselse waterlopen is sterk aangetast
In een verstedelijkt gewest zoals Brussel-Hoofdstad is de hydromorfologische kwaliteit van talrijke segmenten van de waterlopen sterk aangetast. In het verleden hebben de waterlopen talrijke wijzigingen ondergaan, met als doel de herhaaldelijke overstromingen in te dijken en de gezondheidsrisico’s voor de Brusselaars te beperken (zie hoofdstuk 2 van het waterbeheerplan 2016-2021 - tabel 2.2 met de lijst van de morfologische wijzigingen). Zo werd de Zenne overwelfd en werden een aantal van haar zijrivieren drooggelegd. Andere waterlopen ondergingen hetzelfde lot. Tegelijk werden talrijke vijvers en moerasgebieden drooggelegd en verdwenen aldus uit het Brussels landschap (zie hoofdstuk 2.1.3.3 van het waterbeheerplan 2016-2021). Sindsdien is de verstedelijking voortdurend druk blijven uitoefenen op het hydrografisch netwerk: kanalisering, aanleg van de oevers, installatie van transversale bouwwerken zoals afdammingen, bruggen, voetgangersbruggen enz.
Vanwege deze belangrijke morfologische wijzigingen werden de Zenne en de Woluwe als sterk gewijzigde waterlichamen en het Kanaal als kunstmatig waterlichaam gekwalificeerd.
Naar een gedetailleerde inventaris
In 2016 heeft het studiebureau Merytherm voor Leefmilieu Brussel een studie uitgevoerd om de hydromorfologische toestand van het Kanaal, de Zenne, de Woluwe en de ermee verbonden vijvers te karakteriseren. Er werden prioritaire segmenten geïdentificeerd waarop de herstelacties moeten worden geconcentreerd om de hydromorfologische toestand van de oppervlaktewaterenEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...). te verbeteren en er een ecologische continuïteit te herstellen.
De QUALPHY-methode (beoordeling van de kwaliteit van het fysisch milieu van de waterlopen), oorspronkelijk ontwikkeld door het Agence de l’Eau Rhin-Meuse voor natuurlijke waterlichamen, werd toegepast. Deze methode meet het verschil tussen de onderzochte waterloop en zijn geomorfologisch type - de natuurlijke morfologische referentietoestand die wordt beschouwd als niet beïnvloed door de menselijke activiteiten - voor 40 kwalitatieve en kwantitatieve parameters. De verkregen resultaten moeten worden gerelativeerd omdat de Brusselse waterlichamen zeer ver verwijderd zijn van de natuurlijke toestand waarmee ze worden vergeleken.
Concreet worden de waterlopen eerst verdeeld in homogene segmenten op basis van hun natuurlijke (vorm van de vallei) en antropogene kenmerken (aanwezigheid van bouwwerken …) via cartografisch en bibliografische gegevens:
- Het Kanaal heeft een vrij eenvormige morfologie. Twee segmenten in open bedding van 500 m lang, die als representatief voor het geheel van de bevaarbare waterweg worden beschouwd, werden onderzocht.
- De Zenne werd in 8 segmenten in open bedding verdeeld met een totale lengte van 5,1 km.
- De Woluwe werd in 36 segmenten in open bedding verdeeld met een totale lengte van 12,8 km, van de droge vijver van de Vuylbeek, de bron van de zijrivier de Bocq en de Keizersbron.
Wat de overwelfde segmenten en de vijvers betreft, doen zich twee gevallen voor. Wanneer ze minder dan 50 m lang zijn, werden ze “gelijkgesteld” met het segment in open bedding. In het andere geval (> 50 m), werd het onderzoek ervan vereenvoudigd en geconcentreerd op de raming van hun overbrugbaarheid voor de vispopulaties. De QUALPHY-methode kent hen systematisch een slechte kwaliteit toe vanwege de eenvormigheid van de zomerbedding, de “geblokkeerde” oevers en de verstedelijking van de winterbedding.
De onderzoekers hebben voor elk deel een inventarisfiche ingevuld op het terrein. Voor elk van de 40 parameters werd een score toegekend en op basis daarvan werd een index berekend. Het geheel van deze indices werd vervolgens verwerkt via een multicriteriumanalyse, zodat de parameters konden worden gewogen op basis van hun relatieve belangrijkheid. Uiteindelijk werd er een kwaliteitsindex verkregen voor het segment, QUALPHY-index genoemd, maar ook voor elk van zijn componenten, namelijk de zomerbedding , de oevers en de winterbedding . De globale index van een waterloop wordt bepaald door de indices van elk segment, gewogen door hun respectievelijke lengte, op te tellen.
Schema van de drie componenten van een waterloop: zomerbedding, oevers en winterbedding

De kwaliteitsindex ligt tussen 0% (volledig kunstmatig) en 100% (natuurlijke toestand, geen enkele aantasting ten opzichte van zijn geomorfologisch referentietype). Er zijn vijf kwaliteitsklassen mogelijk:

De beoordeling van de overbrugbaarheid van de onderzochte obstakels is gebaseerd op het “protocol voor het verzamelen van informatie over de ecologische continuïteit” (ICE in het Frans) ontwikkeld door het Office français de l’eau et des milieux aquatiques (Onema, 2014). Dit protocol focust op de overbrugbaarheid van obstakels bij de stroomopwaartse trek, waarbij migrerende vissen stroomopwaarts naar de plaats zwemmen waar ze zich voortplanten/ontwikkelen. Er worden gelijkaardige groepen vissoorten met vergelijkbare zwemcapaciteiten gedefinieerd om hun kansen om een bepaald obstakel te overwinnen te beoordelen. Die raming is gebaseerd op de vergelijking tussen de (morfologische, fysiologische en gedrags) kenmerken van de groep vissen en de kenmerken van het obstakel (type obstakel en zijn hoogte).
Dat geeft een ICE-index tussen 0 en 1 die de overbrugbaarheid van het obstakel voor de betrokken soort weergeeft en waarbij 0 overeenstemt met een onoverbrugbaar bouwwerk en 1 met een, obstakel dat de meeste vissen bij de trek kunnen overwinnen. Ten slotte wordt er een globale ICE-klasse (overbrugbaar, periodiek overbrugbaar of onoverbrugbaar) aan het bouwwerk toegekend door de ICE-indices van de verschillende groepen vissen te combineren (een gemiddelde dat kan worden genuanceerd op basis van het oordeel van een expert).
De hydromorfologische toestand van de waterlopen kan sterk verschillen
De hydromorfologie van het Brussels hydrografisch netwerk weerspiegelt de stedelijke context waarin het zich bevindt. Zoals te verwachten is, wijken de oppervlaktewaterlichamen in het BHG zeer sterk af van de natuurlijke referentietoestand waarmee ze volgens de QUALPHY-methode worden vergeleken.
Hydromorfologische kwaliteitsindex voor de segmenten in open bedding (QUALPHY-methode)
Bron: Rapport Merytherm, 2016-2017
Opmerking: Gemiddelde van de indices van elk segment, gewogen door hun lengte voor de Zenne (8 segmenten) en voor de Woluwe (36 segmenten). Voor het Kanaal gaat het om individuele indices voor elk van de twee onderzochte segmenten.

De globale hydromorfologische toestand van de Woluwe is van gemiddelde kwaliteit. De toestand van haar winterbed is goed, die van het zomerbed is gemiddeld. Die aantasting van de waterloop is voornamelijk te verklaren door de hydraulische aanpassingen die de Woluwe tot nu toe heeft ondergaan: rechttrekken van de bedding, aanwezigheid van bouwwerken zoals onoverbrugbare drempels of dammen, … De kwaliteit van de overwelfde segmenten is slecht.
De fysisch-chemische toestand van de Woluwe is goed (zie fysisch-chemische kwaliteit van het oppervlaktewater), haar aangetaste hydromorfologie - die wijst op een artificialiseringsproces - verklaart gedeeltelijk de slechte biologische kwaliteit die er wordt vastgesteld (zie biologische kwaliteit van de voornaamste waterlopen en vijvers). Er werden 28 bouwwerken geïnventariseerd op de Woluwe, voornamelijk kleppen, om het waterpeil in de ermee verbonden vijvers te beheren. Van deze 28 bouwwerken worden er niet minder dan 23 als onoverbrugbare obstakels voor vissen beschouwd (globale ICE-index 0). Van de 5 resterende bouwwerken worden er 3 als periodiek onoverbrugbaar (ICE van 0,33 of 0,66) en 2 als altijd overbrugbaar (ICE 1) beschouwd. De migratieobstakels zijn een hinderpaal voor de ecologische continuïteit van de waterloop en hebben vooral invloed op de vissen, waarvan de biologische kwaliteit als “middelmatig” werd beoordeeld. Om de goede kwaliteit van dit element te herstellen moet eerst de hydromorfologische kwaliteit van de waterloop worden hersteld.
Inventaris van de overbrugbaarheid van de bouwwerken op de Woluwe
Bron: Rapport Merytherm, 2016-2017

Twee derde van het Brussels traject van de Zenne is overwelfd. Als gevolg van die overwelving zijn de betrokken segmenten van slechte hydromorfologische kwaliteit en dat heeft een negatieve invloed op de algemene toestand van het waterlichaam. De meeste meanders van de Zenne in open bedding (in Anderlecht, Schaarbeek en Haren) werden rechtgetrokken. De sterk verstedelijkte oevers bestaan dikwijls uit materialen zoals beton, beschoeiingsplanken of metaal en zijn momenteel dus weinig begroeid. De winterbedding wordt hierdoor sterk beïnvloed want ze is vaak ondoorlaatbaar gemaakt en zeer sterk verstedelijkt. Het gevolg is dat de globale toestand van de Zenne “middelmatig” is, evenals de toestand van de zomer- en de winterbedding. Alleen de toestand van de oevers is van gemiddelde kwaliteit. Op de Zenne werd slechts één bouwwerk ontdekt en het werd als onoverbrugbaar voor de vispopulaties beoordeeld: met een verval aan het begin van de kolk van het stadscentrum.
De hydromorfologische toestand van het Kanaal in zijn geheel is slecht. Het werd door mensen aangelegd om goederen te vervoeren en is een kunstmatig waterlichaam. Een beoordeling van zijn biologische en hydromorfologische kwaliteit heeft dus weinig zin. Er werden op het Kanaal geen obstakels voor migratie aangetroffen omdat de twee sluizen als overbrugbaar worden beschouwd.
Mogelijkheden voor verbetering en aanpassing
De Woluwe lijkt op het eerste gezicht de waterloop met het grootste verbeteringspotentieel, maar de kosten-batenverhouding van de uit te voeren werken is hoog. In het verleden werd er al aanzienlijk geïnvesteerd: er werden opnieuw meanders aangelegd en 400 m overwelfde segmenten werden weer in open bedding gebracht tussen het Ter Bronnenpark en de Molen van Lindekemale. Door de overwelfde segmenten open te breken kan de hydromorfologie zeker worden verbeterd, maar tegen een hoge prijs voor de (geringe) ecologische voordelen die dit kan opleveren. Het opnieuw blootleggen van de Woluwe ter hoogte van het Axa-gebouw aan de Keizerslaan zal in de komende jaren in elk geval worden onderzocht. De hydromorfologie van de Woluwe kan overigens ook worden verbeterd door de obstakels voor de migratie van vissen weg te nemen (zie bovenstaande figuur): de bouwwerken die geen nut meer hebben verwijderen, de drempels verlagen of oversteekplaatsen aanleggen wanneer er geen andere ingrepen mogelijk zijn, zijn mogelijkheden om een bepaalde longitudinale ecologische continuïteit minstens gedeeltelijk te herstellen. De ontwikkeling van inheemse vegetatie op de oevers bevorderen, kan overigens ook een transversale continuïteit herstellen.
Het volledig openleggen van de Zenne over het gehele overwelfde traject is niet realistisch, maar twee sites kunnen wel worden opengelegd: een segment van 230 m ten noorden van Brussel vlak voor het waterzuiveringsstationInstallatie waar vervuild water weer zuiver wordt gemaakt. van Brussel-Noord en een ander meer centraal gelegen segment aan het Maximiliaanpark. Voor het 1ste segment zijn de werken gepland in 2018-2019, voor het 2de wordt in de loop van 2018 een haalbaarheidsstudie gestart. Deze twee projecten worden mee door Europa gefinancierd via de deelname van Leefmilieu Brussel aan het project LIFE BELINI.
Gezien hun verstedelijking zijn de mogelijkheden voor het herinrichten van de segmenten in open bedding beperkt. In het zuiden van Brussel zullen niettemin twee projecten worden uitgevoerd om een tijdelijk overstromingsgebied aan te leggen dat verbonden is met de Zenne en de kwaliteit van de oevers langs de Paepsemlaan te verbeteren. Deze projecten worden in de loop van 2018 uitgevoerd (eveneens medegefinancierd door het project LIFE BELINI). Het is daarentegen erg moeilijk om werken uit te voeren aan de winterbedding. In het algemeen is de zomerbedding van de Brusselse waterlichamen vaak het element waarop ogenschijnlijk het gemakkelijkst kan worden gewerkt om de hydromorfologische, en dus ook de biologische kwaliteit te verbeteren (verbeteren van de bochtigheid van de bedding of de afvloeiing bijvoorbeeld met behulp van rechte kribben).
Zoals eerder gezegd, is het Kanaal een kunstmatig waterlichaam. Naast enkele specifieke aanpassingen aan de oevers die de biologische kwaliteit lokaal verbeteren, blijft het verbeteringspotentieel op hydromorfologisch niveau erg beperkt vanwege de restricties die gelinkt zijn aan de navigatie ten opzichte van de oevers en de zomerbedding. De winterbedding is verstedelijkt.
Om te downloaden
Factsheet(s)
- 11. Brusselse waterlopen en vijvers (.pdf)
- 16. Biologische kwaliteit van de Brusselse waterlopen en vijvers (.pdf)
- Fauna en flora 8. Vissen (.pdf)
Studie(s) en rapport(en)
- MeryTherm, juni 2016. “Analyse de l’état hydromorphologique de la Senne, du Canal et de la Woluwe en Région de Bruxelles-Capitale et inventaire des obstacles à la migration des poissons” - “Rapport 1 : Revue bibliographique et synthèse des méthodes existantes”. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 31 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
- MeryTherm, november 2016. “Analyse de l’état hydromorphologique de la Senne, du Canal et de la Woluwe en Région de Bruxelles-Capitale et inventaire des obstacles à la migration des poissons” - “Rapport 2 : Développement de la méthode”. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 100 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
- MeryTherm, april 2017. “Analyse de l’état hydromorphologique de la Senne, du Canal et de la Woluwe en Région de Bruxelles-Capitale et inventaire des obstacles à la migration des poissons » - “Rapport 3 : Résultats et Analyses”. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 135 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
- OFB (Office Français de la Biodiversité - vroeger Onema), juli 2014. “Evaluer le franchissement des obstacles par les poissons - Principes et méthodes”. 203 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
- OFB (Office Français de la Biodiversité - vroeger Onema), mei 2010a. “Le recueil d’expériences sur l’hydromorphologie des cours d’eau. Pourquoi restaurer ? ” - “L’intérêt et l’importance d’une hydromorphologie non perturbée”. 6 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
- OFB (Office Français de la Biodiversité - vroeger Onema), mei 2010b. “Le recueil d’expériences sur l’hydromorphologie des cours d’eau. Pourquoi restaurer ?” - “L’altération de l’hydromorphologie d’un cours d’eau à l’origine de dysfonctionnements”. 6 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
- OFB (Office Français de la Biodiversité - vroeger Onema), september 2010c. “Pourquoi rétablir la continuité écologique des cours d’eau ?”. 28 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
Plan(nen) en programma(‘s)
Nuttige links
Afvalwaterzuivering
Indicator - Actualisering : oktober 2022
De twee Brusselse zuiveringsstations hebben samen in 2021 ongeveer 150 miljoen m3 afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. behandelt: een volume dat zelden wordt geëvenaard. Vier vijfde daarvan wordt gezuiverd in het waterzuiveringsstationInstallatie waar vervuild water weer zuiver wordt gemaakt. Noord en het resterende vijfde in het waterzuiveringsstation Zuid. De zuiverende prestaties van het waterzuiveringsstation Noord zijn goed ondanks een lichte afwijking sinds 2017. Die van het waterzuiveringsstation Zuid zijn uitstekend sinds de renovatie in 2019, toen het werd uitgerust met een tertiaire behandeling in combinatie met membraanfiltratie. Het is echter verkeerd ervan uit te gaan dat al het afvalwater wordt behandeld door de waterzuiveringsstations: de stormoverstorten spelen immers een belangrijke rol bij de overdracht van polluenten naar de Zenne en het Kanaal.
Twee stations om het Brusselse afvalwater te zuiveren

Twee zuiveringsstations zorgen voor de behandeling van het afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en van een deel van de Vlaamse randgemeenten:
- de ene in het Noorden, ontworpen met de afmetingen om 1.100.000 inwonersequivalenten (IE) te zuiveren, d.w.z. drie kwart. Het werd in 2007 in gebruik genomen en is uitgerust met tertiaire behandeling. Dit behandelingsniveau verwijdert de voornaamste verontreiniging van organische stoffen (Biochemisch zuurstofverbruik of BZV en Chemisch Zuurstofverbruik of CZV), deeltjes (totale hoeveelheid zwevende stoffen of ZS) en nutriënten (stikstof N en fosfor P).
- de andere in het Zuiden, ontworpen met de afmetingen om 360.000 IE te zuiveren, d.w.z. het resterende kwart. Sinds november 2018 en na een lange renovatie die in februari 2014 begon, wordt het uitgerust met een tertiaire behandeling in combinatie met membraanfiltratie: dit proces maakt het zelfs mogelijk andere polluenten dan de 5 “klassieke” polluenten te verwijderen, zoals de microplastics. Vóór de renovatie van zijn installaties en sinds de ingebruikneming in 2000 werd het station Zuid alleen uitgerust met een secundaire behandeling, waardoor nutriënten niet konden worden verwijderd. Fosfor werd evenwel vanaf mei 2011 behandeld.
Goed om te weten
België is geklasseerd als “gevoelige zone” voor nutriënten (stikstof en fosfor), waar eutrofiëringOvermatige toevoer van voedingsstoffen in het water, met als gevolg een woekering van de vegetatie, zuurstofvermindering en onevenwicht van het ecosysteem. optreedt, in toepassing van de richtlijn betreffende de behandeling van stedelijk afvalwaterHuishoudelijk afvalwater of het mengsel van huishoudelijk afvalwater en industrieel afvalwater en/of afvloeiend hemelwater.. Voor de Brusselse agglomeratie betekent deze klassering dat het afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. moet worden opvangen en aan een secundaire of gelijkwaardige behandeling moet worden onderworpen vooraleer het in de Zenne wordt geloosd.
De lozingen voldoen sinds 2007 aan de Europese doelstellingen… maar een renovatie van het station Zuid was echter nodig
Het deelstroomgebied van de Zenne leeft sinds 2007 de voorschriften van de richtlijn betreffende de behandeling van stedelijk afvalwaterHuishoudelijk afvalwater of het mengsel van huishoudelijk afvalwater en industrieel afvalwater en/of afvloeiend hemelwater.. Dat wil zeggen dat een verminderingspercentage van minstens 75% in totale stikstof nog in totale fosfor wordt bereikt voor het gehele deelstroomgebied dankzij de prestaties van het geheel van zuiveringsstations in de zone (waarvan de Brusselse stations).
De secundaire behandeling die in het station Zuid werd uitgevoerd, is evenwel onvoldoende gebleken om de ambitieuze milieudoelstellingen van de kaderrichtlijn Water die zijn vastgelegd voor de kwaliteit van de Zenne in het Brussels Gewest na te leven. Daarom werd in 2014 een volledige renovatie van het station ondernomen. Deze grote werken werden in november 2018 beëindigd voor het waterzuiveringsproces en in november 2020 voor het slibbehandelingsproces (zie de focus op deze renovatie voor meer details).
Ongeveer 150 miljoen m3 behandelt in 2021, een record
In 2021 werd bijna 150 miljoen m3 water behandeld door de twee zuiveringsstations. Dat volume is een absoluut record en bijna 20 miljoen m3 meer dan het gemiddelde jaarlijkse volume van de voorgaande vier jaar.
De reden? De bijzonder overvloedige regenval van 2021, met name tijdens de zomermaanden, met de dramatische overstromingen in de regio Luik als gevolg.
Het jaar 2021 komt zo op gelijke hoogte te staan met de jaren 2012 en 2016. Ook in die twee jaren viel er veel regen en kregen de twee zuiveringsstations ongeveer 140 miljoen m3 te verwerken.
Goed om te weten
Het rioleringsnet is historisch gezien van het gemengde type: het verzamelt afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is., maar ook afvloeiingswater (regenwater dat in de riolering terechtkomt) en water dat wordt weggeleid van het hydrografisch netwerk (waaronder volledige waterlopen, zoals de Maalbeek of de Molenbeek).
4/5de van het afvalwater wordt behandeld door het station Noord
Het station Noord verwerkt doorgaans 4/5de van het totale volume afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. dat via de twee Brusselse zuiveringsstations passeert. Het station Zuid behandelt het resterende volume (1/5de).
Goed om te weten
Het toegelaten volume in de stations wordt in principe afgevoerd naar het volledige zuiveringscircuit (biologische straat). Maar bij een overschrijding van een welbepaald debiet aan de ingang van het station of wanneer de biologische straat niet optimaal werkt, wordt het water gedeeltelijk doorgestuurd naar een circuit waarvan het zuiveringsproces slechts gedeeltelijk is (de zogenaamde regenweerstraat).
Gezuiverde volumes in het waterzuiveringsstation Noord (WZS) (2007-2021)
Bron: Aquiris, maandelijkse en jaarlijkse rapporten van de uitbating
In 2021 behandelde het Station Noord 122 miljoen m3, wetende dat 89% van dit volume via het volledige zuiveringsproces (biologische straat) werd gezuiverd. En het had tussen 2017 en 2020 gemiddeld ongeveer 107 miljoen m3 per jaar verwerkt, met een percentage van 94% voor de biologische straat.
Tussen 2007 en 2012 is het volume dat via de biologische straat wordt gezuiverd sterk toegenomen (+38%). Hoewel de hoeveelheid neerslag onmiskenbaar een verklarende factor is, is deze toename zonder twijfel ook te danken aan de aansluiting van nieuwe zones tijdens deze periode. Sinds 2012 blijft dit volume vrij stabiel en zijn de schommelingen van jaar tot jaar minder uitgesproken, voornamelijk onder invloed van de hoeveelheid
Gezuiverde volumes in het waterzuiveringsstation Zuid (2007-2021)
Bron: VIVAQUA dan Hydria, maandelijkse en jaarlijkse rapporten van de uitbating
Opmerking: Begin 2011 werden er ingrijpende methodologische wijzigingen doorgevoerd, waardoor de waarden vanaf deze datum betrouwbaarder werden.
In 2021 behandelde het Station Zuid 27 miljoen m3, waarvan 86% in de biologische straat. En het had tussen 2017 en 2020 gemiddeld jaarlijks ongeveer 23 miljoen m3 verwerkt, waarvan 95% in de biologische straat.
De werkzaamheden aan het collectorennetwerk in het stroomgebied Zuid zijn onlangs afgerond. De collector van de Verrewinkelbeek (27.000 IE) werd in gebruik genomen op het stroomafwaartse gedeelte in 2014 en op het stroomopwaartse gedeelte in maart 2019. De collector van de Geleytsbeek is de laatste grote gewestelijke collector en werd in gebruik genomen in december 2020.
Station Noord: een lichte daling dan de prestaties sinds 2017
Waterzuiveringsstation Noord – Biologische straat: gemiddelde jaarconcentraties bij de uitgang en gemiddelde jaarlijkse verminderingspercentages (2007-2021)
Bron: Aquiris, maandelijkse en jaarlijkse rapporten van de uitbating

Over het algemeen zijn de zuiveringsprestaties van het station Noord tussen 2007 en 2011 sterk gestegen voor alle parameters (zowel op het vlak van de concentraties als wat de verminderingspercentages van de biologische straat betreft). De minder goede resultaten van 2009 zijn te wijten aan de uitzonderlijke stopzetting van het station in december van dat jaar.
Tussen 2012 en 2016 zijn de resultaten vrij stabiel geweest.
Sinds 2017 zijn er lichte afwijkingen in de prestaties van bepaalde parameters: dit is meer bepaald het geval voor de verontreiniging door deeltjes (ZS), voor de Chemische Zuurstofverbruik (CZV) en voor fosfor (P).
Station Zuid: een gerenoveerd station dat zijn beloftes nakomt
Waterzuiveringsstation Zuid - Biologische straat: gemiddelde jaarconcentraties bij de uitgang en gemiddelde jaarlijkse verminderingspercentages (2007-2021)
Bron: VIVAQUA dan Hydria, maandelijkse en jaarlijkse rapporten van de uitbating
Opmerking: De gegevens worden vanaf 2011 als veel betrouwbaarder en representatiever voor de waterkwaliteit geacht (zie methodologische fiche).

De zuiveringsprestaties van het station Zuid zijn tussen 2012 en 2018, toen het station alleen nog maar was uitgerust met een secundaire behandeling, sterk verbeterd. We moeten er echter bij vermelden dat de beginconcentraties in 2011 en 2012 zeer hoog waren. Deze positieve evolutie betrof de organische belasting, de zwevende stoffen en zelfs de fosfor, wat aantoont dat de toevoeging van ijzerchloride vruchten heeft afgeworpen. Alleen voor stikstof was er logischerwijs geen verbetering omdat de secundaire behandeling hiervoor niet ontwikkeld was. Zo waren de prestaties van de biologische straat van het station Zuid voor verschillende parameters gelijk aan die van het station Noord (CZV, ZS en P).
Vanaf 2019 is het station Zuid zeer performant of zelfs voorbeeldig geworden, dankzij de ingebruikname van de tertiaire behandeling in combinatie met membraanfiltratie:
- Meer dan 95% van de organische stoffen en 99% van de zwevende stoffen is verwijderd na de biologische behandeling;
- Wat de nutriënten betreft, bedragen de verminderingspercentages 80% voor stikstof en 90% voor fosfor;
- De concentraties aan de uitgang van de biologische straat zijn bijzonder laag: 2 of 3 mg/l voor BZV en ZD, 16 mg/l voor CZV, 7 mg/l voor totaal stikstof (N) en minder dan 1 mg/l voor totaal fosfor (P).
Het station Zuid verwijdert bovendien een zeer groot deel van de micropolluenten dankzij het membraanfiltratieproces.
Beperkte zuivering van afvalwater bij slechte weersomstandigheden
Het afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. van het Brussels Gewest wordt vandaag nog bijna volledig ingezameld. Maar bij hevige regenval wordt een deel van het water dat in de waterzuiveringsstations terechtkomt afgevoerd naar de “regenweerstraat” waar de behandeling minder doorgedreven is als in de biologische straat. Ondanks deze gedeeltelijke zuiveringVerwijderen van de ongewenste bomen (overtallig, ziek, enz.) in een zeer jonge bebossing., vormen de lozingen van de regenweerstraat een bron van verontreiniging naar het oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...).: een derde van de totale emissies volgens een inventaris van 2010 (en in 2016 bijgewerkt). Voor de Zenne is dit een belangrijke bron van verontreiniging, onder meer organische stoffen, aangezien zij de lozingen van de twee waterzuiveringsstations ontvangt.
Al het afvalwater van het Brussels Gewest wordt afgevoerd naar de zuiveringsstations ... Al het afvalwater? Nee hoor! Er zijn nog steeds te veel stormoverstorten.
Om te voorkomen dat het rioleringsnet bij regenweer onder druk komt te staan, wordt bij deze periodes van overvloedige neerslag namelijk een deel van het water dat er doorstroomt afgevoerd naar het hydrografisch netwerk ter hoogte van de “stormoverstorten”: een honderdtal kunstwerken werken als veiligheidskleppen en lozen de wateroverloop rechtstreeks naar de Zenne en het Kanaal (transfers naar de Woluwe zijn zeldzaam). Deze lozingen zijn echter verre van verwaarloosbaar, zowel op het vlak van de volumes als wat de kwaliteit betreft.
Werkingsprincipe van een stormovertstort
Bron: Leefmilieu Brussel, figuur uit het WBP 2016-2021

Van de 81 stormoverstorten die het oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...). zouden kunnen verontreinigen, werden er ongeveer twintig geïdentificeerd als gedeeltelijk problematisch, rekening houdend met de volumes in kwestie. De telemetrische opvolging van 13 van hen toont de regelmatige en zeer frequente werking ervan aan, veel meer dan 7 dagen met overstortingen per jaar, dat de richtlijn is in Vlaanderen. Bijvoorbeeld, het gemiddelde debiet overgestort door de Nieuwe Maalbeek, een van de belangrijkste overlopen naar de Zenne, vertegenwoordigde vóór de herinrichting in juni 2020 op zich al bijna 4,8 miljoen m3 per jaar, het equivalent van 4% van het totale volume dat in het station Noord wordt behandeld.
Het overgestorte afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. wordt wel verdund, maar niet behandeld en vormt dus een belangrijke bron van verontreiniging voor de Zenne en het Kanaal. Overstorten vormen zelfs de belangrijkste toegangsweg voor de netto-emissies van polluenten naar de het oppervlaktewater: 43% voor alle verontreinigende stoffen volgens een in 2016 opgestelde inventaris. Deze verontreinigende lozingen veroorzaken met name een zeer grote druk op de Zenne: tussen 2013 en 2016 werden er 66 tot 87 zuurstofdalingen per jaar vastgesteld

Welke oplossingen om de overlopen te beperken?
Om het aantal overlopen te beperken, is het in de eerste plaats noodzakelijk om ze te kwantificeren. Dat kan door de overstorten uit te rusten met sensoren. Zo zal het Flowbru-meetnetwerk tussen 2021 en 2023 worden uitgebreid naar alle overstorten. Bijna 41 overstorten zullen prioritair worden uitgerust.
Om de werkingsfrequentie van de stormoverstorten tot het strikt noodzakelijke te beperken, worden gelijktijdig verschillende acties ondernomen:
- In de eerste plaats moet ervoor worden gezorgd dat het rioleringsnet een optimale opslagcapaciteit en hydraulische functie kan bieden via het regelmatige onderhoud van de riolen en collectoren. Dat onderhoud voorkomt de opstapeling van afzettingen en slib die de leidingen verstoppen.
- In de tweede plaats is een herinrichting van de overstorten nodig en moeten hun ontwerp en werking worden geoptimaliseerd. Die herinrichting kan gepaard gaan met voorzieningen om grof afval, voornamelijk drijvend afval, blikjes, plastic enz. beter vast te houden.
De drempel van de overstort van Nieuw Maalbeek op de afvoerweg Noord werd zo in juni 2020 verhoogd met als resultaat een daling met ruim 50% van de overlopen die sindsdien werden vastgesteld! De overstort van Paruck (2,1 miljoen m3 aan overlopen per jaar vóór de eerste aanpassingen in 2018) werd in 2022 uitgerust met een automatische klep, die de geloosde volumes ook met de helft moest verminderen. Zowel Nieuw Maalbeek als Paruck zijn uitgerust met drijfhekken. De aanpassing van een derde problematische overstort, de Molenbeek (geraamd op meer dan 2 miljoen m3/jaar), wordt momenteel bestudeerd en zou in 2024 moeten worden uitgevoerd. De werkzaamheden aan deze drie overstorten werden gefinancierd met Europese middelen (Life Belini).
- Een derde oplossing is het dynamisch regelen van de debieten in het rioleringsnet en de stormbekkens om hun opslagcapaciteit maximaal te benutten. Dat dynamische beheer houdt in dat het net wordt uitgerust met sensoren en dat de evolutie van hun capaciteit tijdens een regenperiode met behulp van modellen wordt voorspeld. Na de regenval kan het opgeslagen water worden teruggevoerd naar de zuiveringsinstallaties, waar het een volledige behandeling krijgt. Het dynamische beheer wordt momenteel als proefproject bestudeerd in de vallei van de Maalbeek.
- Een ander actiepunt is tot slot het verminderen van het aandeel 'parasitair' helder water in de riolen. De doelstelling die hieromtrent in het waterbeheerplan 2022-2026 wordt aangekondigd, is om het met de helft terug te dringen. Twee programma's dragen bij aan het bereiken van deze doelstelling: geïntegreerd regenwaterbeheer (GRB) en Blauw NetwerkHet blauw netwerk is een programma dat sinds 1999 uitgevoerd wordt en verschillende doelstellingen heeft: scheiding van afvalwater en zuiver water om de wateraanvoer in de zuiveringsstations te beperken, herstelling van sommige bestanddelen van het gewestelijke hydrografische netwerk, heraanleg van een aantal stukken rivier, vijvers en vochtige zones om hun biologische waarde te herwaarderen, zodat ze eventueel bijzondere beschermingsmaatregelen kunnen genieten, en vrijwaring van de landschappelijke en recreatieve functie van deze sites. (zie factsheets “Regenwater en overstromingen”, “Brusselse waterlopen en vijvers” en “Blauw Netwerk”). Het afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. dat in de zuiveringsinstallaties binnenkomt, is dan minder verdund, waardoor het zuiveringsrendement toeneemt.
Om te downloaden
Methodologische fiche(s)
- Indicator: Gezuiverde afvalwatervolumes in de waterzuiveringsstations (.pdf)
- Indicator: Concentraties van de lozingen van de waterzuiveringsstations(.pdf)
- Indicator: Verminderingspercentages van de vervuiling van de waterzuiveringsstations (.pdf)
Tabel(len) met de gegevens
- Gezuiverde volumes in de waterzuiveringsstations (.xls)
- Zuiveringsprestaties van de waterzuiveringsstations (.xls)
Factsheet(s)
- 4. Normen en wettelijke referentiewaarden inzake water (.pdf)
- 8. Regenwater en overstromingen (.pdf)
- 11. Brusselse waterlopen en vijvers (.pdf)
- 13. Brussels wettelijk kader inzake water (.pdf)
- 16. Biologische kwaliteit van de Brusselse waterlopen en vijvers (.pdf)
Studie(s) en rapport(en)
- VIVAQUA of HYDRIA, verschillende jaren. « Maandelijkse rapporteringen » en « Jaarlijkse rapporten van de uitbating van het zuiveringsstation van Brussel-Zuid ». Rapporten in opdracht van Leefmilieu Brussel. Beperkte verspreiding.
- AQUIRIS, verschillende jaren. « Maandelijkse technische rapporten » en « Jaarlijkse technische rapporten van het zuiveringsstation van Brussel-Noord ». Rapporten in opdracht van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Beperkte verspreiding.
Plan(nen) en programma(‘s)
Nuttige links
Renovatie van het waterzuiveringsstation Brussel-Zuid
Focus - Actualisering : februari 2020
Sinds maart 2019 is een volledig gerenoveerd waterzuiveringsstationInstallatie waar vervuild water weer zuiver wordt gemaakt. Brussel-Zuid in werking getreden. De gebruikte technologie verzekert een quartaire behandeling van het afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. (verwijdering van micropolluenten en microbiologie). Hierdoor is het water bij het verlaten van het zuiveringsstation van uitstekende kwaliteit. Met 226.000 m2 geïnstalleerde membranen is het station Zuid de tweede grootste eenheid van dit type in Europa geworden. Deze renovatie blijkt een opportuniteit te zijn voor de circulaire economieDe circulaire economie is een productie- en consumptiemodel dat bestaat uit het zo lang mogelijk delen, hergebruiken, repareren, renoveren en recycleren van bestaande producten en materialen, zodat ze hun waarde behouden. met een hergebruikHergebruik is het behouden van een object om het te hergebruiken zoals het is, eventueel na een voorbereidingsfase voor hergebruik. Voorbeeld: bakstenen worden ontmanteld en hergebruikt voor een nieuwe muur, na te zijn schoongemaakt en gecontroleerd. van afvalwater en een energieproductie door de vergisting van slib.
Noodzakelijke werken
De installaties, die sinds 2000 actief zijn, zuiveren een kwart van de vuilvrachtHoeveelheid aanwezige verontreinigende stoffen. Op het vlak van water dient de vuilvracht, die uitgedrukt is in inwoner-equivalent, als basis voor de berekening van de taks op de lozing van afvalwater. die door de Brusselse agglomeratie wordt geloosd (360.000 inwonerequivalenten): ze vangen afvalwater op afkomstig van de gemeenten Ukkel, Vorst, Sint-Gillis, Anderlecht en van 3 Vlaamse gemeenten. Ze stonden al enkele jaren op de zwarte lijst omdat ze de verontreiniging door stikstof en fosfor niet verwijderden (ook tertiaire behandeling genoemd), terwijl het Brussels Gewest een dichtbevolkt verstedelijkt gebied is. Maar het Zennebekken, waarin het water wordt geloosd, is een “gevoelig gebied” voor deze stoffen.
Het station Zuid was, voor zijn renovatie, uitgerust met een secundaire behandeling, die de grootste vervuiling door deeltjes, organische stoffen en koolstof elimineerde. Deze behandeling droeg bij tot het naleven van de voorschriften van de richtlijn over stedelijk afvalwaterHuishoudelijk afvalwater of het mengsel van huishoudelijk afvalwater en industrieel afvalwater en/of afvloeiend hemelwater. sinds 2007, maar is evenwel onvoldoende gebleken om de ambitieuze milieudoelstellingen van de kaderrichtlijn Water die werden vastgelegd voor de kwaliteit van de Zenne in het Brussels Gewest na te leven (zie indicator “afvalwaterzuivering” ). Daarom werd een volledige renovatie van het station in het tweede Waterbeheerplan opgenomen.
Omvangrijke werken! De werken gingen van start in 2014 en in maart 2019 werd de vervanging van de waterzuiveringslijn beëindigd. Ze zouden in augustus 2020 moeten worden voltooid door de installatie van een slibbehandelingslijn (zuiveringsresten). Deze nieuwe eenheid zal toelaten de hoeveelheid slib die moet worden verwijderd met 30% te verminderen.
Een renovatie met beperkingen
Maar deze renovatie kreeg af te rekenen met 2 grote beperkingen. Eerste beperking: de nieuwe centrale moest op de plaats van de oude installaties worden geplaatst, zonder dat een uitbreiding mogelijk was, met inbegrip van een bijkomende eenheid (verwerking van slib). Het waterzuiveringsstation wordt immers begrensd door de sporen van de Noord-Zuidverbinding aan de ene kant en private industrieterreinen aan de andere kant. Tweede beperking: de werking van het station moest tijdens de duur van de werken gegarandeerd blijven.
Onder de technische oplossingen die werden voorgesteld voor de waterlijn werd de meeste compacte en best zuiverende oplossing weerhouden: de membraantechnologie. Met 226.000 m2 geïnstalleerde membranen is het station Zuid de tweede grootste eenheid van dit type in Europa geworden, na dat van Achères in de Parijse regio. Maar deze technologie heeft een kostprijs: bijna 100 miljoen euro. Bovendien is ze energieverslindend. Om dit nadeel gedeeltelijk te compenseren, zullen 10 à 15% van de energiebehoeften worden gedekt door de productie van groene stroom ter plaatse (door warmtekrachtkoppelingWarmtekrachtkoppeling is de gelijktijdige opwekking in één proces van thermische energie en elektrische of mechanische energie. (RICHTLIJN 2012/27/EU) van biogasBiogas is het gas dat geproduceerd wordt door de fermentatie van organisch dierlijk of plantaardig materiaal. dat wordt verkregen door slibvergisting).
Focus op de membraantechnologie
Membraantechnologie is eigenlijk één van de laatste stappen in de waterzuivering: die van de zuiveringVerwijderen van de ongewenste bomen (overtallig, ziek, enz.) in een zeer jonge bebossing. na de biologische behandeling. Het water circuleert in reeksen van membranen, voorzien van gaatjes die onzichtbaar zijn voor het blote oog (diameter van 0,04 µm), die het water van het slib scheiden. De bijzondere buisvorm van deze membranen levert hen de bijnaam “spaghetti” op. Rekening houdend met hun zeer kleine diameter worden hoeveelheden verontreinigende stoffen tegengehouden: niet enkel de klassieke verontreinigende stoffen (organische materie, zwevende deeltjesMicroscopische stoffen die in suspensie in de lucht of het water verkeren. De giftigheid van de zwevende deeltjes in de lucht is voornamelijk te wijten aan de deeltjes met een doorsnede kleiner dan 10 µm terwijl de grotere deeltjes ter hoogte van de neus en de hogere luchtwegen worden gestopt en verwijderd. De zwevende deeltjes in het water worden door verschillende procédés in de zuiveringsstations verwerkt., stikstof, fosfor), maar ook de microplastics of bacteriën en bepaalde virussen).
Werkingsprincipe van de membraantechnologie die in het waterzuiveringsstation Zuid wordt gebruikt
Bron: ZeeWeed® Membrane Bioreactor technology, ZENON

Foto van buisvormige membraanelementen (ook spaghetti genoemd) in een cassette
Bron: BMWB, 2019

Het is van fundamenteel belang dat de membranen niet verstoppen. Daarom worden ze intensief gereinigd: door ze om de 10 minuten met water na te spoelen, door dagelijkse wasbeurten met bleekwater en citroenzuur en door verluchting (om ophopingen te vermijden). Deze laatste handeling verbruikt veel energie en vertegenwoordigt een groot deel van de energiebehoeften van het station.
Het element dat de membranen beperkt is hun debiet. Het maximale toegelaten debiet in de biologische straat is 6.500 m3/uur (tegenover 9.000 m3/h vroeger). Dit debiet wordt slechts 5% van de tijd overschreden, aangezien het gemiddelde debiet bij droog weer dat het station ontvangt rond de 2.000 à 2.500 m3/h bedraagt. Wanneer de biologische straat verzadigd is, dus in het geval van overvloedige regenval, worden voor de primaire behandeling reagentia toegevoegd om het rendement te verhogen: het doel is minstens 70% van de deeltjesverontreiniging (zwevende deeltjesMicroscopische stoffen die in suspensie in de lucht of het water verkeren. De giftigheid van de zwevende deeltjes in de lucht is voornamelijk te wijten aan de deeltjes met een doorsnede kleiner dan 10 µm terwijl de grotere deeltjes ter hoogte van de neus en de hogere luchtwegen worden gestopt en verwijderd. De zwevende deeltjes in het water worden door verschillende procédés in de zuiveringsstations verwerkt.) te verwijderen.
De verschillende stappen van de waterlijn
Maar de waterlijn is niet beperkt tot deze membraanfiltratie. Hier volgt een beschrijving:
- Voorbehandeling: bij de aankomst gaat het afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. door zeven, zandvangers en vetafscheiders. Zeven met openingen van 40 mm en daarna 12 mm halen de grove deeltjes eruit en vervolgens worden zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm en olie uit het water gefilterd.
- Primaire behandeling: na het zeven (6 mm) ondergaat het water een lamellaire bezinking ten belope van 18.000 m3/h. Chemische reagentia worden boven een bepaald debiet (6.500 m3/h) toegevoegd om de deeltjesverontreiniging te verminderen, zoals hierboven reeds werd toegelicht. Het water gaat vervolgens door een “waterdichte module” die het debiet dat in de biologische straat is toegelaten beperkt en door een fijnere zeef (1 mm) die vermijdt dat grovere deeltjes de volgende membranen zouden beschadigen.
- Secundaire en tertiaire behandeling: het water wordt vervolgens naar een anoxiebekken geleid (milieu zonder zuurstof, nodig voor de bacteriën om het water stikstofarm te maken). Vervolgens gaat het naar biologische bekkens (verlucht milieu). Na afloop van deze stap is de voornaamste koolstof-, stikstof- en fosforvervuiling behandeld.
- Quartaire behandeling: het gaat om de voorziening van ultramembraanfiltratie die hierboven wordt gedetailleerd. Het water wordt door 140 cassettes (reeks van membranen) geleid, die elk 48 modules bevatten. 10 bijkomende cassettes (momenteel leeg) werden voorzien.
Schema van het gerenoveerde zuiveringsstation Brussel Zuid
Bron: BMWB, 2019

Hergebruik van het afvalwater
Volgens analyses die eind 2019 werden uitgevoerd zou het gezuiverde water voldoen aan de kwaliteitscriteria van zwemwater. Een deel van het water wordt ter plaatse gerecycleerd. Maar een hergebruikHergebruik is het behouden van een object om het te hergebruiken zoals het is, eventueel na een voorbereidingsfase voor hergebruik. Voorbeeld: bakstenen worden ontmanteld en hergebruikt voor een nieuwe muur, na te zijn schoongemaakt en gecontroleerd. door naburige ondernemingen van de site staat ook op de planning. Volgens de Europese verordening over de “re-use” van water moeten de risico’s voor de gezondheid en het leefmilieu worden geëvalueerd in functie van elke bestemmeling.
Om te downloaden
Andere publicaties van Leefmilieu Brussel
- Bezoek van de installaties, 3 december 2019. Intern document.
Studie(s) en rapport(en)
- HYDRIA, 2018. Jaarverslag. “RWZI Zuid: Het einde van een ongelofelijke ingewikkelde werf”. 36 pp. p.14-17. Beperkte verspreiding
- HYDRIA, maart 2019. Presentatie voor de Dag van de Mandatarissen. 18 pp. Beperkte verspreiding.
- EAU MAGAZINE, november 2018. « Bruxelles Sud : une station d’épuration à la pointe » (enkel in het Frans). nr.32. p.53-54.
- BECI, 12 juni 2018. “De uitdagingen en buitenkansen van waterzuivering”.
Plan(nen) en programma(‘s)
Nuttige links
Emissies van verontreinigende stoffen naar het oppervlaktewater
Focus - Actualisering : december 2015
De "emissie-inventaris" 2010 van het Brussels Gewest geeft een kijk op de bruto-emissies van 86 polluenten naar de Zenne, het Kanaal en de Woluwe op het grondgebied van het gewest afhankelijk van hun oorsprong. Deze inventaris die stap voor stap de afgelegde weg van elke polluent in kaart brengt van de bron tot zijn aankomst in het hydrografisch netwerk, is een krachtig hulpmiddel voor het beheer. Ook al heeft deze inventaris de aanzienlijke impact van de bevolking, de industrie en de ondernemingen op de waterkwaliteit bevestigt, toch heeft hij ook de aanzienlijke bijdrage van diffuse bronnen voor bepaalde stoffen aangetoond, evenals de doorslaggevende rol van de stormoverlaten in de aanvoer van polluenten naar de Zenne en het Kanaal.
De gekwantificeerde emissies van 86 polluenten naar de Zenne, het Kanaal en de Woluwe
Het Brussels Gewest heeft voor een krachtig instrument gezorgd waarmee op een nauwkeurige wijze, en voor het hele grondgebied, de verschillende punt- of diffuse verontreinigingen naar de waterlopen en het Kanaal kunnen worden gekwantificeerd: een “emissie-inventaris”. Deze tool beantwoordt aan de Europeese verplichting om een dergelijk soort inventaris op te stellen voor de 33+8 prioritaire en prioritair gevaarlijke Europese stoffen (cf. artikel 5 van de richtlijn 2008/105/EG en zie “chemische kwaliteit van het oppervlaktewater”) maar hij gaat verder aangezien 45 andere stoffen die relevant zijn voor het Brussels gewest ook in aanmerking werden gekomen.
Aan de hand van dit instrument worden de “bruto”-emissies aan de bron becijfert, waarbij zowel de puntbronnen als de diffuse bronnen in rekening worden gebracht (bijvoorbeeld de emissies van stikstof en fosfor door de bevolking in de woningen in functie van de personen die er gedomicilieerd zijn). Daarna worden ook de wegen, flux of transits van deze polluenten vanaf hun bron tot aan het hydrografisch netwerk in een model gegoten (afvloeiing, riolering, zuiveringsstations,…). Uiteindelijk verstrekt het instrument de “netto”-emissies van polluenten naar het oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...)., dat wil zeggen het gedeelte van de bruto-emissies dat effectief in de waterloop terechtkomt en dat een invloed zal hebben op de concentraties van polluenten in de waterkolom, het slib of nog de biota.
Kortom de Brusselse inventaris concentreert zich op de emissies van 86 polluenten naar de drie belangrijkste waterlopen (de Zenne, het Kanaal en de Woluwe) vanaf 20 bronnen (o.a. afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. van particulieren, industrie en ondernemingen, corrosie van gebouwen, vervuiling dat te maken heeft met het weg-, spoor- of scheepsverkeer, gebruik van pesticiden en bemestingsmiddelen, lozen van polluenten die opgeslagen zitten in het slib van de waterlopen, atmosferische depositie).
De kracht van het instrument is om elk van deze fasen te geolokaliseren: de (bruto-)emissies worden berekend per maaswijdte van 50 m x 50 m. Voor elke polluent kunnen de emissies dus op elk punt van het gewestelijk grondgebied worden gekarakteriseerd. Deze “geografische explicitatie” (of ruimtelijke weergave) van de schatting van de emissies is vrij uniek in zijn genre, en heeft een enorm potentieel omdat vervolgens deze ramingen bevestigd kunnen worden door een vergelijking met de metingen op het terrein.
Een verschillende methodologie voor de punt- en diffuse emissies
De inventaris werd voor het referentiejaar 2010 door de Vlaamse Instelling voor Technologische Onderzoek (VITO) opgesteld in opdracht van Leefmilieu Brussel. De methodologie is op het WEISS-systeem (Water Emissions Inventory Support System) gebaseerd; het werd ontwikkeld door de VITO samen met de VMM in het kader van een Europees Life+-project.
De ramingsmethode voor de bruto-emissies verschilt afhankelijk van hun oorsprong (punt of diffuus):
- Voor de puntemissies, zoals de directe lozingen in de oppervlaktewaterenEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...)., worden de gegevens over de plaatsbepaling van het lozingspunt en van de - gemeten of geraamde - geloosde jaarlijkse belasting per polluent (concentratie x debiet/volume) rechtstreeks in de WEISS-tool ingevoerd.
- Voor de diffuse emissies, waarvoor er met andere woorden niet één lozingspunt is, maar meerdere (kleine) lozingspunten of -zones, gaat de WEISS-tool de emissies ramen op basis van een verklarende variabele (bijvoorbeeld: het aantal woningen, het aantal kilometers spoorwegen, …) en een emissiefactor afkomstig uit de wetenschappelijke literatuur (bijvoorbeeld: x gram stikstof per inwoner per jaar, of x gram minerale oliën per wissel op een spoorweg).
Zo worden alle beschouwde bronnen en polluenten ofwel berekend op basis van metingen op het terrein, ofwel geraamd op basis van informatie over de bezetting van het grondgebied.
Een validering van de resultaten van het model
De berekeningen en ramingen uit de modeluitkomsten, worden vergeleken met de concentraties in de oppervlaktewateren en in het afvalwater ter hoogte van het binnenkomen in de zuiveringsstations, om de niet-verklaarde foutenmarge of vuilvrachtHoeveelheid aanwezige verontreinigende stoffen. Op het vlak van water dient de vuilvracht, die uitgedrukt is in inwoner-equivalent, als basis voor de berekening van de taks op de lozing van afvalwater. te kwantificeren. Dit maakt een kritische analyse van de verkregen resultaten mogelijk.
Enkele methodologische beperkingen en aspecten die voor verbetering vatbaar zijn
Hoewel de tool al heel volledig is, kent hij toch nog een aantal beperkingen:
- De uitwisselingen tussen verontreinigd grondwater en oppervlaktewater worden nog niet in aanmerking genomen;
- De bronnen van zwevende deeltjesMicroscopische stoffen die in suspensie in de lucht of het water verkeren. De giftigheid van de zwevende deeltjes in de lucht is voornamelijk te wijten aan de deeltjes met een doorsnede kleiner dan 10 µm terwijl de grotere deeltjes ter hoogte van de neus en de hogere luchtwegen worden gestopt en verwijderd. De zwevende deeltjes in het water worden door verschillende procédés in de zuiveringsstations verwerkt. en zouten/geleidbaarheid zijn nog niet volledig geïntegreerd in de tool;
- Voor sommige parameters en/of bronnen zijn vandaag weinig emissiefactoren beschikbaar. De tool kan dus geen volledig beeld geven van de belangrijkste bronnen;
- Onzekerheden die eigen zijn aan de verschillende hypotheses in het kader van de raming van bepaalde bronnen, trajecten en/of lozingen
In de komende jaren zijn specifieke studies voorzien over dit laatste punt, met het doel verschillende ramingen te verfijnen en te bevestigen (waaronder: de door het afvloeiend hemelwater vervoerde vuilvracht, de emissiefactoren van wegen en spoorwegen, de inkomende vuilvracht ter hoogte van de zuiveringsstations aan de hand van specifieke meetcampagnes, enz.).
Illustratie van een modeluitkomst voor het biologisch zuurstofverbruik (BZV)
Een van de uitkomsten van de WEISS-tool is een diagram van de gekwantificeerde vuilvracht in elke fase van zijn traject (op het niveau van het Brussels Gewest) tot in de oppervlaktewateren (zie onderstaand voorbeeld).
Schema van de stromen van verontreinigende belastingen op schaal van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in Biologisch Zuurstofverbruik (BZV) (in ton voor het jaar 2010)
Bron: Leefmilieu Brussel, uitreksel van de emissie-inventaries naar het oppervlaktewater (VITO)
De bruto-emissies bevinden zich in de blauwe kader bovenaan (“gross emission”), de netto-emissies in de blauwe kader onderaan (“surface waters”), de trajecten in de witte kaders en de verliezen in de rode kaders.

Dit schema maakt het mogelijk om de fractie van de netto-emissies in de bruto-emissies te bepalen, evenals de jaarlijkse vuilvrachtHoeveelheid aanwezige verontreinigende stoffen. Op het vlak van water dient de vuilvracht, die uitgedrukt is in inwoner-equivalent, als basis voor de berekening van de taks op de lozing van afvalwater. die terechtkomt in de oppervlaktewaterenEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...).. In het geval van de BZV bedragen de bruto-emissies over het hele grondgebied van het Gewest bijna 17.000 ton. De netto-emissies naar de oppervlaktewateren vertegenwoordigen er iets meer dan een kwart (28%), ofwel bijna 5.000 ton.
Een andere interessante informatie die voortvloeit uit dit schema, is de lokalisatie van de belangrijkste “verliezen". We stellen dus vast dat bijna 70% van de vuilvracht in BZV op het niveau van de droogweerstraat van de zuiveringsstations (“treatment basin”) wordt vastgehouden. Anders gezegd, de zuiveringVerwijderen van de ongewenste bomen (overtallig, ziek, enz.) in een zeer jonge bebossing. die wordt gedaan in de stations, laat toe om 70% van het uitgestoten BZV te verminderen.
Andere analyse die uit dit schema kan worden afgeleid: de preferentiële doorvoerwegen van de polluenten (of omgekeerd, degene die slechts weinig of niet worden gebruikt). Nog steeds in het geval van het BZV stellen wij vast dat bijna 50% van de netto-emissies die de waterlopen bereiken, worden aangevoerd door de overstorten (“overflow”) en 38% door de regenweerstraten van de waterzuiveringsstationInstallatie waar vervuild water weer zuiver wordt gemaakt. (“stormwater basin”): het is dus daar dat men eerst iets moet doen om de emissies te verminderen. De zones die niet zijn aangesloten op de waterzuiveringsstations, dragen tot slot echter in erg beperkte mate bij tot de emissies voor deze parameter (slechts 2%).
Blootstelling van de waterlopen aan de verontreinigingen
Het is geen verrassing dat de Zenne over het algemeen de grootste meerderheid van de netto-emissies van polluenten ontvangt, ook al hangt dit af van de in aanmerking genomen parameter. De Zenne is immers het ontvangende milieu van het effluent van de twee gewestelijke zuiveringsstations en ondergaat de lozingen van talrijke overstorten langs heel het Brusselse traject. Het logisch gevolg van deze vaststelling is dat de effecten door de verontreiniging dus het grootst zijn op deze waterloop (zie “fysisch-chemische kwaliteit van het oppervlaktewater” en “chemische kwaliteit van het oppervlaktewater”).
De Woluwe ondervindt daarentegen weinig impact van de verontreinigingen: hij geniet de bescherming van het Zoniënwoud op zijn stroomopwaartse waterloop en van de stormoverlaten, die hoewel ze aanwezig zijn zelden werken in de praktijk. En het Kanaal neemt een tussenpositie in: zijn kwaliteit is aangetast door bepaalde polluenten, maar in een veel beperktere mate dan de Zenne.
Verontreinigingen met organische stoffen, zwevende deeltjes en nutriënten
Voor de 5 stoffen die kunnen worden gezuiverd door de waterzuiveringsstations, ontvangt de Zenne dus gemiddeld ongeveer 80% van de netto-emissies, het Kanaal iets minder dan 18% en de Woluwe 2%. (zie ook “fysisch-chemische kwaliteit van het oppervlaktewater”).
Relatieve verdeling van de jaarlijkse netto-emissies van biologisch zuurstofverbruik (BZV), chemisch zuurstofverbruik (CZV), zwevende deeltjes (ZD), totale stikstof (Nt) en totale fosfor (Pt) naar de waterloop
Bron: Leefmilieu Brussel, uitreksel van de emissie-inventaris naar het oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...). (VITO), cijfers voor het jaar 2010
Nota : De bronnen van ZD zijn nog niet volledig geïntegreerd in de tool.

Wat de relatieve verdeling volgens sector betreft, spreekt het voor zich dat de bevolking het meest bijdraagt aan de vervuiling (tussen 71% en 88%, afhankelijk van de in aanmerking genomen parameter) en de ondernemingen de resterende percentage. De bijdrage van de landbouw is binnen het BHG verwaarloosbaar.
Zoals hiervoor aangegeven en logischerwijs laat de droogweerstraat van de twee waterzuiveringsstations toe om een aanzienlijk deel van de bruto-emissies van deze 5 stoffen te verminderen. Het gemiddelde verminderingspercentage van de organische vuilvrachtHoeveelheid aanwezige verontreinigende stoffen. Op het vlak van water dient de vuilvracht, die uitgedrukt is in inwoner-equivalent, als basis voor de berekening van de taks op de lozing van afvalwater. (uitgedrukt in BZV en CZV) bedraagt zodoende 92%. De netto-emissies komen dan weer voornamelijk in de oppervlaktewaterenEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...). terecht via de stormoverlaten, de regenweerstraat van de waterzuiveringsstations en in mindere mate via de droogweerstraat.
Andere vervuilingen
In vergelijking met het Kanaal en de Woluwe is het nog steeds de Zenne die de grootste hoeveelheid netto-emissies ontvangt. Van de voornaamste problematische stoffen die in het Brussels Gewest werden geïdentificeerd (PAK, zink, lood, nikkel, cadmium en minerale oliën), ontvangt de Zenne bijna 70% van de netto-emissies van de PAK en meer dan 80% van de andere polluenten.
Relatieve verdeling van de jaarlijkse netto-emissies van en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK), van sommige metalen en van minerale oliën naar de waterloop
Bron: Leefmilieu Brussel, uitreksel van de emissie-inventaris naar het oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...). (VITO), cijfers voor het jaar 2010

Voor de Zenne zijn de vijf voornaamste belastende bronnen het huishoudelijk afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. en het afvalwater van ondernemingen, maar ook de stoffen afkomstig van de diffuse bronnen met betrekking tot de bouw, het verkeer en de atmosferische depositie. In het geval van het Kanaal oefent de scheepvaart een bijkomende druk uit. De Woluwe wordt dan weer vooral getroffen door een diffuse verontreinigingVerontreiniging is diffuus wanneer de vervuilende stoffen verspreid (en niet geconcentreerd) aanwezig zijn. met PAK.
Het overwicht van de belastende bronnen varieert afhankelijk van de in aanmerking genomen parameter (zie “chemische kwaliteit van het oppervlaktewater”). De diffuse verontreinigingen vertegenwoordigen vaak een veel groter deel van de emissies van deze polluenten in vergelijking met de organische stoffen, de zwevende deeltjesMicroscopische stoffen die in suspensie in de lucht of het water verkeren. De giftigheid van de zwevende deeltjes in de lucht is voornamelijk te wijten aan de deeltjes met een doorsnede kleiner dan 10 µm terwijl de grotere deeltjes ter hoogte van de neus en de hogere luchtwegen worden gestopt en verwijderd. De zwevende deeltjes in het water worden door verschillende procédés in de zuiveringsstations verwerkt. en de nutriënten (bijvoorbeeld, 65% van de netto-emissies van zink en 28% van die van lood zijn het gevolg van de corrosie van bouwmaterialen). In het geval van de minerale oliën gaat het zelfs om een bijna exclusieve bron (weg- en spoorverkeer).
Voor stoffen die gezuiverd zijn of tegengehouden in de zuiveringsstations, zoals bijvoorbeeld de PAK, vindt de belangrijkste toegangsweg voor netto-emissies naar de oppervlaktewaterenEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...). plaats op het niveau van de overstorten (35% in het geval van PAK). Op het Kanaal kunnen de rechtstreekse lozingen met betrekking tot de scheepvaart voor een aanzienlijk deel bijdragen.
Voor meer informatie over de emissie-inventaris wordt de lezer uitgenodigd om hoofdstuk 2 van het ontwerp van het tweede waterbeheerplan en de studie van de VITO te raadplegen.
Om te downloaden
Studie(s) en rapport(en)
- VITO, december 2013. « Inventarisatie van de emissies naar water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » Post 1: voorstudie. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 78 pp.
- VITO, juni 2014.« Inventarisatie van de emissies naar water in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » Post 2: analyserapport en factsheets. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 346 pp.
- VITO, januari 2014. “Technische nota – Transport naar het oppervlaktewater binnen WEISS voor Brussels Hoofdstedelijk Gewest”. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 32 pp.
Plan(nen) en programma(‘s)
Kartering - Beoordeling en beheer van de overstromingsrisico's
Focus - Actualisering : februari 2020
De overstromingsgevaarkaart van het Brussels Gewest, die werd bijgewerkt in 2019, geeft de omvang van de overstromingen weer voor drie soorten gevaren (klein, middelgroot, groot). 21% van de gewestelijke oppervlakte ligt in overstromingsgevaar. Uit de overstromingsrisicobeoordeling blijkt dat bijna één inwoner op drie getroffen zou worden door de overstromingen die worden veroorzaakt door regen en door opstuwende riolen. Terwijl het grootste deel van de bevolking in een gebied met weinig overstromingsgevaar woont, leeft 8% in gebieden met een gemiddeld risico en 2% in gebieden met een hoog risico. De fluviale overstromingen hebben een verwaarloosbare impact.
Het rioleringsnetwerk en regenwaterafvoer, de belangrijkste overstromingsoorzaken
Drie fenomenen liggen mogelijk aan de oorsprong van overstromingen in het Brussels Gewest:
- De overstroming van waterlopen (“fluviale” overstromingen): de waterlopen of het kanaal treden uit hun bedding.
- Regenwaterafvoer bij zware neerslag (pluviale overstromingen) op ondoorlaatbare oppervlakken of op bodems waarvan de infiltratiecapaciteit is overschreden.
- De opstuwing van de rioleringen, ook in het geval van zware neerslag: de verzadigde riolen kunnen het water niet meer afvoeren, waardoor het op de wegen of in de kelders stroomt.
Het Brussels Gewest wordt weinig (of niet) blootgesteld aan het risico op fluviale overstromingen: 0,1% van de Brusselse bevolking volgens de modellering van 2019 . Fluviale overstromingen gaan gewoonlijk gepaard met andere soorten van overstromingen.
De waargenomen overstromingen houden meestal verband met afvloeiend water en opstuwing van het rioleringsnet (hoofdzakelijk in de kelders). Op basis van het historisch overzicht van de overstromingen doen ze zich gewoonlijk voor door hevige en kortstondige regen door lente- of zomeronweer. Hierbij mag men niet vergeten dat het rioleringsnet meestal uit één stuk bestaat: het voert niet enkel afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. weg maar ook afvloeiwater. Deze zouden echter gemiddeld de helft van het opgevangen water vertegenwoordigen, volgens schattingen van de netbeheerders en van de waterzuiveringsstations. Ze kunnen het debiet in de collectoren tijdelijk vertienvoudigen. Het is dan ook makkelijk te begrijpen dat een merkbare verhoging van het afvloeiwater bij hevige regen leidt tot overstromingen. In een stedelijke omgeving stijgt niet alleen de omvang van het afvloeiwater (rekening houdend met de hoge ondoorlaatbaarheidsgraad van de afgevloeide oppervlakten) maar ook het afvloeidebiet (versneld wegens de ondoorlaatbaarheidsgraad en de kunstmatige omgeving).
De kaart van de (potentiële) overstromingsgevaargebieden
De overstromingsgevaarkaart van het Brussels Gewest werd voor het eerste keer in 2013 geproduceerd en in 2019 bijgewerkt. Tussen deze twee versies worden zeer weinig veranderingen vastgesteld.
De potentiële overstromingsgevaargebieden werden in kaart gebracht voor drie scenario’s of gevaren:
- Een worst case scenario, dat weinig kans heeft om zich voor te doen (klein gevaar op overstroming dus), gekoppeld aan een overstroming met een terugkeertijd van 100 jaar (dit wil zeggen die een waarschijnlijkheidsgraad heeft om zich gemiddeld eenmaal om de honderd jaar voor te doen, of m.a.w. 1% kans om binnen het jaar voor te komen).
- Een occasioneel scenario met een middelgroot gevaar gekoppeld aan een overstroming met een terugkeertijd van 25 tot 50 jaar.
- Een vaak voorkomend scenario, met groot gevaar, gekoppeld aan een tienjarige overstromingsfrequentie (terugkeertijd van 10 jaar, 10% kans om binnen het jaar voor te komen).
In overstromingsgevaargebied bestaat er een overstromingsrisico, waarbij de aanleg van de overstroming om zich voor te doen, en a fortiori de gevolgen, samenhangen met de intensiteit van het risico: hoe groter het gevaar, hoe groter het risico. In de overige gebieden is het overstromingsrisico niet uitgesloten: onvoorziene elementen (zoals een verstopte straatkolk, een leidingbreuk, enz.) kunnen inderdaad plaatselijk overstromingen veroorzaken.
Om de overstromingsgevaargebieden (pluviale overstromingen) af te bakenen, werden vier aanlegfactoren voor overstromingen in kaart gebracht en gecombineerd: een eerste met betrekking tot de relatieve hoogte ten opzichte van de valleibodems, een tweede ten opzichte van de “topografische vochtigheid” (index die topografie en hydrologische processen aan elkaar koppelt), een derde ten opzichte van de gedraineerde verstedelijkte oppervlakte (waaronder ook de ondoorlaatbaarheidsgraad van de bodem) en een vierde met betrekking tot de bodem. Het verkregen resultaat werd gekruist met de overstromingsdossiers die worden aangegeven aan het Rampenfonds (1992-2007): het Fonds informeert inderdaad over de intensiteit van de overstroming. Vervolgens werd de perimeter van de gevarenzones vastgelegd. De gevaarkaart werd vervolgens tweemaal gevalideerd: door de vergelijking met andere gegevensgroepen (DBDMH, Vivaqua) over overstromingen die zich hebben voorgedaan tussen 1992 en 2019 en nadien via aftoetsing door experten. Er werden ook sommige nabehandelingen toegepast waarbij rekening gehouden werd met de opmerkingen van de gemeentediensten die een goede kennis hebben van hun terrein. Hierbij verduidelijken we verder dat de bescherming die openbare kunstwerken bieden (stormbekkens en beschermingsdijken) geïntegreerd werd en er toe heeft helpen bijdragen om de intensiteit van het gevaar op de betrokken plaatsen af te zwakken. Voor gedetailleerde informatie over de opmaakmethode van de kaart, kan de lezer de methodologische fiche die betrekking heeft op deze kaart raadplegen.
Bron: Leefmilieu Brussel, versie 2019 (kaart precies tot het 10.000e)

De alluviale vlakte van de Zenne bevat het grootste deel van de oppervlakte die als potentieel overstromingsgevaargebied geklasseerd is.
Bij lezing van de kaart valt er een eerste vaststelling op: de potentiële overstromingsgevaargebieden lijken rechtstreeks gekoppeld aan de aanwezigheid van het huidige, of zelfs historische, hydrografisch netwerk (zoals in de Maalbeekvallei). En dit terwijl de eerste overstromingsoorzaak niet de overstort van waterlopen is. Deze vaststelling is echter niet verrassend aangezien de valleibodems bevoorrechte afvloeiingsassen en samenloopassen zijn van het afvloeiwater en er ook veel afvalwatercollectoren zijn ingeplant.
Bovendien beïnvloedt het reliëf logischerwijze rechtstreeks de reikwijdte van het mogelijk overstromingsgevaargebied. Een relatief platte valleibodem wordt over het algemeen gekenmerkt door een groot overstroombaar gebied: dit is wat men vaststelt voor de alluviale vlakte van de Zenne (de grootste van het grondgebied) of voor die van Linkebeek. De Woluwevallei daarentegen, die meer ingekapseld is, heeft een smaller mogelijk overstromingsgevaargebied.
De ondoorlaatbaarheid van de bodems speelt ook een belangrijke rol. Een valleibodem die een hoofdzakelijk groene oppervlakte draineert waar het water op natuurlijke wijze insijpelt, zal a priori niet getroffen wordt door een overstroming. Voorbeelden daarvan zijn stroomopwaarts gelegen stroomgebieden van de Molenbeek (aanwezigheid van het Laarbeekbos), van de Neerpedebeek en van de Vogelzangbeek. En deze vaststelling geldt ook wanneer er aanzienlijke hellingen bij de gedraineerde oppervlakten zijn zoals voor de Woluwe of voor zijn zijrivier, de Roodkloosterbeek dankzij de aanwezigheid van het Zoniënwoud. Een valleibodem daarentegen die sterk ondoorlaatbaar gemaakte oppervlakten draineert ligt in een gevarenzone. Dit geldt voor het westelijk deel van de vijfhoek zoals de vallei van de Maalbeek. Het feit dat de waterloop van de Maalbeek gewelfd is versterkt ongetwijfeld dit fenomeen.
Op sommige plaatsen is de bescherming die de stormbekkens bieden “zichtbaar”, zoals in de alluviale vlakte van de Zenne. Zo doet het gebruik van de oude tunnelkokers van de Zenne als stormbekkens in de vijfhoek dienst als bescherming van het stadscentrum: het centrum staat geklasseerd als gebied met een klein gevaar op overstroming terwijl het gevaar zonder die bescherming groot zou zijn. Hetzelfde geldt voor het overstromingsgevaargebied in Vorst, dankzij de stormbekkens van Baeck-Merill en van Audi. De stormbekkens die onlangs in de valleien van Ukkel en in het deel stroomopwaarts van de Molenbeekvallei werden geïnstalleerd, maken het mogelijk een groot gevaar lokaal om te zetten in een middelgroot gevaar. De stormbekkens zijn immers van een afmeting dat ze net de regen met een terugkeertijd van 10 jaar kunnen verwerken, wat overeenkomt met een groot gevaar op de overstromingsgevaarkaarten. Bij zeldzamere regenval zijn de stormbekkens dus volledig vol en kunnen de overstromingen stroomafwaarts niet meer vermijden.
21% van de gewestelijke oppervlakte bevindt zich in overstromingsgevaar
Potentieel ligt minder dan 1% van het gewestelijk grondgebied in een gebied met groot overstromingsgevaar dat dus recurrent getroffen wordt door een overstroming, minstens eenmaal om de tien jaar. En 4% van het grondgebied ligt in een gebied met middelgroot overstromingsgevaar, dat dus ongeveer om de 25 tot 50 jaar getroffen wordt door een overstroming. Voor de bewoners en uitbaters die in deze zones wonen (vooral in het gebied met groot overstromingsgevaar) dient men zich dus te wapenen en te beschermen tegen de overstromingen. Het gebied met klein overstromingsgevaar dekt 16 % van de gewestelijke oppervlakte. Laten we niet vergeten dat de betrokken overstromingen zich normaal gezien slechts eenmaal om de honderd jaar voordoen.
Percentage van het gewestelijk grondgebied (in oppervlakte) dat gelegen is in de gevaarzone voor overstromingen
Bron : Leefmilieu Brussel, op basis van de overstromingsgevaarkaart versie 2019

De (pluviale) overstromingsgevaarkaart bevat geen informatie over de mogelijks bereikte waterstanden bij een overstroming: vandaag bestaat er geen gecombineerd hydraulisch model van de rioleringsnetten en de hydrografische netten waarmee het mogelijk zou zijn om die te berekenen. De in de ondergelopen gebieden waargenomen waterstanden bedroegen altijd ongeveer enkele tientallen centimeter en bleven over het algemeen onder het niveau van 1 meter (ten opzichte van het grondniveau). In zekere zin kunnen ze als “matig” bestempeld worden in vergelijking met andere streken of landen. De impact kan wel voelbaar zijn voor kelders of ondergrondse infrastructuren (bv.: metrostations, tunnels).
Eén inwoner op drie wordt potentieel blootgesteld aan het overstromingsrisico
Het overstromingsrisico werd beoordeeld voor bepaalde doelgroepen (inwoners, scholen, ziekenhuizen, bepaalde economische activiteiten, bebouwd erfgoed of milieu-erfgoed...). Het doel wordt als "risicovol" gekenmerkt wanneer het zich geheel of gedeeltelijk in gevaargebied bevindt. De plaatselijke beschermingsmaatregelen tegen overstromingen werden niet in rekening gehouden, met uitzondering van de stormbekkens (zoals men weet houdt de overstromingsgevaarkaart daar rekening mee). Voor meer details wordt de lezer verzocht om de interactieve overstromingsrisicokaart en de methodologische fiche die erbij hoort te raadplegen.
Potentiële blootstelling van de bevolking en van de gevoelige instellingen aan de overstromingsrisico (overstromingen veroorzaakt door regen en opstuwende riolen) in het Brussels Gewest
Bron: Leefmilieu Brussel, op basis van de overstromingsrisicokaarten versie 2019
De brongegevens dateren voor de bevolking van 1ste januari 2018 (Statbel), voor de gebouwen, scholen en ziekenhuizen van 2019 (UrbIS), voor de rusthuizen van 1999 (SITEX).

Bijna één inwoner op drie wordt potentieel getroffen door de pluviale overstromingen (31%). Maar de grote meerderheid van hen zou zich in een gebied met een klein overstromingsgevaar bevinden. Toch bevindt zich 8% van de inwoners potentieel in een gebied met een middelgroot overstromingsgevaar; 2% van de inwoners in een gebied met een groot overstromingsgevaar.
Beoordeling van de risico’s voor andere doelgroepen
Op het vlak van economische activiteit is 78% van de oppervlakte van de industriezones (volgens de bestemming op het GBP) gelegen in overstromingsgevaargebied. Het overblijvende industriebekken van het BHG bevindt zich inderdaad vooral op de as Zenne-Kanaal.
Voor sommige industrievestigingen komt er bij de economische schade nog een risico op incidentele milieuvervuiling door de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen op de site of door de slechte werking van de installaties (bijvoorbeeld in de efficiëntie van het zuiveringsproces in de afvalwaterbehandelingsstations). Het gaat hier om 9 IED-installaties (van de 18 installaties in het BHG) (naar de naam van de richtlijn betreffende de industriële emissies) waarvan de 2 waterzuiveringsstations, en om de 3 Seveso-sites. Al deze sites zijn ingeplant in de alluviale vlakte van de Zenne.
Het beschermingsgebied voor drinkwateronttrekking van het Terkamerenbos en het Zoniënwoud en het Netwerk Natura 2000 bevindt zich hoofdzakelijk buiten het gevaargebied, maar dit geldt niet voor sommige Natura 2000-sites: bij overstroming kunnen deze sites onderlopen met verontreinigd water door overstort van het rioleringsnet of door besmet afvloeiingswater.
Er werden ook risicokaarten opgesteld om de negatieve gevolgen op de mobiliteit door de overstroming van delen van het transportnet (wegennet, spoornet, tram of metronet), treinstations, metrostations of overdekte parkings) te beoordelen. Het is geen grote verrassing dat de meest gevoelige infrastructuren de ondergrondse delen en de valleibodems zijn.
Er werd ook een risicobeoordeling uitgevoerd van geklasseerde monumenten en landschappen en van de kwetsbare infrastructuren zoals brandweerkazernes of politieposten.
Zich beter wapenen tegen de overstromingen
Zowel de overstromingsgevaarkaart als de overstromingsrisicokaart zijn instrumenten om de bevolking te sensibiliseren en bewust te maken van de strijd tegen overstromingen. Zoals in het spreekwoord "een verwittigd man is er twee waard", hebben de potentieel getroffen inwoners, ondernemers of industriëlen er alle belang bij om beschermingsmaatregelen te nemen voor hun gebouw, wanneer dat mogelijk is. Hiervoor biedt de begeleidingsdienst “overstromingen” van Vivaqua sinds 2012 begeleiding aan inwoners die problemen hebben met opstijgend water in hun woning. Bovendien geeft Leefmilieu Brussel in 2017 een brochure uit voor inwoners over goede praktijken voor, tijdens en na een overstroming. Tot slot kunnen waarschuwingen voor uitzonderlijke onweersbuien op uurbasis worden ontvangen via de KMI-smartphoneapplicatie. Het is ook mogelijk de waarneming van een overstroming via de applicatie te melden. Om echt doeltreffend te zijn, moeten deze maatregelen die genomen worden op individueel niveau gepaard gaan met collectieve maatregelen. Veel maatregelen zijn opgenomen in het overstromingsrisicobeheerplan (opgenomen in het waterbeheerplan). Deze maatregelen dekken de hele beheercyclus van een overstroming af: preventie, bescherming, voorbereiding, crisisbeheer en herstel. Een alarmsysteem en crisisbeheersysteem zouden zo ook tot stand moeten komen. Bovendien ligt de klemtoon op de preventie-as met als hoofddoelstelling: de natuurlijke watercyclus herstellen (waterinfiltratie, buffering van het water in de natuurlijke wachtbekkens, loskoppeling van regenwater / afvloeiingswater van het rioleringsnet, enz.).
Om te downloaden
Methodologische fiche(s)
Factsheet(s)
Andere publicaties van Leefmilieu Brussel
- De voorlopige overstromingsrisicobeoordeling voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2018 (.pdf)
- Brochure “Overstromingen aanpakken” (.pdf)
Studie(s) en rapport(en)
- Composante urbaine, april 2014. “Studie naar vernieuwde projecten op het vlak van regenwaterbeheer in de openbare ruimte en op wegen”. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 160 pp. (.pdf)
- FACTOR-X, ECORES, TEC, oktober 2012. « L’adaptation au changement climatique en Région de Bruxelles-Capitale : élaboration d’une étude préalable à la rédaction d’un plan régional d’adaptation ». Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 252 pp. [enkel in het FR]
Plan(nen) en programma(‘s)
De recente significante overstromingen
Focus - Actualisering : februari 2020
Tussen 2007 en 2017 vonden in het Brussels Gewest niet minder dan 19 significante overstromingen plaats (met een terugkeerperiode van meer dan of gelijk aan 10 jaar). Zeven van die overstromingen hadden een lokale maximale terugkeerperiode van meer dan 100 jaar. Ze waren allemaal afkomstig van overtollig regenwater of opstuwend rioolwater. Zes overstromingen gingen ook gepaard met de overstroming van de waterlopen. De meeste significante overstromingen vonden plaats in de lente en zomer.
Een moeilijk op te stellen inventaris van historische overstromingen
Het Brussels Gewest wordt blootgesteld aan een risico op overstromingen en dit is niet nieuw. Maar ook al vermelden de archieven van persberichten bepaalde opmerkelijke evenementen, het is moeilijk een gedetailleerde historiek van vroegere overstromingen op te stellen en de overstroomde gebieden precies te kennen.
De provincie Brabant, die bevoegd was voor het grondgebied vóór de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, had de grote waterwegen die in de loop van de vorige eeuw overstroomden opgelijst. Maar het is pas sinds 1997 dat we over een voldoende nauwkeurige inventaris beschikken (adressenlijst). Deze inventaris was of is gevoed door verschillende bronnen: het Rampenfonds (1999-2007), de DBDMH (interventies van de brandweer), Vivaqua (beheerder van het rioleringsnet) en de gemeenten.
Deze gegevensbank bevat evenwel systematische fouten: de bewoonde gebieden of gebieden met economische activiteiten zijn goed vertegenwoordigd, terwijl er geen gegevens zijn voor de groene ruimten. De gegevens komen effectief van instanties met als voornaamste doel het herstellen, beperken of vergoeden van materiële en economische schade als gevolg van overstromingen.
19 significante overstromingen tussen 2007 en 2017
Niet minder dan 19 significante overstromingen werden geteld tussen 2007 en 2017, ofwel gemiddeld bijna 2 overstromingen per jaar. Dit is het resultaat van een vergelijkende analyse tussen de neerslagomstandigheden en de waarnemingen van overstromingen (Leefmilieu Brussel, 2018). Een overstroming werd significant geacht voor alle regenval in de terugkeerperiode van meer dan of gelijk aan 10 jaar: met andere woorden, die een kans van 10% of minder heeft om zich in de loop van het jaar voor te doen. Deze terugkeerperiode komt overeen met het verhoogde gevaar op de kaart van overstromingsgevaargebieden .
De terugkeerperiodes die verbonden zijn met neerslag van een gegeven intensiteit en periode werden berekend voor het referentieweerstation van Ukkel, vanaf de waarnemingen van 1898 tot 2007 (Van de Vyver, 2015). De terugkeerperiode van 10 jaar komt bijvoorbeeld overeen met een totale neerslag van 25,7 mm in 1h of nog 62 mm in 24h. Deze resultaten worden vervolgens vergeleken met de metingen van 16 andere pluviometers (van het Flowbru-netwerk), die sinds 2007 in werking zijn, ter hoogte van elk van de zes deelstroomgebieden van het Gewest. De regenval in Ukkel werd zo vergeleken met de lokale referentieregenval ter hoogte van deze pluviometers.
Voor elke significante regenval die ter hoogte van de stroomgebieden werd geïdentificeerd tussen 2007 en 2017 werden de waarnemingen van overstromingen afkomstig van de inventaris geselecteerd.
Significante overstromingen die plaatsvonden in het BHG tussen 2007 en 2017 (regenval met een terugkeerperiode ≥ 10 jaar).
Bron: Leefmilieu Brussel, de voorlopige overstromingsrisicobeoordeling, 2018

Overstromingen die gewoonlijk in de lente of zomer voorkomen
Tussen 2007 en 2017 werden 19 significante overstromingen geteld. Dit waren allemaal overstromingen door regenval (afvloeiend hemelwater) en opstuwende riolen. Zes van deze overstromingen vielen ook samen met fluviale overstromingen (overstromen van waterlopen).
Aantal overstroomde adreswaarnemingen en maximale terugkeerperiode voor de significante overstromingen die plaatsvonden in het BHG tussen 2007 en 2017
Bron: Leefmilieu Brussel, de voorlopige overstromingsrisicobeoordeling, 2018

De lokaal geregistreerde maximale terugkeerperiode (ter hoogte van een stroomgebied) bedraagt 200 jaar. Ze heeft betrekking op 5 overstromingen, waaronder de top drie van het aantal meldingen (en dus a fortiori schade): 23 en 18 augustus 2011 met respectievelijk 935 en 400 meldingen en 7-8 juni 2016 met 190 meldingen. Twee overstromingen hadden een lokale maximale terugkeerperiode van 100 jaar. Het zijn dus 7 overstromingen afkomstig van het worst case scenario (gering gevaar) van de kaart van overstromingsgevaargebieden die in een decennium werden geteld. Zeven andere overstromingsepisodes behoorden tot het occasioneel scenario (middelgroot gevaar) en 5 tot het vaak voorkomend scenario (groot gevaar).
De meeste significante overstromingen (17 van de 19) vonden plaats in de lente of in de zomer. In deze seizoenen zijn de overstromingen gewoonlijk een gevolg van onweer, dat verantwoordelijk is voor intense regenval van korte duur: ze treffen dus zowel de gebieden bovenaan het stroomgebied als de gebieden in de dalen en worden gekenmerkt door plotselinge fenomenen. Terwijl de herfst en de winter eerder worden gekenmerkt door lange regenperioden: de overstromingen treffen dus vooral de dalen en zijn progressief.
Welke impact heeft de klimaatverandering?
Door hun onduidelijkheid of korte tijdsdekking laten de ingezamelde historische gegevens niet toe om een eventuele tendens te onderscheiden in de kans op overstromingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tussen 1900 en vandaag.
De waarschijnlijke impact van de klimaatveranderingWijst op trage variaties van de klimaatskenmerken mettertijd, op een welbepaalde plaats : opwarming of afkoeling. Sommige vormen van luchtvervuiling, veroorzaakt door menselijke activiteiten, zijn een bedreiging voor het klimaat in de zin dat er een globale opwarming zou kunnen ontstaan. Dit verschijnsel kan belangrijke schade veroorzaken: stijging van de zeeniveaus, verergering van de uiterste klimaatsverschijnselen (droogtes, overstromingen, wervelstormen, enz.), destabilisatie van de bossen, bedreiging voor de zoetwatervoorraden, moeilijkheden voor de landbouw, woestijnvorming, vermindering van de biodiversiteit, verspreiding van tropische ziekten, enz. in de komende jaren zou een toename van de overstromingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inhouden, zowel tijdens de winter (hoogwaterstand van de rivieren) als tijdens de zomer (stuwing van rioleringen) (Factor-X, Ecores, TEC, 2012). De modellen wijzen echter eerder op een afname van hevige neerslag in de zomer. Maar ze tonen ook een stijging van de temperatuur, die een grotere instabiliteit van de atmosfeer zou kunnen veroorzaken en dus zwaardere onweders. Uit voorzorg wordt het overstromingsrisico in de zomer toch hoger ingeschat.
Om te downloaden
Factsheet(s)
Andere publicaties van Leefmilieu Brussel
Studie(s) en rapport(en)
Plan(nen) en programma(‘s)
Nuttige links
Chemische toestand van het grondwater
Indicator - Actualisering : juli 2022
4 van de 5 grondwaterlichamen van het Brussels Gewest bereiken “de goede chemische toestand”. Maar één daarvan, de Sokkel, zal dit in 2007 waarschijnlijk niet halen als gevolg van de aanzienlijke stijging van het ammoniumgehalte. Het waterlichaam van het Brusseliaan zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm is ingedeeld als waterlichaam met een “ontoereikende chemische toestand” vanwege de nitraatverontreiniging en zou dat vanwege deze parameter in 2027 nog steeds zijn. Op geringe diepte en meer rechtstreeks in contact met de menselijke activiteiten, vertoont het ook significante verontreinigingen een aantal pesticiden, door tetrachloorethyleen, door chloriden en door sulfaten. Er moet echter op één positief punt worden gewezen: de parameters totale pesticiden en bepaalde pesticiden vertonen een tendens tot aanzienlijke en duurzame daling.
Nagestreefde doelstelling: bereiken van de “goede chemische toestand”
Voor het grondwater van het Brussels Gewest werden milieudoelstellingen vastgelegd overeenkomstig de Kaderrichtlijn Water en de Kaderordonnantie Water (KRW en KOW) en de “dochterrichtlijn” betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand (2006/118/EG) en haar omzettingsbesluit. Deze komen neer op het bereiken van de “de goede kwantitatieve en chemische toestand” voor de 5 grondwaterlichamen.
Het bereiken van de “goede chemische toestand” impliceert de conformiteit met bepaalde kwaliteitsdoelstellingen (maximale niet te overschrijden concentraties van bepaalde verontreinigende stoffen):
- kwaliteitsnormen voor nitraten en pesticiden (werkzame stoffen en relevante afbraakproducten);
- en vastgestelde drempelwaarden voor verontreinigende stoffen die als risicovol worden beschouwd voor het grondwater. Deze zijn per waterlichaam bepaald in functie van het gebruik van het water (in het Brussels Gewest is dat voornamelijk drinkwatervoorziening, gebruik voor industriële activiteiten of door de tertiaire sector).
Het begrip "goede chemische toestand" betekent ook dat er geen negatieve gevolgen mogen zijn voor het oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...). en de ecosystemen aan land die rechtstreeks afhankelijk van het grondwater zijn en voor de beschermingszones van waterwingebieden die bestemd zijn voor menselijke consumptie. Het gaat alleen om het waterlichaam van het Brusseliaan zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm.
De volledige lijst van de geldende kwaliteitsdoelstellingen is te vinden in de methodologische fiche en ook in factsheet nr.4.
Verontreinigende stoffen... van nature aanwezig in watervoerende lagen
Tijdens zijn infiltratie door de geologische formaties van de ondergrond en zijn opslag in de aquifer kan het grondwater onder bepaalde omstandigheden op natuurlijke wijze verrijkt worden met chemische elementen (metalen, metalloïden, mineralen en organische moleculen). Deze natuurlijke verrijking komt tot uiting in de aanwezigheid van referentieconcentraties voor de betrokken elementen, ook wel “geochemische achtergrond” genoemd. Dit kunnen soms ongewenste of zelfs schadelijke verontreinigende stoffen zijn voor de menselijke gezondheid, waardoor het water zonder voorafgaande behandeling ongeschikt wordt voor bepaalde toepassingen.
Het is belangrijk hiermee rekening te houden bij het vastleggen van de kwaliteitsdoelstellingen. Studies die in 2018 en 2019 werden uitgevoerd om de geochemische achtergrond in het Brusselse grondwater te bepalen, brachten het bestaan aan het licht van een hoge geochemische achtergrond voor drie elementen in de twee waterlichamen van het Sokkel en Krijt systeem en het Landeniaan zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm (ULg, 2018 en 2019):
- chloriden (Cl-). Als verontreinigende stof die een risico vormt, is de drempelwaardeWaarde vanaf welke initiatieven worden genomen. voor deze twee waterlichamen verhoogd;
- ijzer (Fe) en mangaan (Mn). Deze metaalelementen worden echter niet beschouwd als verontreinigende stoffen die een risico vormen voor het grondwater. Voor bepaalde toepassingen kunnen zij echter hinderlijk zijn, omdat zij leiden tot verkleuring van het water en de vorming van ongewenste afzettingen in de waterleidingen.
Hoe wordt de kwaliteit van het grondwater bewaakt?
De monitoring van de chemische toestand van deze 5 grondwaterlichamen, waarmee gestart werd in 2004, gebeurt door de analyse van monsters, die worden genomen ter hoogte van piëzometers, van actieve waterwinningen en van enkele bronnen (uitlaten van waterstromen). Concreet gaat het om 3 afzonderlijke monitoringprogramma’s:
- de toestand- en trendmonitoring die bedoeld is om de algemene staat van elk waterlichaam te karakteriseren, de eventuele langetermijntendensen te identificeren en het opduiken van nieuwe polluenten te detecteren. Eind 2018 gebeurde deze controle op 24 monitoringsites, verspreid over de 5 grondwaterlichamen. Het heeft betrekking op parameters die relevant zijn voor de vervuiling van het grondwater. De controle gebeurde tweejaarlijks voor grondwater. In 2013 werd deze controlefrequentie voor het waterlichaam van het Sokkel en Krijt systeem en dat van het Landeniaan zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm teruggeschroefd naar eenmaal per jaar, in het licht van de verworven kennis en de hydrogeologische context van die waterlichamen. Sinds 2022 is de controlefrequentie tweejaarlijks voor grondwaterlagen en jaarlijks voor begrensde watervoerende lagen.
- de operationele monitoring waarmee men de waterlichamen wil opvolgen die het risico lopen de “goede chemische toestand” niet te bereiken, of die een stijgende tendens voor een bepaalde verontreinigende stof vertonen. Dankzij de operationele controle kunnen eveneens de gevolgen geëvalueerd worden voor de betrokken risicowaterlichamen van de invoering van kwaliteitsherstelprogramma’s. Eind 2018 vindt een dergelijke controle plaats twee keer per jaar op 10 monitoringsites die verspreid zijn over het waterlichaam van het Brusseliaan zand. Zij heeft vooral betrekking op de risicoparameters in kwestie (met name de nitraten, sommige pesticiden, de tetrachloorethyleen en een minimale lijst van verontreinigende parameters die geacht worden een risico voor het grondwater in te houden).
- de aanvullende monitoring binnen het waterlichaam van het Brusseliaan zand, voor het toezicht op drie beschermde gebieden:
- de beschermingszone van waterwingebieden die bestemd zijn voor menselijke consumptie;
- de hydrogeologische aanvullingsgebieden van met grondwater verbonden aquatische ecosystemen en grondwaterafhankelijke terrestrische ecosystemen;
- de kwetsbare zone voor nitraten uit agrarische bronnen.
Voor de oppervlakkige waterlagen – in de alluviën van de vallei van de Zenne en de aangrenzende valleien, alsook in de sedimenten van het Kwartair – gebeurt er momenteel geen systematische kwalitatieve monitoring.
4 grondwaterlichamen in “goede chemische toestand”, maar verhoogde ammoniumniveaus in twee ervan
4 van de 5 Brusselse waterlichamen werden in “goede chemische toestand” bevonden op basis van de monitoringsresultaten van 2018:
- het Sokkel en Krijt systeem,
- de Sokkel,
- het Landeniaan zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm,
- het Noordwest Brusseliaan en Tielt zand systeem.
De vooruitzichten voor 2027 zijn minder gunstig: in de drie begrensde watervoerende lagen wordt een opwaartse tendens van de ammoniumconcentraties waargenomen. Voor de Sokkel is deze tendens statistisch significant en duurzaam. Dit waterlichaam wordt daarom aangemerkt als een waterlichaam dat tegen 2027 dreigt te verslechteren tot een “ontoereikende toestand”.
Deze hoge ammoniumgehaltes zouden het gevolg zijn van de instroom van vervuild oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...). (directe lozingen van huishoudelijk en industrieel afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is.) in het grondwater en/of een fenomeen van nitraatreductie (dat het gevolg zou kunnen zijn van landbouwactiviteiten bovenstrooms van het Brussels Gewest, ter hoogte van de uitloopgebieden van deze drie waterlichamen).
Chemische toestand van de 5 Brusselse grondwaterlichamen (2018) en trends van vastgestelde verontreinigende stoffen
Bron: Leefmilieu Brussel, 2022

1 waterlichaam in “ontoereikende toestand” wegens nitraten
De zandlaag van het Brusseliaan zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm – die we op geringere diepte in de ondergrond aantreffen en die sterker blootgesteld is aan de oppervlaktevervuiling – blijft in “ontoereikende chemische toestand” vanwege de verontreiniging door nitraten. En dat zal in 2027 waarschijnlijk zo blijven, opnieuw vanwege deze parameter. De kwaliteit ervan wordt ook aangetast door de occasionele aanwezigheid van andere verontreinigende stoffen...
Nitraten, de boosdoeners in het waterlichaam van het Brusseliaan zand
De verontreiniging van het Brusseliaan zand door nitraten is niet nieuw... Het onderzoek van de concentratietrends op de verschillende meetpunten die in de periode 2009-2018 op de schaal van het waterlichaam werden uitgevoerd, toont geen bijzondere evolutie aan, behalve op 4 plaatsen die tot de meest verontreinigde behoren en waar een aanzienlijke daling wordt vastgesteld.
De gemiddelde concentratie op schaal van het waterlichaam bedroeg in 2018 39 mg/l, terwijl de norm op 50 mg/l ligt. De mate van verontreiniging varieert sterk tussen de monitoringsites, van 5 tot 110 mg/l in 2018. Bijna een op de twee sites (44% van de meetpunten) overschrijdt de norm.
- De overschrijdingen worden voornamelijk waargenomen in het midden van het Gewest, in sterk verstedelijkte zones.
- De lage nitraatconcentraties worden daarentegen opgemeten in het zuidoosten van het waterlichaam, in het gebied dat overeenkomt met het Zoniënwoud en weinig blootgesteld is aan menselijke activiteiten.
- Tussenliggende concentraties worden gemeten in het zuidwesten van het waterlichaam, in Ukkel, waar weinig verstedelijking is.
Gemiddelde nitraatconcentratie in het grondwaterlichaam van het Brusseliaan zand (2006-2018)
Bron: Leefmilieu Brussel, 2022

Waarvan zijn deze nitraten afkomstig?
Er werden universitaire onderzoeken uitgevoerd om te bepalen of de herkomst van de nitraatvervuiling in het waterlichaam van het Brusseliaan zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm, onder meer aan de hand van stikstof- en zuurstofisotopenanalyses die tussen 2009 en 2015 werden uitgevoerd (UCL, 2013 en 2018). Het isotopenonderzoek maakt het mogelijk de belangrijkste bronnen van nitraatemissie op elke meetlocatie en op de schaal van het waterlichaam te onderscheiden. Er werden drie belangrijke verontreinigingsbronnen en een vierde, minder belangrijke, geïdentificeerd:
Belangrijkste emissiebronnen van nitraten in het Brusseliaan zand
Bron: UCL, 2013 en 2018

- Stikstofhoudende meststoffen, waarvan de totale bijdrage op de schaal van het waterlichaam 35% zou bedragen (roze en zalmroze op de figuur). De bemesting van particuliere stadstuinen door huishoudens en van openbare groene ruimten zou dus een grote invloed hebben op deze verontreiniging, vooral in het zuidoosten van het Gewest. Landbouwbemesting in het Vlaams Gewest, stroomopwaarts van het waterlichaam, zou ook een invloed hebben op de nitraatconcentraties die in het zuiden van het Brussels Gewest worden aangetroffen.
- Huishoudelijk afvalwaterWater dat in huishouding of industrie dienst heeft gedaan en gewoonlijk met verschillende stoffen beladen is. (grijs). Deze bijdrage wordt geraamd op 31% op de schaal van het waterlichaam en loopt op tot bijna 50% voor de stations dicht bij sterk verstedelijkte gebieden. Dit afvalwater is voornamelijk het resultaat van verliezen op het rioleringsnet, dat op sommige plaatsen als verouderd wordt beschouwd: volgens de door Vivaqua opgestelde inventaris werd eind 2019 17% van de 1.100 km geïnspecteerde rioolsecties als gevoelig verslechterd beschouwd. In mindere mate is het afvalwater dat verantwoordelijk is voor de nitraatverontreiniging afkomstig van het ontbreken van een rioleringssysteem in sommige straten, of zelfs van het bestaan van zinkputten in bepaalde wijken.
- De afbraak (of mineralisatie) van organisch materiaal door micro-organismen in de bodem (bruin). Het effect ervan is betrekkelijk homogeen in de volledige studiezone en wordt geraamd op 27% van de verontreiniging op de schaal van het waterlichaam. In groene ruimten, en met name in het Zoniënwoud, is dit een natuurlijk proces dat niet als waterverontreiniging wordt beschouwd. In stedelijke gebieden kan mineralisatie van organische bodems optreden nadat deze tijdens stedenbouwkundige projecten zijn omgewerkt.
- Atmosferische afzettingen (blauw), met de laagste bijdrage (7% op de schaal van het waterlichaam). Dit aandeel is echter groter in het Zoniënwoud, in het zuidoosten van het waterlichaam, mogelijk als gevolg van de grotere neerslag.
Om de nitraatconcentraties in het waterlichaam van het Brusseliaan zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm te verminderen, voorziet het 3de Waterbeheerplan enerzijds in de voortzetting van de renovatie en uitbreiding van het rioleringsnet om het doorsijpelen van afvalwater in het grondwater te verminderen. Indien aansluiting op de riolering technisch onmogelijk of buitenproportioneel duur is, moet een individueel afvalwaterzuiveringssysteem worden aangelegd. Anderzijds voorziet het plan in een vermindering van het gebruik van stikstofhoudende meststoffen door een herziening van de voorwaarden voor de exploitatie van landbouw- of soortgelijke inrichtingen en door een betere bewustmaking van particulieren, beheerders van groene ruimten en vakmensen ten aanzien van goede landbouwpraktijken.
Pesticiden zijn in aanzienlijke mate aanwezig in het Brusseliaan zand, maar de situatie verbetert
De pesticiden met een significante aanwezigheid ter hoogte van het waterlichaam van het Brusseliaan zand, zijn herbiciden: atrazine, zijn afbraakproducten (desethyl- en desisopropylatrazine), 2,6 dichloorbenzamide (BAM), alsook simazine. Andere herbiciden zoals diuron werden eveneens occasioneel en plaatselijk aangetroffen. Deze pesticiden zijn hoofdzakelijk toe te schrijven aan huishoudelijk gebruik, zowel door particulieren als openbare instanties (onderhoud van tuinen, paden, groene ruimten, begraafplaatsen, …).
De overschrijdingen van de normen voor deze stoffen worden hoofdzakelijk waargenomen in 3 monitoringspunten gelegen in sterk verstedelijkte gebieden.
De vervuiling door atrazine, zijn afbraakproducten, simazine en diuron zou getuigen van een historische verontreiniging (zijn allemaal verboden sinds medio jaren 2000) of van het illegaal gebruik van oude productvoorraden. Pesticideverontreiniging gaat nog vele jaren door, wegens de grote stabiliteit van bepaalde van deze moleculen, door hun erg langzame en complexe migratie in de bodem en in de ondergrond (adsorptie-/desorptieprocessen op de bodemdeeltjes) of door het feit dat het grondwater zich slechts langzaam vernieuwt.
Niettemin is het waterlichaam van het Brusseliaan zand in 2018 voor het eerst ingedeeld in een “goede toestand” met betrekking tot pesticiden (totaal en per stof): van de 77 geanalyseerde werkzame stoffen en afbraakproducten van pesticiden werd 16% gekwantificeerd. En er werden significante en aanhoudende neerwaartse trends vastgesteld over de periode 2009 tot 2018 voor het totaal aan bestrijdingsmiddelen, atrazine en de afbraakproducten daarvan, bromacil en propazine.
Voorzichtigheid blijft geboden aangezien op sommige sites stijgende trends worden waargenomen voor simazine en diuron. Bovendien werden in 2018 twee niet-relevante afbraakproducten, chloorthalonil SA en desfenylchloridazon, gekwantificeerd, na de uitbreiding van de monitoring tot nieuwe stoffen. De aanwezigheid van deze stoffen moet door verdere analyse worden bevestigd.
Het ziet ernaar uit dat de Europese en federale reglementen met betrekking tot het in de handel brengen en het schrappen van de erkenning van bepaalde pesticiden waardoor zij niet meer kunnen gebruikt worden door particulieren en openbare instanties, werpen dus vruchten af. Ook de “pesticiden” ordonnantie van 2013 evenals het bijhorend gewestelijk programma voor de reductie van pesticiden dragen bij tot de bescherming van de kwaliteit van het grondwater, door het versterken van de vereisten en de voorwaarden voor hun gebruik. Er wordt overwogen de beperkingen op het gebruik van pesticiden uit te breiden tot particuliere terreinen.
Tetrachloorethyleen, een kankerverwekkende stof, accumuleert in sommige sites van het Brusseliaan zand
Tetrachloorethyleen is significant aanwezig op drie meetpunten van het waterlichaam van het Brusseliaan zand. Een ervan vertoont in 2018 zelfs concentraties die meer dan 10 maal de drempelwaardeWaarde vanaf welke initiatieven worden genomen. bedragen! Hoewel het aantal sites in overschrijding laag is en niet leidt tot een verslechtering van het waterlichaam met betrekking tot deze verbinding, ligt de gemiddelde concentratie op het niveau van het waterlichaam in 2018 dicht bij de drempelwaarde. Bovendien is voor deze parameter in de periode 2009-2018 een significante en aanhoudende stijgende trend vastgesteld.
Goed om te weten
Die vluchtige organische verbinding is een solvent dat wordt gebruikt in de industrie (bv.: chemische reiniging, schilderwerk, ontvetten van metaaloppervlakken, textielafwerking, olie- en vetextractie…). Wegens het carcinogene potentieel is het gebruik ervan sinds 1980 aan banden gelegd en naar verwachting zal het tegen 2030 in Europa verboden zijn.
Op dit moment is het moeilijk om te bepalen of de waargenomen overschrijdingen het resultaat zijn van vroegere (verontreinigde terreinen) of huidige industriële activiteiten.
Het 3de waterbeheerplan omvat onder andere het identificeren van die puntbronnen van verontreiniging, om de exploitatievoorwaarden te controleren of te versterken van de milieuvergunningen in de sectoren waarin tetrachloorethyleen wordt gebruikt, de bodemverontreiniging te verhelpen en alternatieve stoffen te promoten.
Andere verontreinigende stoffen onder de loep voor het Brusseliaan zand
Andere verontreinigende stoffen (sulfaten, chloriden, …) die van bepaalde oppervlakteactiviteiten afkomstig zijn, werden eveneens lokaal en/of occasioneel gemeten op bepaalde monitoringsites van het waterlichaam van het Brusseliaan zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm. In 2018 werden lokale overschrijdingen vastgesteld voor ammonium, nitrieten, chloriden en sulfaten. De laatste twee zijn bijzonder zorgwekkend omdat ze sinds 2009 aanzienlijk zijn toegenomen, zowel op individuele monitoringsites als op het niveau van het waterlichaam.
Om te downloaden
Methodologische fiche(s)
Toegang tot de gegevens
- Chemische toestand van de 5 grondwaterlichamen (2009, 2012 en 2018) (.xls)
- Applicatie Bruwater, toegang tot de grondwatergegevens
- Applicatie Brugeotool, toegang tot de geologische, hydrogeologische en geothermische gegevens
Factsheet(s)
- 4. Normen en wettelijke referentiewaarden inzake water (.pdf)
- 7. Grondwater (2005) (.pdf)
- 13. Brussels wettelijk kader inzake water (.pdf)
Autres publications de Bruxelles Environnement
- Interactieve kaart van de geologie
- Interactieve kaart van de meetstations van het niveau en de kwaliteit van het grondwater
- Tabel van de hydrogeologische eenheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (.pdf)
Studie(s) en rapport(en)
- UNIVERSITE DE LIEGE, Thomas C., Brouyère S et Orban P., juli 2019. « Mise en évidence des concentrations géochimiques de référence dans les nappes phréatiques tertiaires et du Socle en zone d’alimentation ». Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 235 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
- UNIVERSITE DE LIEGE, Thomas C., Brouyère S et Orban P., 2018. « Caractérisation de la concentration de référence de certains paramètres chimiques présents naturellement dans les masses d’eau souterraine captives du Socle et du Crétacé (BR01) et du Landénien (BR03) en Région de Bruxelles-Capitale". Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel 202 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
- EARTH AND LIFE INSTITUTE – UNIVERSITE CATHOLIQUE DE LOUVAIN (UCL), Petit S., Vanclooster M. et Bogaert P. maart 2018. « Caractérisation de la pollution par les nitrates dans la masse d’eau des Sables du Bruxellien/Yprésien en Région de Bruxelles-Capitale ». Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 88 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
- EARTH AND LIFE INSTITUTE – UNIVERSITE CATHOLIQUE DE LOUVAIN (UCL), De Coster A., Vanclooster M., maart 2013. “Studie van de verontreiniging van het Brusseliaans grondwaterlichaam door nitraten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Actuele toestand en identificatie van de bronnen van de verontreiniging”. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 87 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
Plan(nen) en programma(‘s)
Kwantitatieve toestand van het grondwater
Focus - Actualisering : juni 2022
De kwantitatieve toestand van de vijf grondwaterlichamen wordt geacht goed te zijn. Dat zou zo moeten blijven tegen 2027, zolang de huidige trends inzake wateronttrekking en instroom in de watervoerende lagen aanhouden. Dit is een goed teken voor met name de drie diepste waterlichamen, waar het potentieel voor exploitatie door waterwinning beperkt is. Aan de andere kant lijkt de aanvulling van de grondwaterlagen sinds 2003 relatief beperkt te zijn, na verscheidene jaren van geringe aanvulling, en naar verwachting zal dit verder negatief worden beïnvloed door de klimaatveranderingWijst op trage variaties van de klimaatskenmerken mettertijd, op een welbepaalde plaats : opwarming of afkoeling. Sommige vormen van luchtvervuiling, veroorzaakt door menselijke activiteiten, zijn een bedreiging voor het klimaat in de zin dat er een globale opwarming zou kunnen ontstaan. Dit verschijnsel kan belangrijke schade veroorzaken: stijging van de zeeniveaus, verergering van de uiterste klimaatsverschijnselen (droogtes, overstromingen, wervelstormen, enz.), destabilisatie van de bossen, bedreiging voor de zoetwatervoorraden, moeilijkheden voor de landbouw, woestijnvorming, vermindering van de biodiversiteit, verspreiding van tropische ziekten, enz.. Gezien de grote invloed op het grondwaterpeil, is er dus een potentieel risico dat de goede kwantitatieve toestand de komende jaren niet wordt bereikt. Dit risico is groter voor het waterlichaam van het Brusseliaan zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm, waarvan het niveau op sommige meetpunten momenteel historisch laag is.
Nagestreefde doelstelling: bereiken van de “goede kwantitatieve toestand”
Voor het grondwater van het Brussels Gewest werden milieudoelstellingen vastgelegd overeenkomstig de Kaderrichtlijn Water en de Kaderordonnantie Water (KRW en KOW) en de “dochterrichtlijn” betreffende de bescherming van het grondwater (2006/118/EG) en haar omzettingsbesluit. Deze komen neer op het bereiken van de “goede kwantitatieve en chemische toestand” voor de 5 grondwaterlichamen.
De “goede kwantitatieve toestand” van een grondwaterlichaam komt overeen met een duurzaam beheer van het water, dat rekening houdt met de evolutie van de winningen en de aanvulling van de aquifers. Met andere woorden, de onttrekkingen (natuurlijke of kunstmatige uitstroom) moeten in evenwicht zijn met de aanvullingsgraad van de watervoerende laag (instroom). Een ander element waarmee rekening moet worden gehouden, is de uitwisseling van water tussen watervoerende lagen in de ondergrond, zowel verticale overdrachten tussen verschillende niveaus als horizontale overdrachten tussen grensoverschrijdende watervoerende lagen.
Goed om te weten
De goede kwantitatieve toestand van het grondwaterlichaam van het Brusseliaan zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm houdt ook rekening met het basisdebiet van de Woluwe die het voedt, en met de staat van instandhouding van de terrestrische ecosystemen die ervan afhankelijk zijn (Natura 2000-habitats).
De karakterisering van de goede toestand is onder meer gebaseerd op de analyse van de evolutie van het grondwaterpeil (of piëzometrische gegevens). De hier gepresenteerde beoordeling van de kwantitatieve situatie in 2018 is gebaseerd op gegevens uit de periode 2000-2018.
Deze karakterisering is ook gebaseerd op de schatting van de beschikbare hulpbron, verkregen dankzij de uitvoering van een hydrogeologische evaluatie in het Brussels Gewest. Het doel van deze beoordeling is om voor een typisch jaar de gemiddelde instroom en uitstroom voor elk waterlichaam te berekenen. Het wordt opgesteld met behulp van numerieke hydrogeologische modellen, waarmee de grondwaterstromen kunnen worden gereproduceerd en gesimuleerd.
De modellen dienen niet alleen om deze balans te berekenen, maar maken het ook mogelijk de gevoeligheid van een waterlaag voor kwantitatieve druk te beoordelen, de processen voor het transport van verontreinigende stoffen of warmte (geothermische energie) te analyseren en de effecten van verschillende klimaatscenario’s te testen.
Er werden becijferde hydrogeologische modellen ontwikkeld voor drie van de vijf Brusselse grondwaterlichamen: het Brusseliaan zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm, het Noordwest Brusseliaan en Tielt zand systeem, het Landeniaan zand. Voor de 2 waterlichamen van de Sokkel en van het Sokkel en Krijt systeem, is de beoordeling van de toestand, bij gebrek aan een model, uitsluitend gebaseerd op de evolutie van de piëzometrische gegevens; deze moet derhalve als onvolledig worden bestempeld.
Hoe wordt de kwantitatieve toestand van het grondwater gecontroleerd?
Drie monitoringnetwerken volgen de kwantitatieve toestand van het grondwater:
- Het eerste beoogt de vijf geregistreerde grondwaterlichamen van het Brussels Gewest en de bijbehorende ecosystemen. Het zorgt in de eerste plaats voor de monitoring van het piëzometrische peil van het grondwater. Eind 2018 omvatte dit 41 meetpunten, verspreid over de vijf waterlichamen. Twee derde van de locaties is uitgerust met automatische meetstations, die elk uur het waterpeil aflezen. Het overblijvende deel omvat manuele stations waar het peil tweemaal per maand door een operator wordt gemeten.
Dit netwerk werd uitgebreid met de meting van het debiet van de bronnen, die in het Brusseliaan zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm ontspringen. Eind 2018 werden zes bronnen tweemaal per jaar gecontroleerd.
Ten slotte wordt ook een aanvullende monitoring uitgevoerd die specifiek is voor de hydrogeologische toevoerzones van de aquatische en terrestrische ecosystemen die afhankelijk zijn van het Brusseliaan zand (vijf piëzometrische stations, waarvan vier automatisch, en zes bronnen).
- Het tweede dient voor de quartaire sedimenten en de alluviale waterlagen (vier piëzometrische stations).
- Het laatste controleert specifiek het beschermingsgebied van de waterwinningen voor menselijke consumptie (tien piëzometrische stations die worden gecontroleerd door de waterproducent Vivaqua).]
Alle Brusselse grondwaterlichamen verkeren in een goede kwantitatieve toestand
De vijf grondwaterlichamen werden in 2018 beoordeeld als zijnde in goede kwantitatieve toestand. En dat zal zo blijven tegen 2027, voor zover de huidige trends inzake wateronttrekking en instroom in de aquifers worden aangehouden.
Kwantitatieve toestand van de 5 Brusselse grondwaterlichamen (2018)
Bron: Leefmilieu Brussel, 2022

- De eerste twee grondwaterlichamen die we aantreffen vanaf de oppervlakte (en die dus het meest recent zijn) stammen uit het Cenozoïcum, en met name de reeks/het tijdperk van het Eoceen. Het gaat om het “Noordwest Brusseliaan en Tielt zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm systeem” (20 km2) en ook het “Brusseliaan zand” (90 km2). Het eerste is vrij maar plaatselijk artesisch, het tweede vrij. Samen maken deze waterlichamen deel uit van het Brusselse ‘freatische systeem’.
- Het tussenliggende waterlichaam dateert eveneens uit het Cenozoïcum, maar uit de reeks/het tijdperk van het Paleoceen. Het gaat om het “Landeniaan zand” (162 km2). Dit waterlichaam is artesisch.
- De twee diepste (en dus oudste) grondwaterlichamen stammen uit het Paleozoïcum, met name de reeksen/tijdperken van het Cambrium en Mesozoïcum, en de reeks/het tijdperk van het Krijt. Het gaat om het “Sokkel en Krijt systeem” (111 km2) et de “Sokkel” (51 km2). Deze twee waterlichamen zijn artesisch.
Alle Brusselse grondwaterlichamen behoren tot grensoverschrijdende watervoerende lagen van het stroomgebied van de Schelde.
De waterlichamen van het freatische systeem worden gedeeltelijk in het Brussels Gewest gevoed (of aangevuld), voornamelijk op de plateaus. De aanvulling van de artesische waterlichamen vindt uitsluitend buiten de gewestgrenzen plaats, in de alluviale valleien van de Dender en de Dijle in het Vlaams en Waals Gewest.
Het ondoordringbaar maken van de bodems in deze aanvoergebieden kan de infiltratie in het grondwater beperken en daardoor de aanvullingscapaciteit beïnvloeden.
Eerste duidingselement: de evolutie van het grondwaterpeil

De piëzometrische gegevens over de periode 2000-2021 in de grondwaterlichamen vertonen een gunstige tendens: het waterpeil in de grondlagen vertoont een algemene stijgende tendens of blijft stabiel.
De enige uitzondering betreft het waterlichaam van het Brusseliaan zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm, waar de niveaus een sterke variabiliteit in tijd en ruimte vertonen al naargelang van de in aanmerking genomen meetpunten:
- In de stroomopwaarts gelegen delen van het waterlichaam (op de plateaus) is sinds 2004 een algemene neerwaartse trend waar te nemen, met huidige niveaus die historisch laag zijn.
- In de stroomafwaarts gelegen delen van het waterlichaam (in de buurt van de valleibodems/gebieden waar de bronnen aan het oppervlak komen) is de trend stabieler.
In de recente periode van 2016 tot 2021 zijn de niveaus van de waterlichamen negatief beïnvloed door de ontoereikende aanvullingen van 2017 en 2018. Sinds 2019 stijgen ze, behalve in de stroomopwaarts gelegen delen van het waterlichaam van het Brusseliaan zand (op de plateaus), waar de niveaus verder zijn gedaald.
Waarom evolueert het waterpeil van het Brusseliaan zand verschillend op verschillende meetpunten?
Aangezien het om een relatief ondiepe en een vrije waterlichaam gaat, hangt het piëzometrische niveau rechtstreeks samen met de neerslaghoeveelheden: het schommelt volgens aanvulperiodes en periodes waarin de laag droog komt te liggen. Die schommelingen zijn echter noch identiek, noch synchroon voor de verschillende meetpunten. Zoals aangetoond in onderstaande figuren kan de cyclus seizoensgebonden zijn (zoals voor meetpunt 371, hydrogeologisch stroomafwaarts van het waterlichaam) of meerdere jaren omvatten (zoals voor meetpunt 397, hydrogeologisch stroomopwaarts van het waterlichaam). Wat de meerjarentrends betreft: trendomkeringen doen zich niet noodzakelijk op dezelfde datum voor. Bovendien volgen de waargenomen evoluties niet noodzakelijk dezelfde richting.
Evolutie van het piëzometrisch niveau van het waterlichaam van het Brusseliaan zand op twee meetpunten (371 en 397)
Bron: Leefmilieu Brussel, afbeeldingen overgenomen van BruWater, 2022
Meerdere factoren kunnen worden aangehaald ter verklaring van de variabiliteit die werd vastgesteld voor het waterlichaam van het Brusseliaan: de milieuomstandigheden van het meetpunt (verstedelijking, enz.), zijn ligging ten opzichte van de grenzen van de aquifer, de diepte van de aquifer loodrecht op het meetpunt, de doorlatendheid van de geologische formaties van de niet-verzadigde zone waar infiltratiewater doorheen loopt, de interactie met het oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...)....]
Tweede duidingselement: de evolutie van gewonnen watervolumes
Ongeveer 150 winningen, verspreid over de verschillende waterlichamen, zijn onderworpen aan een vergunning. Daarvan zijn er ongeveer 100 daadwerkelijk in gebruik. In 2020 werd er 2,3 miljoen m3 water gewonnen uit de verschillende lagen, waarvan 4/5 afkomstig was uit de waterwinningen van Vivaqua in het Terkamerenbos en het Zoniënwoud (waterlichaam van het Brusseliaan) die voor de productie van drinkwater zijn bestemd (zie “Drinkwaterbevoorrading en -verbruik”). Het laatste vijfde is bestemd voor industrieel of tertiair gebruik. Het volume dat bestemd is voor de landbouwsector is te verwaarlozen aangezien die sector amper aanwezig is in het Brussels Gewest.
Goed om te weten
De volumes die in 2020 voor de drinkwatervoorziening uit het Brusselse grondwater werden gehaald, vertegenwoordigen 80% van de totale volumes die eruit worden gehaald. Ze voorzien echter in slechts 3% van de drinkwaterbehoefte van het Brussels Gewest!
Een dalende tendens is duidelijk merkbaar voor de gewonnen volumes waarvoor een vergunning vereist is en dat voor alle waterlichamen en alle gebruiken. Die algemene daling kan verklaard worden:
Vooral door een algehele afname in waterwinning voor drinkwatervoorziening van 50% tussen 1986 (recordjaar) en 2020. Dit is geen keuze van de waterproducent, maar een gevolg van de evolutie van de piëzometrie van het Brusseliaan zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm: de galerij van het Zoniënwoud verzamelt het water uit de watervoerende laag door afvloeiing als gevolg van de zwaartekracht.
- en in mindere mate door de tertiarisering van de Brusselse economie: waterwinning voor industriële doeleinden neemt alsmaar af, zowel in aantal als in volume. Dat er ondanks die tertiarisering ook een daling is opgetekend voor de tertiaire sector zou kunnen betekenen dat de tertiaire sector steeds minder beroep doet op grondwaterwinning als alternatief voor drinkwater. De verplichtingen die te maken hebben met het onderhoud van een waterwinningspunt (tijd, kosten) kunnen de exploitanten ontmoedigen in vergelijking met de gemakkelijke en ‘goedkope’ toegang tot een aansluiting op het distributienet.
De voorspellingen zijn dat de onttrekkingen voor de industriële en tertiaire sectoren status quo zullen blijven of zullen afnemen en dat de watervraag van de gezinnen zich zal stabiliseren (zie “Drinkwaterverbruik door de gezinnen”).
Naast die onttrekkingen waarvoor een vergunning vereist is, wordt er op bouwwerven tijdelijk water opgepompt om het grondwater te bemalen en om de funderingen van bouwwerken droog te kunnen realiseren of om werken met betrekking tot de saneringHet behandelen van de verontreiniging die een gebied aantast (bodem, water) om dat gebied in zijn oorspronkelijke staat te herstellen of ten minste wettelijk bepaalde waarden te bereiken. van verontreinigde bodems te kunnen verrichten. Er wordt ook permanent water opgepompt, om overstromingen in de ondergrondse infrastructuren van de metro te voorkomen (hoofdzakelijk ondiepe alluviale watervoerende lagen), of met het oog op een geothermisch gebruik van het grondwater (diepe artesische watervoerende lagen). Wat de ondergrondse infrastructuren betreft, gaat het, hoewel de debieten niet met zekerheid gekend zijn, in het algemeen om redelijk beperkte hoeveelheden. Bij geothermische systemen worden de onttrokken hoeveelheden systematisch weer in dezelfde watervoerende laag geïnjecteerd.
Wat is de gevoeligheid van de grondwaterlagen voor onttrekking door waterwinning?
Met behulp van onder meer hydrogeologische modellen werd de gevoeligheid van de waterlichamen voor onttrekking door waterwinning beoordeeld. Met andere woorden, men heeft bepaald wat de relatieve invloed is van de wateronttrekkingsdruk op de kwantitatieve toestand van de grondwaterlagen.
Voor de twee waterlichamen van de Paleo-Mesozoïsche sokkel werd de gevoeligheid, bij gebrek aan een hydrogeologisch model, door deskundigen geraamd. Ze wordt vergelijkbaar geacht met die van het Landeniaan zand, gezien de vele overeenkomsten tussen deze waterlichamen (artesisch karakter van de grondwaterlagen, min of meer identieke infiltratiezones, sterk beperkte aanvulling door een gebrek aan doorlatendheid van de bovenliggende lagen enz.).
- Voor het freatische systeem, bestaande uit de waterlichamen van het Brusseliaan zand en het Noordwest Brusseliaan en Tielt zand systeem, wordt de gevoeligheid voor wateronttrekking als laag tot matig beschouwd.
- Voor de drie artesische waterlichamen is ze hoog. Met andere woorden hebben zij een beperkt potentieel voor exploitatie door waterwinning. Het is dan ook absoluut noodzakelijk de onttrekkingen nauwgezet te beheren om een duurzaam beheer van de hulpbron te waarborgen.

Een ander specifiek duidingselement voor het freatische systeem: de drainage van grondwater op de bodem van de vallei
Voor het freatische systeem dat in contact staat met oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...)., vormen de onttrekkingen door waterwinning niet het grootste deel van de uitstroom – verre van. De belangrijkste uitstroom is de natuurlijke afwatering van het grondwater in de alluviale valleibodem door het hydrografische net enerzijds en het rioleringssysteem anderzijds. De andere uitstroom, voor de voeding van de bronnen, heeft een relatief klein aandeel, vergelijkbaar met dat van de onttrekkingen door waterwinning. Niettemin zou deze stroom naar boven toe kunnen worden herzien aan het eind van de inventarisatie van Brusselse bronnen die momenteel wordt uitgevoerd (meer dan honderd bronnen geïdentificeerd).
Derde duidingselement: de evolutie van de gemiddelde jaarlijkse aanvulling
Een waterbalans werd opgesteld op basis van neerslag- en potentiële evapotranspiratiegegevens van het KMI, voor elk jaar van 1976 tot 2019. Het laat zien hoe atmosferische neerslag (P) wordt verdeeld tussen: actuele evapotranspiratieRegenwater wordt op grondniveau vastgehouden en verdampt vervolgens in de atmosfeer. De aanwezigheid van planten versterkt dit fenomeen aanzienlijk. (AET), afvloeiing (R) over grondoppervlakken en aanvulling of infiltratie (I), d.w.z. de hoeveelheid die door de bodem en de ondergrond sijpelt om de grondwaterpeilen te voeden.
Goed om te weten
De periode waarin in principe grondwateraanvulling plaatsvindt, de zogenaamde periode van effectieve aanvulling, zou van september-oktober tot februari-maart lopen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (KMI, 2014 & studie met betrekking tot de modellering van de Brusseliaan-waterlaag, 2015). In de lente en in de zomer is er weinig infiltratie van neerslagwater, omdat dit dan naar plantengroei gaat.
Waterbalans in het station van Ukkel (1976-2019)
Bron: Leefmilieu Brussel, station Ukkel, 2020

Er is een neerwaartse trend in de grondwateraanvulling vastgesteld van bijna 50% over de periode 1976-2019. Die is het resultaat van een daling van de neerslag die in deze periode werd waargenomen, gecombineerd met een betrekkelijk constante evapotranspiratieRegenwater wordt op grondniveau vastgehouden en verdampt vervolgens in de atmosfeer. De aanwezigheid van planten versterkt dit fenomeen aanzienlijk..
Klimaatveranderingsmodellen voorspellen bovendien een afname van de aanvulling met ongeveer 10% in 2100 vergeleken met 2005, ongeacht het klimaatscenario (wetenschappelijk consortium CORDEX). Verwacht wordt dat de evapotranspiratie (ETR) zal toenemen, in overeenstemming met de stijgende temperaturen. Het neerslagregime (P) zal veranderen, maar de veranderingen (spreiding in de tijd, frequentie, intensiteit en duur) variëren al naargelang van de klimaatscenario’s.
Wat is de gevoeligheid van het grondwater voor variaties in de aanvulling?
De piëzometrie van het grondwater blijkt sterk gevoelig te zijn voor de aanvullingsvariaties, en dat voor alle waterlichamen. Voor het freatische systeem is de gevoeligheid ongeveer 15 maal hoger dan de gevoeligheid voor de onttrekkingen door waterwinning; voor het Landeniaan zandBodemdeeltjes die groter zijn dan 0,05 mm is ze vijf keer hoger.
Wat is de impact van klimaatverandering op het grondwaterpeil?
Een eerste kwantificering van de impact van deze geprogrammeerde daling van de aanvulling op de grondwatervoorraden kon voor het freatische systeem worden uitgevoerd dankzij het hydrogeologische model. Uit de resultaten blijkt dat de piëzometrie van deze waterlichamen tegen 2100 zou kunnen dalen tot een waarde van -0,83 m ten opzichte van 2013, met als gevolg:
- Een daling van 1 tot 4% van het gemiddelde jaarlijkse basisdebiet van het grondwater dat het stelsel van het oppervlaktewaterEr wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen zeewater en binnenwater, wat op zijn beurt in oppervlaktewater en grondwater wordt onderverdeeld. Het oppervlaktewater wijst op het water dat op de oppervlakte van de aarde afvloeit of stagneert en bevat het water van de meren, rivieren en waterpartijen (vijver, kunstmatige bekkens, poelen, ...)./de hoofdcollectoren op de bodem van de vallei voedt. Dit zal resulteren in een daling van het basisdebiet van de Brusselse rivieren.
- Een daling van 3% van het gemiddelde jaarlijkse debiet van de drainagegalerij in het Zoniënwoud.
Om te downloaden
Toegang tot de gegevens
- Applicatie Bruwater, toegang tot de grondwatergegevens
- Applicatie Brugeotool, toegang tot de geologische, hydrogeologische en geothermische gegevens
Factsheet(s)
- 4. Normen en wettelijke referentiewaarden inzake water (.pdf)
- 7. Grondwater (.pdf)
- 13. Brussels wettelijk kader inzake water (.pdf)
Andere publicaties van Leefmilieu Brussel
- Interactieve kaart van de geologie
- Interactieve kaart van de hydrogeologie
- Interactieve kaart van de grondwater winningen
- Interactieve kaart van de meetstations van het niveau en de kwaliteit van het grondwater
- Tabel van de hydrogeologische eenheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (.pdf)
- Brussels Phreatic System Model (BPSM) – versie 1.0 – Hydrogeologische modellering op basis van de eindige-elementenmethode met betrekking tot het freatische systeem, september 2020. 148 pp. (.pdf) (enkel in het Frans)
- BRUSTRATI3D Versie 1.1, Harmonisation et corrections apportées aux rasters des toits des unités stratigraphiques du modèle BRUSTRATI3D version 1.0 et calcul des rasters d’épaisseurs - Addendum au rapport BRUSTRATI3D version 1.0 (Belgische Geologische Dienst), 2018. 56 pp. (.pdf) (enkel in het Frans)
Studie(s) en rapport(en)
- KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT VOOR NATUURWETENSCHAPPEN, BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST (BGD), 2017. “BRUSTRATI3D Versie 1.0, Stratigrafische 3D-modellering van de ondergrond van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest”. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 110 pp. (.pdf) (enkel in het Frans)
- KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT VOOR NATUURWETENSCHAPPEN, BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST (BGD) en AQUALE, augustus 2015. “Geologische 3D-modellering van de aquifer van het Landeniaan – Fase 1”. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 61 pp. (.pdf) (enkel in het Frans)
- KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT VOOR NATUURWETENSCHAPPEN, BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST (BGD) en AQUALE, december 2016. “Uitvoering van een hydrogeologische studie van het grondwaterlichaam van het Landeniaan” - Fase 2. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 278 pp. (.pdf) (enkel in het Frans) p.1-133
- KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT VOOR NATUURWETENSCHAPPEN, BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST (BGD) en AQUALE, november 2015. “Uitvoering van een hydrogeologische studie van het grondwaterlichaam van het Brusseliaan – Fase 1: Geologische 3D-modellering van de geologische formaties die het grondwaterlichaam van het Brusseliaan zand vormen”. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 56 pp. (.pdf) (enkel in het Frans)
- KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT VOOR NATUURWETENSCHAPPEN, BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST (BGD) en AQUALE, december 2015. “Uitvoering van een hydrogeologische studie van het grondwaterlichaam van het Brusseliaan – Fase 2”. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 470 pp. (zonder de bijlagen) (.pdf) (enkel in het Frans)
Plan(nen) en programma(‘s)
Modellering van de ondergrondse waterlagen van de Brusseliaanzanden en het Landeniaan
Focus - Actualisering : januari 2018
De grondwaterlagen van het Brusseliaanzand en het Landeniaan zijn twee strategische waterreserves in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Modelleringen hebben aangetoond dat hun huidige exploitatie voor de drinkwaterbevoorrading en industrieel en tertiair gebruik redelijk en duurzaam lijkt. Hoewel de grondwaterlaag van het Brusseliaanzand goed stand houdt, is het waterniveau gevoelig voor de toevoer van regenwater en dus voor de klimaatveranderingWijst op trage variaties van de klimaatskenmerken mettertijd, op een welbepaalde plaats : opwarming of afkoeling. Sommige vormen van luchtvervuiling, veroorzaakt door menselijke activiteiten, zijn een bedreiging voor het klimaat in de zin dat er een globale opwarming zou kunnen ontstaan. Dit verschijnsel kan belangrijke schade veroorzaken: stijging van de zeeniveaus, verergering van de uiterste klimaatsverschijnselen (droogtes, overstromingen, wervelstormen, enz.), destabilisatie van de bossen, bedreiging voor de zoetwatervoorraden, moeilijkheden voor de landbouw, woestijnvorming, vermindering van de biodiversiteit, verspreiding van tropische ziekten, enz.. De Landeniaanse grondwaterlaag wordt gekenmerkt door een minder bestendige instandhouding en een grotere gevoeligheid voor onttrekking.
Het bereiken van de “goede kwantitatieve toestand”: een uitdaging voor de beheerder
Het grondwater van het Brussels Gewest moet in 2015 en tegen 2021 voldoen aan de doelstellingen die zijn vastgelegd in de Europese richtlijnen (zie focus van het VSL 2011-2014). Een van deze doelstellingen is het bereiken van een “goede kwantitatieve toestand” van de grondwaterlichamen, namelijk een duurzaam beheer van de watervoorraden.
Om te voorspellen of de kwantitatieve toestand van het grondwater ook in de komende jaren zal worden bereikt, moeten we het voortbestaan van de beschikbare watervoorraden ramen. We moeten met andere woorden beoordelen of de watervoorraad duurzaam wordt en zal worden beheerd en of de watertoevoer (aanvulling van de grondwaterlaag) zal volstaan om aan de vraag (onttrekking) te voldoen. Hydrogeologische modellering is hiervoor een zeer nuttig hulpmiddel.
Hydrogeologische modellering: een instrument om de watervoorraden te beoordelen
Daarom heeft Leefmilieu Brussel als beheerder van de grondwaterlichamen een beroep gedaan op de Belgische Geologische Dienst en Aquale om twee van de vijf Brusselse grondwaterlichamen te modelleren: die van het Brusseliaanzand (model Hydrobrux) en die van het Landeniaan (model Hydroland).
Hydrobrux (2012 – 2015) focust op het grondwaterlichaam van het Brusseliaanzand. Deze voorraad bevindt zich op de oostelijke helling van de vallei van de Zenne en is van het grootste belang, want 80% van het onttrokken water in het BHG, voor elk gebruik, is afkomstig van deze laag en de grote meerderheid ervan is bestemd voor de drinkwaterbevoorrading (zie de indicator “Waterbevoorrading en verbruik van het leidingwater”).
Hydroland (2014 – 2016) focust op het grondwaterlichaam van het Landeniaan, een watervoerende laag die dieper is dan die van het Brusseliaanzand en afgesloten (ze bevindt zich namelijk onder een onderdoordringbare laag die onder druk staat). Hoewel aan deze laag minder water wordt onttrokken dan aan het Brusseliaanse grondwaterlichaam, kan ze toch als de tweede strategische grondwaterreserve in het BHG worden beschouwd.
Het doel van deze modellen is het voortbestaan van de watervoorraden te ramen en dus de gevoeligheid van de watervoerende lagen voor de druk waaraan ze zijn onderworpen te beoordelen (variaties in de aanvulling en/of onttrekking), meer bepaald in de context van de klimaatveranderingWijst op trage variaties van de klimaatskenmerken mettertijd, op een welbepaalde plaats : opwarming of afkoeling. Sommige vormen van luchtvervuiling, veroorzaakt door menselijke activiteiten, zijn een bedreiging voor het klimaat in de zin dat er een globale opwarming zou kunnen ontstaan. Dit verschijnsel kan belangrijke schade veroorzaken: stijging van de zeeniveaus, verergering van de uiterste klimaatsverschijnselen (droogtes, overstromingen, wervelstormen, enz.), destabilisatie van de bossen, bedreiging voor de zoetwatervoorraden, moeilijkheden voor de landbouw, woestijnvorming, vermindering van de biodiversiteit, verspreiding van tropische ziekten, enz.. Ze moeten ook de waterstromen die tussen het Brussels en het Vlaams Gewest stromen kwantificeren. Voor Hydrobrux was het in kaart brengen van de interacties tussen de grondwaterlaag van het Brusseliaanzand en de Woluwe-waterloop een bijkomende doelstelling.
Stap 1: ontwikkeling van 3D-modellen van de geologische formaties
De eerste stap was de “bouw” van de 3D-architectuur van de Brusselse ondergrond met het geheel van gekende geologische formaties in het BHG, van aan de oppervlakte tot aan de top van de paleozoïsche sokkel (de oudste en diepste (> 100m) gekende laag in Brussel).
Eerst werden de hoogten van de toppen van formaties afkomstig van 3250 boringen/peilingen in een databank ingevoerd (Microsoft Access). Met behulp van een geografisch informatiesysteem (GIS) werden deze verschillende gegevens vervolgens geïnterpoleerd om de toppen van de verschillende geologische lagen in kaart te brengen. Ten slotte werd de 3D-architectuur opgebouwd door de verschillende oppervlakken die in de vorige stap in 2D werden gemodelleerd op elkaar te plaatsen. Zo werd een 3D-weergave, een zogenoemde “layer cake” verkregen.
Stap 2: hydrogeologische modellering
De tweede grote stap was het modelleren van de bestaande stromen binnen elk van de onderzochte hydrogeologische systemen (Brusseliaanzand of Landeniaan) onder FEFLOW 6.0. Na implementatie van de geologische, hydrogeologische, hydrologische en klimaatgegevens werd het model zodanig gekalibreerd dat het, onder andere, de tussen 2009 en 2013 gemeten piëzometrie weergaf.
Beoordeling van het voortbestaan van de beschikbare voorraden
Het voortbestaan van de beschikbare watervoorraden in het Brusseliaanzand en het Landeniaan werd geraamd via de studie van twee invloedrijke parameters: de infiltratie en de onttrekkingen van water. Door de waarden van deze parameters te wijzigen, werden verschillende scenario’s verkregen.
Voor het Brusseliaanzand blijkt duidelijk dat de infiltratie – of het bijvullen van water van het systeem via de neerslag, de belangrijkste parameter is die de piëzometrie van de laag (nl. het waterniveau) beïnvloedt. De sterke of minder sterke aanvulling van de laag lijkt een meerjarige seizoenscyclus te volgen en hoewel ze vandaag eerder laag is, zou ze in de komende jaren geleidelijk moeten stijgen. Een redelijke stijging van de onttrokken debieten zou de beschikbare voorraden niet mogen bedreigen.
Voor het Landeniaan stijgt de piëzometrie al sinds verschillende jaren, vooral in het noorden van het BHG. Dit wijst erop dat de huidige exploitatie een beperkte invloed lijkt te hebben op de - a priori voldoende - watervoorraden maar geen te sterke stijging van de onttrekkingen zou rechtvaardigen. Dit grondwaterlichaam lijkt inderdaad vrij gevoelig voor de onttrokken debieten.
In de huidige toestand lijkt de exploitatie van deze twee watervoerende lagen dus redelijk en hun beheer duurzaam. De modellen tonen ook aan dat de twee waterlichamen gevoelig kunnen zijn voor de klimaatverandering, via een variabiliteit van de hoeveelheid neerslag.
Kwantificering van de uitwisselingen van grondwater met het Vlaams Gewest
De interregionale uitwisselingen binnen het Brusseliaanzand en Landeniaan werden gekwantificeerd en in kaart gebracht en dit toont een positieve balans aan voor het BHG. De belangrijkste ingangspunten van deze stromen bevinden zich langs de zuidgrens en de oostgrens voor de twee onderzochte watervoerende lagen. Voor het Landeniaan bevinden de belangrijkste ingangspunten zich langs de noord- en westgrens en voor het Brusselliaan uitsluitend langs de noordgrens.
Weergave van de interacties tussen het grondwaterlichaam van het Brusseliaanzand en de Woluwe-waterloop
De laag lijkt voornamelijk te worden gedraineerd door de rivier, vooral in het stroomopwaartse gedeelte van de waterloop, een hoofdzakelijk bebost gebied. Meer stroomafwaarts, in de stedelijke omgeving, zouden de regenwatercollectoren de laag sterker draineren dan de Woluwe, wat dit systeem overigens bijzonder complex maakt voor een nauwkeurige modellering. Door de vele onzekerheden als gevolg van de bijzondere omgeving van de Woluwe (nabijheid van de collector en moeilijk te kwantificeren interacties met de grondwaterlaag), zijn de resultaten die met het model worden verkregen onvolledig en voorlopig.
Naar een derde hydrogeologisch model
De hydrogeologische modellen die in de huidige projecten (Hydrobrux en Hydroland) werden ontwikkeld blijven zeer belangrijke instrumenten, die we kunnen blijven gebruiken, meer bepaald om voorspellingen te maken en beslissingen te nemen in het kader van het duurzaam grondwaterbeheer in het BHG.
We zullen deze instrumenten continu kunnen verbeteren dankzij nieuwe gegevens waarmee we de kalibrering kunnen verfijnen en dankzij een meer diepgaande kennis van het Brussels hydrogeologisch systeem.
Het Hydrobrux-model heeft echter een aantal zwakheden. Eerst en vooral is het moeilijk om de invloed van de collectoren en van het gehele hydrografische netwerk op de onderzochte grondwaterlichamen te integreren. Ten tweede bemoeilijken de sterk verstedelijkte omgeving van het Gewest en de talrijke antropogene wijzigingen die in de loop van honderden jaren aan het hydrografisch systeem werden aangebracht het onderzoek.
Er wordt dus een derde model van het geheel van het Brusselse hydrogeologisch systeem ontwikkeld om de vastgestelde zwakheden op te lossen. Het zou vollediger en nauwkeuriger moeten zijn dan het Hydrobrux-model. De horizontale uitbreiding ervan zal het mogelijk maken om heel het BHG erin op te nemen. De verschillende doorboorde geologische lagen zullen nauwkeuriger worden gedefinieerd en er zal beter rekening worden gehouden met de riolerings- en hydrografische netten.
Om te downloaden
Andere publicaties van Leefmilieu Brussel
- Interactieve kaart van de geologie
- Interactieve kaart van de grondwater winningen
- Interactieve kaart van de meetstations van het niveau en de kwaliteit van het grondwater
- Interactieve kaart van de gegevens van het waterniveau en van de kwaliteit van het grondwater
Studie(s) en rapport(en)
- BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST (Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen) & AQUALE - ECOFOX DEVELOPPEMENT, 2011. Project Hydrobrux. “Etude hydrogéologique de la masse d’eau souterraine des sables du Bruxellien – Phase 1 : Modélisation géologique”. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 56 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
- AQUALE - ECOFOX DEVELOPPEMENT & BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST (Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen), december 2015. Project Hydrobrux. “Etude hydrogéologique de la masse d’eau souterraine des sables du Bruxellien – Phase 2 : Modélisation hydrogéologique”. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 470 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
- BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST (Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen) & AQUALE - ECOFOX DEVELOPPEMENT, augustus 2015. Project Hydroland. “Etude hydrogéologique de la masse d’eau souterraine des sables du Landénien – Phase 1 : Modélisation géologique”. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 61 pp. (enkel in het Frans) (.pdf)
- AQUALE - ECOFOX DEVELOPPEMENT & BELGISCHE GEOLOGISCHE DIENST (Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen), december 2016. Project Hydroland. “Etude hydrogéologique de la masse d’eau souterraine des sables du Landénien – Phase 2 : Modélisation hydrogéologique”. Studie in opdracht van Leefmilieu Brussel. 273 pp. (enkel in het Frans) (.pdf) http://document.environnement.brussels/opac_css/elecfile/20161215-R-2016-043-Vfinale_p1_a_p133.pdf en (.pdf) et http://document.environnement.brussels/opac_css/elecfile/20161215-R-2016-043-Vfinale_p134_a_p278.pdf
- CAMBIER G. & DEVLEESCHOUWER X., december 2013. “A GIS-based methodology for creating 3D geological models in sedimentary environment : application to the subcrop of Brussels”. Zeitschrift der Deutschen Gesellschaft für Geowissenschaften, 164(4): 557-567, 12 pp. (in het Engels)
- DEVLEESCHOUWER X. & POURIEL F., 2006. “Brussels Urban Geology (BUG) : a 2D and 3D model of the underground by means of GIS”. The Geological Society of London, IAEG2006 Paper number 420. 9 pp. (in het Engels) (.pdf)
Plan(nen) en programma(‘s)